<-Home

 

Inhoud dierenarts.  

-Dierenartsen           Nederland     /    Belgïe        
-Dierenartspagina.nl   Voor dierenartsensites
-Parasitaire infecties  door: Dr.Hedwig van der Horst.    
-Reovirus        Laatste bericht;  jan. 2007 
-H5N1-virus    Laatste bericht;  maart 2009

-Vaccin geneest muizen van vogelgriep  maart2009

-Natuurlijke middelen tegen griep door: Johan Bolhuis, arts
-Te veel zonnebloempitten aan een papegaai         
-De meest voorkomende VOGELZIEKTEN bij zaadetende vogels.
-Zoonosen door:  Dr.  Hedwig van der Horst. 
-Vogels in de rui.door: Dr Hedwig van der Horst.

-Noorse-bloedmijt 

-Zwarte luis
-Bloedmijten

-Dutchies - roofmijt

-Luchtpijpmijt.
-De inwendige organen; longen, het hart en de bloedsomloop, 
  lever,
 levercirrose,  nieren, het  vrouwelijkegeslachtsorgaan.
-Kliermaag verwijdingssyndroom(KDS)  , Proventricular Dilatation Syndrome

- Kliermaag Dilatatie Syndroom (KDS)      Gerry M. Dorrestein, NOIVBD
-Vogelmest als indicator voor verschillende ziekten .
-Richtlijnen ter voorkoming en genezing v.ziektes. Door: Harrie v.der Linden
-Worminfecties. door Peter Bastiaansen (dierenarts)

- Drinkwater en zuurgraad 1.    Hedwig van der  Horst .

- Drinkwater en zuurgraad 2.   Paul van der Vliet .

-Het aanzuren van drinkwater anders bekeken.  door: John van der Jagt.

-Nagelsknippen.

-Vitamine D3   is nodig voor de calcium- en fosforstofwisseling.  

-Sepia/calcium

-Vapona Casette tegen insekten in vogelverblijf.

-DNA Geslachtsbepaling   Prof. Dr. Luc Peelman

-Endoscopische geslachtsbepaling  of  laten chippen ?

-Mexicaanse griep nu ook bij vogel

 

top

=============================//=================================    

Dierenartsen uit Nederland en BelgïeP

Gespecialiseerd / ervaring in vogels.

 

Een website/forum is niet de aangewezen plaats om uitgebreid in te gaan op
ziektes van je vogels! Mijn advies is dan ook:
Indien u vermoed dat uw vogel ziek is ,
twijfel dan geen moment en raadpleeg een goede specialist !

Uw vogel kan al dagen ziek zijn voordat er uiterlijke symptomen optreden.
Een vogel is erg kwetsbaar,en daarom kan een simpele verkoudheid soms al
een aanleiding zijn voor andere ziekten door een verminderde weerstand.
Omdat vogels zo kwetsbaar zijn kunnen ze hier dan snel aan dood gaan.
Kijk op onderstaande lijst waar U met Uw vogel terecht kunt indien nodig,
niet iedere dierenartspraktijk kan U verder helpen met Uw vogel omdat
de vogel niet altijd een veel geziene gast is.

 

Dierenartsen in Nederland;  www.poicephalus.nl

Van dierenartsen met een *  is bij mij bekent dat ze Gespecialiseerd of ervaring met vogels hebben .

1:*Dierenkliniek De Baronie.   dierenarts / vogelarts
Dr. Peter Bastiaansen
Beeksestraat 60b. 4841 GD  Prinsenbeek
   
Tel: 076 - 5415030  Fax: 076 - 5424141
  
http://www.dierenkliniekdebaronie.nl    www.poicephalus.nl

 2:*Bijzondere dierenpraktijk "Den Horst .   Dierenarts voor vogels en reptielen.w.poicephalus.nl
Mevr. Dr. Hedwig van der Horst.  Dorpstraat 25b 5133 AD  Riel.   Tel: 06-54668826 
vogelpraktijkdehorst@hotmail.com  

 3:*Diagnostisch Laboratorium  NOIVBD (Nederlands .Onderzoek .Instituut voor Vogels en Bijzondere  Dieren.)
Gerry M. Dorrestein. Wintelresedijk 51 - 5507 PP Veldhoven.  
 www.poicephalus.nl
Ten allen tijde bereikbaar via 06 1105 7602 
info@NOIVBD.nl     
www.NOIVBD.nl    www.poicephalus.nl

4:*Dierenartsenpraktijk Zelhem & Halle     www.poicephalus.nl
Drs A.A. Oranje - Drs. P.C.R. van Rossum.  Halseweg 27/d - 7021 HV -Zelhem.Tel;0314 - 621272
http://www.dierenartsenpraktijk   
www.vogelziekenhuis.nl      

5;*Dierenartsenpraktijk Naarden. 
  www.poicephalus.nl
Drs.G.Theel. Zwarteweg 12A-1412 GD Naarden.Tel;035-6945073   
http://www.dierenartsnaarden.nl/ 

6:*Dierenartspraktijk Feld .   www.poicephalus.nl
Dr.F.W.M. Feld.  v.Bemmelstraat 1 - 3818 PA Amersfoort Tel 033-2864772   www.poicephalus.nl
Fax: 033-4650156 
        (hoek Kapelweg)  
http://www.dierenkliniekfeld.nl   www.poicephalus.nl

7;*Dierenkliniek IJburglaan     dierenarts / vogelarts
Carreen Loriaux en Rob van Zon,  IJburglaan 983      1087EN Amsterdam  Tel: 020-4161435
Spoed buiten openingstijden: 06-40279286 of 06-40276387
info@dierenkliniekijburglaan.nl
www.dierenkliniekijburglaan.nl

8:* Afdeling Vogels en Bijzondere Dieren – Faculteit Diergeneeskunde Utrecht
Yalelaan 108 (De Uithof)
3584CM Utrecht.
U heeft geen doorverwijzing nodig en kunt rechtstreeks een afspraak op de poli maken bij een specialist.
Afspraak maken: 030-253 9411 of https://www.diergeneeskunde.nl/direct-afspraak-maken/
Telefonisch spreekuur: 13u30-14u30 op 030-253 1799
24/7 spoeddienst: 030-253 9411
Facebookpagina afdeling: www.facebook.com/VBDUKG

9:*Veterinair centrum Someren    wwdierenarts / vogelartsw.poicephalus.nl
Dr. Bas ten Bruggen Cate  Slievenstraat 16 -  5711 PK  Someren  Tel: 0493 - 491770

10:*Vogelkliniek Zuid-Nederland     www.poicephalus.nl
Dr. T. Evers  Bogardeind 76 - 5664 EK  Geldrop Tel:040 - 2800377 
info@vogelkliniek.nl

11:*Dierenkliniek Centrum Oost    www.poicephalus.nl
Dr. P. van Doormalen .  Oostenburgergracht 183 -  1018 ND  Amsterdam  Tel: 020 - 6206611 

Dierenkliniek-centrum-oost.nl    www.poicephalus.nl

12:*Dierenkliniek "Hoofdstraat"   www.poicephalus.nl
Drs. F. Verstappen. specialist "Vogels, Bijz. dieren" www.poicephalus.nl

Hoofdstraat 121-123 - 3971 KG - Driebergen- Rijsenburg. Tel;0343-512063   Fax: 0343- 577283
http://www.dierenkliniekhoofdstraat.nl

13*Dierenziekenhuis Drachten     (vroeger Dierenkliniek "De Toren" ) w.poisephalus.nl         
Dr. Anton Beijer & Dr. Jantsje Beijer
   www.poicephalus.nl

De Bolder 74    9206 AR Drachten   tel. 0512-513627   
http://dierenziekenhuisdrachten.nl/

14:*Dierenkliniek Christenhuis,  www.poicephalus.nl
Oudorperstraat 18  1023 SW Amsterdam. Tel;020-6364681 Website:

Dierenartschristenhuis.nl              

15:wDierenkliniek Risdam    www.poicephalus.nl
Hoorn-Centrum Nieuwe Steen 41 1625 HV Hoorn (Risdam)      www.poicephalus.nl
Lambert Meliszweg 20  1622 AA Hoorn (Centrum)        www.poicephalus.nl
Telefoon: 0229 - 23 59 41  Fax: 0229 - 27 02 64      www.poicephalus.nl
Email:
jbaas2@cs.com   
www.dierenkliniekrisdam.nl     www.poicephalus.nl

16: Dierenkliniek De Wetering   www.poicephalus.nl
Dr. S.T. v/d Wardt.  Weteringschans 141 - 1017 SE  Amsterdam Tel: 020 - 6221884 
Dierenkliniekdewetering.nl    www.poicephalus.nl

17: Dierenkliniek Zuiderkaag.     www.poicephalus.nl
De Boog 74   1741 MT   Schagen     Tel: 0224 –   218997       
www.dkzuiderkaag.nl

18: J. Frowijn en J.A. Vermeulen     www.poicephalus.nl
Zunabrink 202 206 - 7544 DV  Enschede   Tel;053-4780520 
    www.poicephalus.nl

19: S.A.B.I. Wolters    www.poicephalus.nl
Europaplein 19  1078 GS AmsterdamTel.020-6642094  
  www.poicephalus.nl
Fax. 020 - 6797984
   www.poicephalus.nl
http://www.dierenkliniek-europaplein.com/dierenkliniek-vogels.html

20: Dierenkliniek Den Heuvel .
G. van Dorssen 
Oirschotseweg 113. 5684NH.
Best    
Tel; 0499- 374205 
  www.poicephalus.nl

21: Dierenartsenpraktijk Zehlem-Halle     www.poicephalus.nl
Halseweg 27/D  7021 HV  Zelhem
Tel: 0314-621 272 
www.poicephalus.nl
http://www.dierenartsenpraktijk-zelhem-halle.nl

22: Dierenkliniek Aerts –Bosch.    www.poicephalus.nl
Y. Aerts en M.M.J Aerts-Bosch
Dullaertstraat 43.
  4561 KA   Hulst.
Tel. 0114-314015
http://www.dierenkliniekhulst.nl


23:    /////////

24: S.F.G.G. van der Sanden  www.poicephalus.nl
Lammergierstraat 15b. 6215 AH   Maastricht
Tel: 043-3438842     
    www.poicephalus.nl

25: Dierenkliniek Broerdijk.    www.poicephalus.nl
J.M.M. Cornelissen
Broerdijk 1 - 6523 GM  Nijmegen    
Tel: 024 - 3225331   www.poicephalus.nl

http://www.dierenkliniekbroerdijk.nl

26: E.M. Zegers      www.poicephalus.nl
Dierenarts E.M. Zegers. 
Samuel Esmeijerplein 14. 3067 AP
   Rotterdam

Tel;010-4550005

http://www.dierenartszegers.com

27: Gezelschapsdierenkliniek Roosendaal     www.poicephalus.nl
Drs.B. Magnus.
Gastelseweg 45 - 4702 JL - Roosendaal
Tel;0165 - 557500 
  www.poicephalus.nl
gezelschapsdierenkliniekroosendaal.nl     www.poicephalus.nl

28: Dierenkliniek Visee . www.poicephalus.nl
A.M. Visee. 
L.Zimmermanplein 50 . 3122 GR
Schiedam
Tel: 010-2470110 
     www.poicephalus.nl
http://www.dierenkliniekvisee.uwdierenartsonline.nl

29: Dierenkliniek Hoograven.    www.poicephalus.nl
D. Blokland-Heijnen.
Detmoldstraat 10 
Utrecht
Tel. 030-2886469 
w  w.poicephalus.nl
http://www.dierenkliniekhoograven.nl

30: Dierenarts P.J.Kindermans.  www.poicephalus.nl
v.Hogendorplaan 24. 3135 CD Vlaardingen
Telefoon 010-4343084 
  www.poicephalus.nl
http://www.dierenartskindermans.nl/index.html

31: Dierenartsenpraktijk A J Diender.      ww.poicephalus.nl
Bert Diender.    
Dokter Stavermanstraat 57.  4382 LE
Vlissingen
Tel.
0118-410910
http://gids.vlissingen.nl/adressengids/Natuur,-Milieu,-Dieren?
id=108&pi=69&org_id=197413&when=&time=&pi=69

32: Dierenkliniek De Langstraat     www.poicephalus.nl
Eerste Zeine 112.  5144 AM Waalwijk
Tel;0416-334000 
     
Bereikbaar: dagelijks, dag en nacht  0416 - 340 821
  
info@delangstraat.com
www.delangstraat.com  www.poicephalus.nl

33: R.G.G. Bronnenberg    www.poicephalus.nl
Egelinglaan 36.  3705TD
Zeist Tel: 030 6961055    www.poicephalus.nl

34: Dierenartspraktijk 't Bijsterveld       www.poicephalus.nl
't Bijsterveld 3  5701 GW Helmond
Tel;0492-525348   .nl
  www.poicephalus.nl
   www.poicephalus.nl  
35: Dierenkliniek De Koerdijk   www.poicephalus.nl
Dr. S.Volp. Koerdijk 16 -7443 PR- Nijverdal
Tel: 0548-615222
   www.poicephalus.nl

36: B.J. Mangus Korvelseweg 184 5025 JM Tilburg
Tel: 013 - 5802500
Praktijk: 013 - 5420274

37: Dierenkliniek Prinsenland  www.poicephalus.nl
Mahatma Gandhistraat 12  3066 VA Rotterdam
Tel;010-4473013    w

www.dierenkliniekprinsenland.nl ww.poicephalus.nl

38: Dierenziekenhuis Rotterdam   www.poicephalus.nl
Pascalweg 4  3076 JP  Rotterdam-Lombardijen
Tel:010-4925151  Fax:010-4925145
    www.poicephalus.nl
Dierenziekenhuis.nl    www.poicephalus.nl

39: Robert Jassies, Rietveldlaan 80  Wageningen
Tel;0317-412432   www.poicephalus.nl

40: Dierenartsenpraktijk Walcheren  Gezelschapsdierenpraktijk Oostkapelle  www.poicephalus.nl
Oude Domburgseweg 33A  4356 CB Oostkapelle 
Tel: 0118-581443  www.poicephalus.nl
http://www.dapwalcheren.nl

41: Dierenkliniek voor Gezelschapsdieren"Leeuwarden"   www.poicephalus.nl
Jelsumerstraat 47  8917 EM Leeuwarden Tel. 058-2123891
     www.poicephalus.nl
Kliniekvoorgezelschapsdieren.com    www.poicephalus.nl

42: DAP Schonauwen  www.poicephalus.nl
Dr. R.J. Corbee Cascademuur 24 3991 VP Houten Tel: 030-6352316 Fax: 084-2226503 

info@dapschonauwen.nl  
www.dapschonauwen.nl     www.poicephalus.nl

43: Dierenartsenpraktijk De Roosberg    www.poicephalus.nl
Dierenarts Janneke de Ruijter.  Roosbergseweg 16a · 4854 PM Bavel 
 
Telefoon 0161-437777 
fax:   0161-43 77 88    
info@dapderoosberg.nl  
www.poicephalus.nl
www.dapderoosberg.nl  
   www.poicephalus.nl

44: Dierenkliniek Hardenberg www.poicephalus.nl
Mevr. C. Poot.  7771 EN Plutolaan 7  Hardenberg
Tel: 0523- 261013    www.poicephalus.nl
http://www.dierenkliniekhardenberg.nl

45:     www.poicephalus.nl

 

-------/////-------

:*Vogelkliniek Den Haag.     Dr. I Palgi  is met pensioen  zins 2009 .

-------/////-------

Kliniek voor vogels   Meppel      Verwijderd wegens klachten . 

Papegaaienpraktijk Hellendoorn  Ommerweg 52 .   7447 RG   Hellendoorn       Verwijderd wegens klachten .

top

top                  Dierenartsen in Belgïe

www.poicephalus.nlwww.poicephalus.nl

Van deze dierenartsen * is bij mij bekent dat ze Gespecialiseerd of ervaring met vogels hebben . www.poicephalus.nl

1: H. Decock. Guido Gezellestraat 60.               Aartselaar  Tel;03 877 42 41    www.poicephalus.nl

2:Dr Guy Werquin  Elverdingsestraat 50.    8900  Ieper Tel;(057) 20.48.58   Email guy@werquin.com

3: L. Wellens    Lommelsesteenweg 183            Leopoldsbrug    Tel;011 345 442

4: Dr P. Dooghe    Beemdstraat 10c              3920 Lommel Tel;011-544 122  wwww.poicephalus.nl

5: Dierenartsenpraktijk Trigenio
Dr. Peter Coutteel      Dorsel 38           2560   Nijlen  Tel;03 481 92 55  Tel.: 03/380.00.30  
Fax: 03/380.00.38  E-mail:
coutteel@pandora.be  www.poicephalus.nl

6: Dierenarts vétérinaire DVM   www.poicephalus.nl
Dr. Ludwig Van der Wouwer Heuvelstraat 18.    2560 Nijlen Tel: 03 4111156
    Email; Ludwig.vdw@pandora.be  

7: Dr. J.v/d Cruysen   Geraardsbergse steenweg 130     9860 Oosterzele    Tel;09 3625637

8: Dr. Deprest            www.poicephalus.nl          Ruislede    Tel;051 689 893   wwwwww.poicephalus.nl.poicephalus.nl

9: *Dr. Dieltjes    Villerslei 232                      Schoten  Tel;03 685 13 42  

10: Dr. Erwin Louagie  Wijnendalestraat 23 Torhout (Wijnendale) Tel;050 216 934  Email :erwinlouagie@yahoo.com

11: Dr. C. Van den Wijngaert                                 Wilrijk Tel;03 808 59 26   

12: Dr. Paul Symens   Ichtegemsestraat 2.   8211  Aartrijke Tel;050241372

13. *Dr. G. Deconinck. Brusselsesteenweg 661b. 9050  Gent. Tel;0476-554426 Vogels, Duiven en Pluimvee.   

14. Dr. Marc Cleynen. Hendrik Consciencestraat 17. 2970 Schilde (België – Provincie Antwerpen)Tel;03.3834078   
15. Ferdie Van der Sanden. Strodorp 41             Lanaken-Veldwezelt    Tel; 0031 89 72 1776 

16.Tilly Taveirne     Ichtegemstraat          8680 Koekelare  West-Vlaanderen Tel;0497813707

17. Operaties-radiografie-alle onderzoeken Semey Luc Parkstraat 119b. 1800 Vilvoorde gsm 0495 33.80.42 
E-mail : dierenarts-semey-luc@skynet.be   www.poicephalus.nl

18.*Bjorn Geeroms Assesteenweg 37.    1761 Roosdaal  tel 0477 72 61 89  ( seksen endoscopie )

19. Dierenkliniek Merelbeke .  Pluimvee en Bijzondere diersoorten   www.poicephalus.nl
Salisburylaan 133.     9820 Merelbeke Tel;09 264 74 38 / 09 264 74 41

20. *Dr. Filip Verlinden  Kratenberg 8.         3221 Nieuwrode-holsbeek    Tel: 0498/102159
E-mail
   filip.verlinden@belgacom.net   www.poicephalus.nl

Heeft u nog adressen welke niet voorkomen op bovenstaande lijst van dierenartsen welke
gespecialiseerd of goede ervaring hebben met vogels, stuur mij dan hun gegevens door
met u ervaring met deze dierenarts zodat u er ook andere vogelliefhebbers mee kan helpen. 

Ook hoor ik het graag als u met één van bovenstaande dierenartsen slechte ervaring heeft.
Dit alles blijft natuurlijk anoniem. 
www.poicephalus.nl

 

 top

==============================//==============================

 

voor dierenartsensites

 



   dierenarts.pagina.nl        d

 

 

top

========================//==========================

 

 

                             Parasitaire infecties  

Door;  Hedwig van der Horst.

Mevr. v. d. Horst is als dierenarts, gespecialiseerd in vogels.
 

INLEIDING:

Parasitaire infecties vormen een belangrijk deel van de vogels die een vogeldierenarts aangeboden krijgt.
Ook bij onderzoek van gestorven vogels blijkt er regelmatig sprake te zijn van een parasitaire infectie.
Dit is jammer en vaak overbodig, want de meeste parasitaire infecties bij vogels zijn snel te onderkennen
en goed te behandelen.

Sinds 1986 is de Dierengeneesmiddelenwet in werking getreden. Deze wet bepaald onder andere
dat een aantal medicijnen verkrijgbaar zijn via de dieren winkel. Deze medicijnen kunnen dus
zonder tussenkomst van een dierenarts gekocht worden. De meeste van deze medicijnen zijn
bedoeld ter bestrijding van parasieten.

Het is dus van groot belang dat een vogeleigenaar een parasitaire ziekte bij zijn vogels herkent.
Hij moet tevens weten welke verschillende parasieten voor kunnen komen, omdat iedere groep
parasieten een aparte behandeling behoeft. Vaak is er nader onderzoek nodig, om te bepalen welke
parasiet in het spel is. Soms is voor dit onderzoek verenmateriaal of huidstof nodig, soms is ontlasting
voldoende. In overleg met een dierenarts is te bepalen welk onderzoek nodig is om tot de juiste diagnose
te komen. Als de diagnose eenmaal gesteld is, dan heeft de eigenaar de keuze zijn medicijnen te
betrekken bij de dierenarts of bij een dierenwinkel. Bij de dierenwinkel zijn de medicijnen
geregistreerd voor bepaalde vogels (bijvoorbeeld kanaries, zangvogels, kooi - en siervogels enz.) Het
medicijn mag alleen toegediend worden als de zieke vogel behoort tot de categorie die op het etiket
vermeld staat. Ook de dosering die op het etiket vermeld staat moet aangehouden worden. Alleen onder
supervisie van een dierenarts en in bepaalde omstandigheden mag hiervan worden afgeweken. In het
onderstaand overzicht worden een aantal, veel voorkomende, parasitaire infecties bij vogels
genoemd, met een aanbevolen behandeling.

Bij de behandelingen ben ik vanuit gegaan zoals ik ze aanbeveel. Een aantal van de medicijnen die
genoemd worden zijn verkrijgbaar in de dierenwinkel. De doseringen die ik van deze medicijnen noem,
kunnen echter afwijken van hetgeen er op het etiket staat. Deze doseringen mogen dan alleen onder
verantwoording van een dierenarts gebruikt worden.


MIJTEN.

De mijten die het meest voorkomen bij vogels zijn de Rode Bloedmijt (Dermanyssus gallinae) en de
Noorse Vogelmijt (Ornithonyssus). De mijten komen voor bij allerlei vogels. De infectie wordt vaak
verspreid door wilde vogels.
De Rode Bloedmijt is vooral actief in de zomer en nazomer (bij hoge buitentemperatuur).
De Noorse Vogelmijt kan het hele jaar problemen geven.

Problemen die veroorzaakt worden door mijten bestaan vaak uit onrust in de kooi. De vogels zitten
vaak te krabben, schuren en pikken in hun verenkleed, wat daardoor rommelig eruit gaat zien. De mijten
zitten graag in het nestmateriaal. Daardoor worden de vogels, steeds als zij op het nest komen
aangevallen door de mijten. Dit resulteert in slechte broedzorg en slechte kweek.

De diagnose kan gesteld worden door microscopisch onderzoek van stof uit spleten, kieren, naden,
onderkant van zitstokken en nestmateriaal. Overdag is de mijt niet aanwezig op de vogel. Het heeft
dus geen zin om met het dier naar de dierenarts te gaan.

Mijten kunnen bestreden worden met bestrijdingsmiddelen. De middelen die behoren tot de groep
Pyrethroïden zijn veilig en worden snel afgebroken in het milieu. Pulvex is een van deze middelen.
Het is een poeder dat met behulp van een zoutvaatje gestrooid kan worden in kieren, naden en spleten.
Ook de
vogels zelf kan licht bepoederd worden. Deze behandeling moet herhaald worden

(na 5 dagen bij een buitentemperatuur van boven de 20 graden C., na 7 dagen bij een temperatuur
tussen 12 en 20 graden en na 14 dagen bij een temperatuur beneden de 12 graden C.) Het is
verstandig om voor de behandeling het nestmateriaal te verwijderen en de zitstokken te desinfecteren.

top
WORMEN.

De meest voorkomende wormen behoren tot de spoelwormen.
Deze groep kan onderverdeeld worden in: de oogworm, " normale " spoelworm, haarworm en de
gaapworm. Naast de spoelwormen kunnen lintwormen een probleem vormen.

OOGWORMEN.

De oogworm komt voor bij beo's. De infectie (de wormeitjes) worden verspreidt door krekels.
Als een beo een besmette krekel eet, dan komen de wormeitjes vrij in de maag van de vogel. De eitjes
ontwikkelen zich tot wormen die vanuit het maagdarmkanaal naar het oog verhuizen.

De infectie komt vrijwel alleen voor bij geïmporteerde vogels. Het is niet bekend of de infectie zich in
Nederland kan verspreiden. De worm bevindt zich achter het knipvlies of tussen het ooglid en het
hoornvlies en is daar meestal zichtbaar op het moment dat de vogel met zijn ogen knippert. Meestal
heeft de vogel geen last van een oogworm, maar een enkele keer kan de worm een oogontsteking
veroorzaken. Het is verstandig om de vogel te behandelen voordat deze problemen optreden.

De behandeling kan bestaan uit een injectie Ivomec.

top

SPOELWORMEN.

Spoelwormen komen voor bij beo's, toekans, spreeuwen en lijsters. De meeste spoelwormen leven in
de dunne darm. Alleen bij een heftige infectie worden de vogels ziek en krijgen ze diarree. Een enkele
keer is het aantal wormen in de darm zo groot, dat de darm verstopt raakt, en de vogel sterft.

Diarree kan veroorzaakt worden door zeer veel ziekten. Het is met het blote oog niet te zien of het
gaat
om een spoelworminfectie of een andere ziekte.

Het is wel zeer eenvoudig om spoelwormeieren aan te tonen met behulp van microscopisch onderzoek van
de ontlasting.

Daarom is het verstandig om, bij aankoop van nieuwe vogels, eerst de ontlasting na te kijken door
een dierenarts, voordat de nieuwe vogels in contact komen met de rest van het bestand.
Spoelwormen kunnen bestreden worden met diverse middelen.

Een er van is Panacur (actief bestandmiddel: fenbendazol) Dit is een erg veilig middel dat de wormen
geleidelijk doodt. De dosering is 20 mg/kg lichaamsgewicht, via de bek, herhalen na 10 dagen.
Nadeel van Panacur is dat de vergroeiing van de veren ("kromme veren") veroorzaakt als het toegediend
wordt tijdens de rui.

Ivomec (actief bestandmiddel: ivermectine) en Ripelcol (actief bestandmiddel: levamisol) zijn ook te
gebruiken. Het nadeel van deze middelen zijn, dat deze alle wormen ineens doodt. Deze dode wormen
kunnen op hun beurt een verstopping van het darmkanaal veroorzaken,met fatale gevolgen voor de vogel.
Ivomec en Ripercol kunnen wel tijdens de rui gegeven worden.

Ripercol is vrij giftig en het moet daarom zeer nauwkeurig toegediend worden
(180 - 540 mg/l drinkwater gedurende 1 - 3 dagen) en liever niet per injectie omdat
vergiftigingsverschijnselen dan eerder optreden.

De vergiftigingsverschijnselen bestaan uit braken, trillen, van de stok vallen,toevallen en krampen.
Als deze verschijnselen optreden, dan moet het drinkwater onmiddellijk vervangen worden door schoon
drinkwater.

Bij vogels met een lichaamsgewicht boven de 30 gram moet Ivomec toegediend worden via een injectie.
Kleine vogels kunnen behandeld worden met een druppel Ivomec op de kale huid.
(verkrijgbaar onder de naam Antiluchtpijpmijt van Bogena)
De huid aan de zijkant van de hals wordt hiervoor meestal gebruikt.


top
MAAGWORMEN.

Maagwormen komen vooral voor bij lijsters en spreeuwen.
De dieren ondervinden meestal weinig last van de infectie. Bij heftige infectie kunnen de dieren gaan
braken en soms kan een verstopping van het darmkanaal optreden, zoals dat bij de spoelwormen
beschreven is. De diagnose wordt gesteld met behulp van microscopisch onderzoek van de ontlasting.

Behandeling bestaat uit toediening van medicijnen met het actieve bestanddeel oxfendazol.

 

 HAARWORMEN.

Haarwormen komen voor bij vele vogels. bij ernstige infectie kan bloederige diarree, braken en
bloedarmoede gezien worden. Meestal is de infectie vrij onschuldig. De infectie kan worden
overgebracht door regenwormen, maar de vogels kunnen ook elkaar besmetten.

De infectie is vast te stellen met behulp van microscopisch onderzoek van de ontlasting.

De infectie kan bestreden worden met Panacur (zie spoelwormen) of Mebenvet (bevat: mebendazol).
Net als Ripercol is Mebenvet vrij giftig. Het kan de lever beschadigen en verstopping van de darm door
dode wormen veroorzaken. Het middel kan toegediend worden via de bek (5-15 mg/kg lichaamsgewicht)
1 maal per dag gedurende 2 dagen. Bij kooien met een natuurlijke zandbodem, kan de kans op
herinfectie verminderd worden door een betonnen bodem aan te leggen.

top
GAAPWORMEN.

De gaapworm komt veel voor bij fazanten en kraaiachtigen zoals de beo. Via regenwormen, slakken en
duizendpoten kunnen andere vogels besmet raken. Als vogels besmette wormen, slakken etc. eten,
dan komen de wormeitjes vrij in de maag. Uit deze eitjes ontwikkelen zich de wormen, die via de darm
en de long naar de luchtpijp trekken. Daar veroorzaken de wormen een ontsteking met veel
slijmvorming. Hierdoor wordt de vogel heftig benauwd, gaat schudden met de kop, raakt zijn stem kwijt
en reutelt. Een besmette vogel kan door verstikking om het leven komen.

Een enkele keer is de worm te zien in het begin van de luchtpijp, als de vogel met wijd geopende bek
probeert adem te halen. In vrijwel alle gevallen zijn, met behulp van microscopisch onderzoek, de
eitjes van de gaapworm aan te tonen in de ontlasting.

De meest eenvoudige en afdoende behandeling bestaat uit een injectie Ivomec.

LINTWORMEN.

Lintworminfecties komen meestal voor bij importvogels.

Lintwormen worden verspreid door insecten. Daarom zijn insectenetende vogels vaker geïnfecteerd dan
andere vogels. In het algemeen geeft deze infectie weinig problemen. Bij heftige infecties kunnen de
vogels vermageren en diaree krijgen. In enkele gevallen kunnen de lintwormen een verstopping in de
darm
veroorzaken, met fatale gevolgen voor de vogel.

Het is lastig om een infectie bij een levende vogel aan te tonen. Soms zijn de delen van de lintworm als
kleine witte korrels aanwezig op de ontlasting. maar dit komt zelden voor. Ook microscopisch onderzoek
van de ontlasting kan niet altijd uitsluitsel geven. Lintwormen scheiden hun eieren namelijk in zeer korte
perioden uit. Buiten deze perioden zijn er in de ontlasting geen eieren aan te tonen.

De besmette vogel kan behandeld worden met middelen die niclosamide bevatten
(500 mg/kg lichaamsgewicht, via de bek, 1 maal per week, 4 maal) of met Drontal (bevat: praziquantel.
Dosering: 10-20 mg/kg via de bek, 2 maal met 10-14 dagen tussentijd) of oxfendazol.

Niclosamide zet onder andere de darm aan tot uitscheiden van de parasiet. Vaak zijn, na een behandeling
van de besmette vogel met niclosamide, de lintwormen terug te vinden in de ontlasting. Hiermee kan een
diagnose bevestigd worden. Bij de andere middelen blijft de gestorven lintworm nog een tijdje in de
darm achter en wordt daar verteerd.

In volières met natuurbodems (vooral als daar compost in verwerkt is), kunnen lintworminfecties een
probleem vormen. Bij het voorkómen van herinfecties is het, naast een rigoureuze insectenbestrijding te
overwegen om een natuurbodem te vervangen door beton.
 

top
PROTOZOEN.

Protozoen zijn een primitief soort parasieten die onder andere voorkomen in de darm (coccidiën) en in
het bloed (malaria en Hemoproteus).


COCCIDIEN.

Coccidiose kan een probleem zijn bij beo's, toekans en kleinere vogels. Alleen bij zeer heftige infecties
zijn de dieren algemeen ziek en hebben diaree, die soms met bloed vermengd is. Vogels kunnen elkaar
rechtstreeks besmetten als een vogel voedsel of water drinkt dat vervuild is met besmette ontlasting.

De infectie kan aangetoond worden middels microscopisch onderzoek van de ontlasting.

De behandeling van coccidiose bestaat uit Flagyl (bevat: metronidazol ) 10-30 mg/kg lichaamsgewicht via
de bek, 2 maal daags gedurende 10 dagen of 2 injecties.
 


MALARIA en HEMOPROTEUS.

Vogelmalaria wordt veroorzaakt door Plasmodium.

Malaria en Hemoproteus komen voor bij toekans, spreeuwen, lijsters, vliegenvangers en andere vogels.
De infecties worden verspreid door stekende insecten. Er zijn ver­schillende soorten malaria,
waarvan 1 dodelijk is. De andere soorten geven milde infecties.

Hemoproteus veroorzaakt in het algemeen milde infecties. De twee ziekten komen vooral voor bij
importvogels, maar kunnen ook voorkomen bij in Nederland gekweekte vogels.

Het meest opvallende symptoom van malaria en een hemoproteus infectie is een ernstige
bloedarmoede en benauwdheid. Beide infecties zijn aan te tonen door middel van bloedonderzoek.
De dieren kunnen behandeld worden met middelen die chloroquine ( 250 mg/120 ml drinkwater
gedurende 1-2 weken) bevatten. Als dit niet effectief is kan primaquine worden toegevoegd.


CONCLUSIE.

Sinds de dierengeneesmiddelenwet in werking is getreden heeft de eigenaar meer verantwoording
gekregen voor wat betreft de behandeling van zijn vogels. Uit bovenstaand overzicht blijkt dat voor
vrijwel iedere infectie een aparte behandeling nodig is. Vaak is het, zonder nader onderzoek, onmogelijk
om de ene infectie van de andere te onderscheiden:

Een mijtinfectie en malaria geven beiden bloedarmoede, maar bloedarmoede kan ook bij vergiftigingen
optreden.

Malaria, een Hemoproteus infectie en een gaapworm infectie veroorzaken alle drie benauwdheid.
Maar longontsteking door bacteriën en schimmel komen ook vaak voor.

Spoelwormen, lintwormen en coccidiose geven diaree. Bloederige diaree komt voor bij coccidiose
en bij een ontsmetting met haarwormen. Diaree is echter een heel algemeen symptoom dat kan
voorkomen bij infecties van het maagdarmkanaal door bijvoorbeeld bacteriën, maar ook door
beschadiging van andere organen door bacteriële of virale aandoeningen.

Een brakende vogel kan besmet zijn met maagwormen of haarwormen. Maar ook als een vogel iets
gegeten heeft wat bijvoorbeeld de slokdarm irriteert, of als het dier heftig benauwd is kan braken
optreden.

Kortom, voordat men wil gaan behandelen is het belangrijk om er achter te komen wat er precies aan de
hand is. Het risico dat men een verkeerde behandeling toepast is anders veel te hoog, met alle
consequenties van dien.


top

=============================//==========================

 


top                      Reovirus,

NIEUWSBRIEF C.O.M. NEDERLAND
WAARSCHUWING.

Belangrijke mededeling voor alle kwekers van
Parkiet en papegaaiachtigen

Onderstaand bericht is door ons ontvangen van het Nederlands Onderzoek Instituut voor Vogels en
Bijzondere Dieren met het verzoek om een waarschuwing te doen uitgaan. Indien u onderstaande
adviezen opvolgt, kunnen we verdergaande besmettingen beperken of voorkomen, en kunnen
tentoonstellingen en beurzen normaal doorgang vinden.

Reovirus risico in Nederland en België.


Inleiding
Afgelopen najaar en winter in de periode van de shows en vogelbeurzen zijn er talloze slachtoffers
gevallen door een infectie met het parkieten reovirus. Zie ook de Parkieten Sociëteit januari 2007
(hieronder geplaatst) en de website www.noivbd.nl onder de Nederlandse vlag en cases.
Het virus is vooral in de herfst en wintermaanden actief. Sinds 2002 zien we jaarlijks rond oktober-
november wel ergens enkele uitbraken, plotseling grote sterfte van vogels (grasparkieten en andere
vooral Australische parkieten) welke niet met medicijnen te stoppen is.
In het seizoen 2006/7 zijn door ons meer dan 25 uitbraken gezien met meer dan 2000 dode vogels!

Ziekteverschijnselen
Verschijnselen welke we aan kunnen treffen bij onze parkieten en papegaaien welke besmet raken met
het reovirus zijn: depressiviteit, ze stoppen met eten, krijgen een groenige gelige te dunne ontlasting
uiteindelijk met bloed erbij (omdat ze enkel dagen niet gegeten hebben) en worden heel sloom/traag.
Soms kunnen de vogels als secundaire complicatie ademhalingsproblemen krijgen. De sterfte kan in
enkele weken oplopen van 10 tot 100%.Daarom is het dan ook altijd te adviseren om bij opvallende en
onverwachte sterfte, sectie op je dode vogels te laten doen om zo achter de doodsoorzaak te komen.
De overdracht van het virus gaat door direct of indirect contact vooral via de ontlasting van besmette
vogels, via speeksel en ontlasting in drinkwater en waarschijnlijk moet ook de weg via gedroogde
ontlasting als stofdeeltjes in de lucht niet onderschat worden.

Shows en beursen
Wees alert bij het organiseren van beursen en vogelshows. Het organiseren van beurzen en vogelshows
in een regio waar het virus actief is, zien we dan ook als een ernstig risico.
Door de organisatie moet goed gecontroleerd worden of er geen zieke vogels binnenkomen.
En kwekers moeten niet deelnemen aan een show als ze thuis ziekte en sterfte hebben.
Het verdient uiteraard altijd aanbeveling om goede hygiënische maatregelen in acht te nemen ook in
gebieden waar geen sterfte van parkieten of papegaaien is geconstateerd.
Te denken valt aan desinfectie matten bij de ingang en kooien na elke show/beurs schoonmaken en desinfecteren.Daarnaast is het natuurlijk belangrijk dat ook alle vogels bij binnenkomst gecontroleerd
worden.Verder is het altijd erg belangrijk de vogels die thuiskomen na een show of vogels die van een
beurs komen, thuis enige weken (minstens 2 weken) apart van de andere vogels te houden quarantaine.
Deze vogels worden dan pas verzorgd als de “eigen” vogels eerst verzorgd zijn.
 

Behandeling en bestrijding
Er zijn geen medicijnen beschikbaar om vogels die besmet zijn met het virus succesvol te behandelen.
Apart houden van zieke vogels en geen vogel gaan mengen of verplaatsen. Alleen zieke vogels naar een
aparte ruimte brengen!! Het virus is erg stabiel en formaldehyde, quaternaire ammonia verbindingen,
verwarmen tot 60 graden is onvoldoende om het te doden. Het is vooral extreem stabiel in besmet
organisch materiaal zoals ontlasting. Dus op de eerste plaats goed schoonmaken. Gelukkig zijn er
wel een aantal middelen waar we, na onze hokken eerst goed schoongemaakt te hebben, mee kunnen
desinfecteren.
Ik noem er een paar:
-Virkon –S (verkrijgbaar in België)
-F10 ontsmettingsmiddel .
-D-50 Een zeer efficiënte methode is ook om de hokken met brander schoon te branden of direct
zonlicht.
-In de literatuur wordt ook beschreven dat chlorhexidine 4 ml door een liter drinkwater een
bescherming (desinfectie van het drinkwater) zou kunnen geven.

Indien u problemen heeft of bang bent dat uw vogels het virus hebben opgelopen, kunt u altijd voor
advies bellen:

Dr Gerry M. Dorrestein
Pathologie Laboratorium NOIVBD
Veldhoven
Tel 06 11 05 76 02                                       

 

top

=======================//==========================

 

top            REOVIRUS infecties in Nederland.


(gepubliceerd in de Parkieten Societeit januari 2007)
Gerry Dorrestein meldde mij net per email het volgende: NB Ik heb bovendien uitbraken vastgesteld
in in Midden Nederland, Friesland, Groningen en Drente. En vandaag (8 januari 2007)  kwam ook een
eerste geval binnen uit Belgie.

INLEIDING
Op dit moment zien we dat er weer bij diverse kwekers in Nederland het REOvirus,
[Respiratory (luchtwegen), Enteric(darmen) , Orphan] de kop opsteekt. Hoewel het REOvirus een erg
interessant virus is, daar er mogelijkheden zijn dat juist dit virus de groei van tumorcellen kan stoppen,
is het op dit moment ook het virus wat vele vogelliefhebbers slapeloze nachten bezorgt. In enkele weken
tijd kun je zomaar de helft tot 100% van je bestand verliezen. Reovirussen komen voor bij vele
diersoorten. Elke diersoort heeft echter zijn eigen specifieke stam. Zo is het reovirus van het paard niet
besmettelijk voor een parkiet en die van een papegaai weer niet voor de kat.
 

VOORKOMEN
Men vermoedt dat het virus jaren terug Nederland binnen gekomen is met de import van een grote partij grasparkieten. Het virus is vooral in de herfst en wintermaanden actief. Sinds 2002 zien we jaarlijks
rond
oktober-november wel ergens enkele uitbraken, plotseling grote sterfte van vogels welke niet met
medicijnen te stoppen is. De soorten welke aangetast worden zijn erg verschillend maar het is gezien bij
o.a. koningsparkiet (Alisterius amboinendis), pennant rosella (Platycerus elegans),
halsbandparkiet (Psittacula krameri), cloncury (Barnardius barnardi macgillivrayi),
Bourks parkiet (Neophema bourkii) en andere Neophemas, , grasparkiet (Melopsittacus undulatus),
edelpapegaai (Ecletus roratus), en diverse Amazone papegaaien.
Uit een onderzoek van drs. Judith M.A. van den Brand en anderen (2006) bleek dat er alleen al in 2002
tot en met 2004 meer dan 80 uitbraken in Nederland vastgesteld zijn .

KLINISCHE VERSCHIJNSELEN
Verschijnselen welke we aan kunnen treffen bij dieren die besmet zijn met het Reovirus zijn afhankelijk
van de diersoort en het type van het virus. Zo zien wij bij de mens vnl. klachten als hoesten, verkouden
zijn. De meeste mensen zijn wel eens besmet door een reovirus en hebben hier dan ook antistoffen tegen.
Bij de kat zien we ook vooral verschijnselen zoals niezen, iets wat op niesziekte kan lijken. Bij muis en rat
zien we nogal eens een ontsteking van de hartspier optreden (myocarditis)Kalkoenen en kuikens hebben
vaak weer te maken met pees problemen (tendovaginitis). De kuikens lopen minder en blijven vaak op hun
hakken zitten groeien niet meer, worden mager en sterven uiteindelijk. Verschijnselen welke we aan
kunnen treffen bij onze parkieten en papegaaien welke besmet raken met het reovirus zijn:
Depressiviteit, ze stoppen met eten, krijgen een groenige gelige te dunne ontlasting uiteindelijk met
bloed erbij (omdat ze enkel dagen niet gegeten hebben) en worden heel sloom/traag. Het zijn vrij
algemene en zeker geen specifieke ziekteverschijnselen welke we ook kunnen zien bij vogels die besmet
zijn met andere ziekten zoals Pacheco's disease of Papegaaienziekte (chlamydia). Soms kunnen de vogels
als secundaire complicatie ademhalingsproblemen krijgen.
Het reovirus tast het immuunsysteem (milt,lever) van de vogel aan wat vervolgens leidt tot
weerstandsvermindering en functieverlies van de lever en uiteindelijk een enorme sterfte in het
vogelbestand van een kweker. De sterfte kan in enkele weken oplopen van 10 tot 100%.Daarom is het dan
ook altijd te adviseren om bij sterfte, sectie op je dode vogels te laten doen om zo achter de
doodsoorzaak te komen. De overdracht van het virus gaat door direct of indirect contact vooral via de
ontlasting van besmette vogels, via speeksel en ontlasting indrinkwater en waarschijnlijk moet ook de weg
via gedroogde ontlasting als stofdeeltjes in de lucht niet onderschat worden.Bij kippen vindt er ook een
belangrijk deel van de overdracht plaats via het ei. Bij onze parkieten en papegaaien is daarvan nog niets
bekend.


SHOWS / BEURZEN
Het organiseren van beurzen en vogelshows in een regio waar het virus actief is, zien we dan ook als een
ernstig risico. Daarom zijn in de regio West Brabant de tweejaarlijkse vogelshow alsmede enkele
vogelbeurzen afgelast.Het verdient uiteraard altijd aanbeveling om goede hygiënische maatregelen in
acht te nemen ook in gebieden waar geen sterfte van parkieten of papegaaien is geconstateerd.
Te denken valt aan desinfectie matten bij de ingang en kooien na elke show/beurs schoonmaken en desinfecteren.Daarnaast is het natuurlijk belangrijk dat ook alle vogels bij binnenkomst gecontroleerd
worden. In gebieden waar geen sterfte door een besmettelijke ziekte geconstateerd is, is het niet nodig
om shows en beurzen om deze reden niet door te laten gaan. Wel is het belangrijk om de hygiëne
maatregelen in acht te nemen. Verder is het altijd erg belangrijk de vogels die thuiskomen na een show
of vogels die van een beurs komen, thuis enige weken apart van de andere vogels te houden quarantaine).
Deze vogels worden dan pas verzorgd als de "eigen" vogels eerst verzorgd zijn.

INCUBATIE
Een incubatietijd wil niets anders zeggen dan de tijd die zit tussen het besmet raken en ziek worden van
de vogels. Voor Reovirus is deze tijd erg kort. Twee tot 9 dagen na een besmetting kan een vogel al ziek
worden. Nieuwe virusdeeltjes kunnen al 24 tot 48 uur na een besmetting uitgescheiden worden via de
ontlasting.

DRAGERS
Onder dragers verstaan wij dieren die zelf niet ziek zijn maar wel het virus bij zich dragen en dit nog uit
kunnen scheiden zodat andere vogels zich weer kunnen besmetten. Of er dragers zijn van het agressieve
type Reovirus waar we nu mee te maken hebben lijkt niet waarschijnlijk, gezien de grote aantallen vogels
welke sterven bij een besmetting, maar het mag niet uitgesloten worden.

Er is echter voor parkieten en papegaaien nog geen test ontwikkeld om dragers of vogels, die een
infectie doorgemaakt hebben en antistoffen bij zich dragen, op te sporen. Wel wordt daar op dit moment
aan gewerkt. Hoewel het virus zich zeer snel en agressief uitbreidt onder een bestand vogels, zullen er
altijd vogels zijn die op de een of andere manier weerstand opbouwen, of in het verleden opgebouwd
hebben, tegen dit virus. Zij worden dan niet of minder ziek maar dankzij de opgebouwde antilichamen,
afweerstoffen, kunnen zij een infectie overleven.



SECTIE BEELD
Op sectie valt ons meestal een vogel op die normaal in de veren en in vrij goede conditie is, er zit nog vet
op het hart en in de buik. Pas als de vogels enkele dagen ziek geweest zijn zien we dat het vet verdwijnt
en de borstspieren ingevallen zijn. De milt is meestal rood, vergroot en stevig met necrosehaardjes.
De lever heeft de normale grootte meestal met veel kleine necrose haardjes.
De darmen zijn vaak hyperemische (rood) of bevatten een wat gassige lichtgroene tot gele inhoud.
De urine is vaak geel-groen van kleur. De andere organen zoals nieren en longen zijn meestal niet
zichtbaar aangetast.Door een microscoop kunnen we in dunne plakjes weefsel zien dat er in de milt
vrijwel geen levende cellen meer te vinden zijn en dat in lever en nieren vaak veel dode cellen worden
aangetroffen.Vanwege de verminderde weerstand en het stoppen met eten kunnen we als extra
complicatie een bacteriële darmontsteking of een bloederige darmverandering aantreffen.
 

BESTRIJDING
Er zijn geen medicijnen beschikbaar om vogels welke geïnfecteerd zijn met het virus succesvol te
behandelen. De beste oplossing zou een preventieve vaccinatie zijn, alleen zoals zo vaak als het om
parkieten en papegaaien gaat laat de industrie het afweten. Waarom is er wel een vaccinatie tegen het
reovirus bij kippen maar niet tegen het reovirus bij parkieten en papegaaien? We hebben dit eerder
gezien bij Paramyxovirus (draainekziekte), PBFD (bek en vederrot) en Polyomavirus bij papegaai-
achtigen. Dit komt waarschijnlijk omdat er te weinig interesse en vraag is vanuit de parkietenwereld en
de productie en registratie van een vaccin een erg kostbare en tijdrovende zaak is. Het virus is erg
stabiel, kan zelfs een pH van 3 doorstaan. Ook formaldehyde, quaternaire ammonia verbindingen
verwarmen tot 60 graden is onvoldoende om het te doden. Het is vooral extreem stabiel in besmet
organisch materiaal zoals ontlasting. Gelukkig zijn er wel een aantal middelen waar we, na onze hokken
eerst goed schoongemaakt te hebben, mee kunnen desinfecteren. Ik noem er een paar:
- Virkon -S (verkrijgbaar in België)
- D-50
- Een zeer efficiënte methode is ook om de hokken met brander schoon te branden
- Direct zonlicht
In de literatuur wordt ook beschreven dat chloorhexidine 4 ml door een liter drinkwater een
bescherming zou kunnen geven.

QUARANTAINE
Het apart houden van vogels die uit het hok geweest zijn of nieuwe vogels kan de besmetting van het
eigen bestand voorkomen. Besluit men na een uitbraak weer met nieuwe vogels te beginnen dan rijst de
vraag wanneer kan ik weer veilig nieuwe vogels in mijn bestand plaatsen. Exacte gegevens zijn er niet
bekend maar men moet eerst geruime tijd geen dode vogels meer gehad hebben; 3 maanden lijkt een
veilige marge. Daarnaast moet men, zoals gezegd, de vogels altijd eerst in quarantaine gehouden hebben.
Ook hier is geen bepaalde tijd voor te geven maar je moet toch wel denken aan 5-6 weken.
Een tijd waarin men de vogels goed kan observeren, zien dat ze in goede conditie blijven en ruimschoots
kan laten testen op diverse ziektes. Jammer genoeg nog niet op reovirus.

UITBRAAK IN NOORD BRABANT en UTRECHT (PS januari 2007)
Op dit moment blijken Noord Brabant en Utrecht door een erg agressieve stam van het REOvirus
getroffen te zijn. Er zijn diverse kwekers die meer dan de helft van hun vogels in een zeer korte tijd
(enkele weken) verloren hebben. Met name de grote Australische parkieten zijn erg gevoelig voor deze
stam. Tot nu toe zijn bij deze uitbraak geen grote papegaaien getroffen. Hoewel het beeld soms erg lijkt
op papegaaienziekte is tot nu toe slechts in één bestand naast het reovirus ook papegaaienziekte
gevonden. Bij alle andere uitbraken was de test op papegaaienziekte negatief.
                                                                               
Peter Bastiaansen.                                         Gerry M. Dorrestein
Dierenkliniek De Baronie.                             
Diagnostisch Laboratorium NIOVBD
Beeksestraat 60b .                                       Wintelresedijk 51
4841 GD Prinsenbeek .                                  5507 PP Veldhoven
076 - 5415030 .                                            www.noivbd.nl

top


==============================//===============================

 

 

top      Een gevaarlijke tijd voor gezelschapsvogels!

(Overgenomen van de website www.noivbd.nl)


Gerry M. Dorrestein, diagnostisch laboratorium NOIVBD, Veldhoven
De winterperiode en speciaal de tijd rond kerst en nieuwjaar is voor vogels in huis een gevaarlijke tijd.
Het hier beschreven voorval heeft te maken met het plaatsen van een nieuwe gevelkachel in een volière.
Maar ook het bereiden van de feestmaaltijden met minimale ventilatie geven speciaal in deze koude
periode elk jaar weer zeer regelmatig slachtoffers.

In dit specifieke geval gaat het om een kweker van dwergpapegaaitjes (Agapornis sp en Forpus sp.).
Deze kweker heeft een volière van 5 x 3 meter met daarin vaste kooien van 125 x 60 x 60 cm.
In totaal waren er op het moment van de problemen 26 vogels aanwezig.
Rond 7 december '05 heeft de kweker door een erkende installateur zijn verouderde gevelkachel laten
vervangen door een nieuw model Pelgrim. Nadat de kachel was aangesloten heeft de monteur de kachel
even kort (misschien een minuut) als test voluit laten branden en daarna de kachel teruggezet op de
waakvlam. Na ongeveer 30 minuten gaat de kweker kijken in de volière en ziet dat er 2 vogels dood zijn.
Omdat verder alles er goed uitzag werd er niet direct aan de nieuwe kachel gedacht.Toen de man een uur
later weer in de volière kwam lagen er weer dode vogels en zaten er enkele vogels op de bodem van de
kooi en waren zeer benauwd. Nu heeft de kweker de waakvlam uitgedaan, alle ramen opengezet en de
zieke vogels naar buiten gebracht. Ondanks het openzetten van de ramen kwamen er toch weer nieuwe
vogels bij die plotseling ziek werden (ernstig benauwd) en binnen een half uur dood waren.
De laatste vogel werd nog ziek ongeveer 3 uur nadat de kachel was uitgezet en ook deze vogel ging dood.
In totaal zijn er in verloop van 4 uur 11 vogels gestorven terwijl de kachel maar 1 uur op de waakvlam
gestaan had. Daarna zijn er geen nieuwe slachtoffers geweest.

De volgende dag werden mij 4 dode vogels aangeboden voor onderzoek. De diagnose voor deze vogels was
bij alle vier hetzelfde: een acute hemorrhagische tot fibrineuze pneumonie (zie foto).


Aan de andere organen werden geen afwijkingen gevonden die deze plotselinge sterfte konden verklaren.
De kachel is teruggehaald door de installateur en er is contact gezocht met de firma Pelgrim. Er zitten in
de kachel geen Teflon®-achtige producten verwerk en de "lakken" zijn tot 1200oC getest op
hittebestendigheid. De enige verklaring zou een poeder-coating zijn die niet op hitte getest is.
Commentaar;
Dit beeld doet erg denken aan een Teflon® vergiftiging. Deze vergiftiging zien we speciaal in deze tijd
van het jaar als het huis goed afgesloten is tegen de winterkoude en de ventilatie in huis vaak gebrekkig
is. De Teflon vergiftiging of beter polytetrafluoroethlyene (PTFE) vergiftiging wordt veroorzaakt door
een"gasachtige" verdamping van een oververhitte "anti-aanbaklaag". Het merk Teflon is in deze niet de
enige schuldige. Ook andere merken kunnen bij oververhitting dezelfde problemen geven.
We hebben de problemen ook gezien bij andere apparatuur, w.o. een haarföhn, waarin PTFE is verwerkt
dat oververhit kan worden. Meestal betreft het een pan die op het vuur staat en vergeten wordt en dan
aanbrandt. Voor de mens en andere zoogdieren is de concentratie van gas die ontstaat ongevaarlijk.
De symptomen die meestal bij vogels gezien worden zijn (letterlijk) van hun stokje vallen of dik zitten
met ernstige ademhalingsproblemen gevolgd door sterfte. Maatregelen die genomen moeten worden zijn:
Draai de warmtebron uit en breng de pan naar buiten, weg van de huisdieren.
Zet ramen en deuren open en zorg voor volop ventilatie. Breng de vogels die nog niet ziek zijn naar een
andere ruimte of naar buiten. Het is meestal te laat ..voor de vogels die al benauwd zijn.
Als er zieke, maar nog levende vogels zijn, plaats deze in een zuurstofkooi. Omdat er sprake is van
irritatie-oedeem en bloederige veranderingen wordt een diureticum aanbevolen om het vocht uit de
longen versneld af te voeren. Als preventieve maatregel geld hier dat er geen vogels in de keuken
gehouden moeten worden tijdens het koken en dat pannen met antiaanbaklaag niet te heet mogen worden.

Gerry M. Dorrestein
Diagnostisch Laboratorium NOIVBD
Te allen tijde bereikbaar via 06 1105 7602
info@NOIVBD.nl
www.NOIVBD.n

top

=========================//===========================



top                  Het Reo virus is actief:


29-10-2006.
Pakara kreeg bericht over het virus  en heeft voor u even de vraag bij de dierenarts voorgelegd .
Lees hier de eerste reactie :

Reactie:
Wij hebben hier in deze regio ( Breda) inderdaad een zeer agressieve stam van een REO virus wat al bij
meerdere kwekers veel schade aangericht heeft. Je moet dan denken dat er zomaar 1/3 tot de helft van
je kweekkoppels weg kan vallen. Echt een ramp. Het vervelende is dat het erg agressief is en dat je er
niets tegen kunt doen alleen HYGIËNE! De boel zoveel mogelijk gescheiden houden en eventueel een
paraplu antibiotica om secundaire infecties te bestrijden. Tegen het virus zelf is geen medicijn.
We zouden alleen kunnen vaccineren maar er is geen vaccin tegen dus valt ook die optie af. We zien het
vooral bij parkieten en veel minder bij grote papegaaien is mijn indruk. In het begin zie je niet zoveel aan
de vogels. De ene dag zijn ze klinisch nog gezond en de andere dag stoppen ze met eten krijgen een
groen ontlasting waar al gauw bloed bij komt te zitten, vallen snel en sterk af en sterven binnen enkele
dagen .Op sectie beeld zie je vooral een afwijkende milt, lever en long met name necrose. De grote show
van de parkieten sociëteit hier in West Brabant hebben we om deze reden dan ook afgelast. Ik weet niet
hoe het in andere regio’s is maar het leek mij zeker hier voor west Brabant niet verstandig om de show
door te
laten gaan. Wel wil men volgende week de beurs door laten gaan, in dat geval denk ik dat ik eerst daar alle
vogels maar ga keuren. Maar ik zal nog overleg hebben met het bestuur mijn voorstel is om ook de beurs
een maand op te schuiven. Nogmaals over andere streken in het land heb ik geen informatie. 2 jaar terug
hebben we hier ook eens zo’n uitbraak gehad maar dat is beperkt gebleven bij 1 of 2 kwekers.

Dierenarts Prinsenbeek: Peter Bastiaansen
Dierenkliniek De Baronie  P.N.C.M. Bastiaansen  Beeksestraat 60b  4841 GD Prinsenbeek
Tel: 076 - 5415030  Fax: 076 - 5424141

Reactie
Het is flink besmettelijk en kan behoorlijke uitval geven. De infecties verlopen meestal snel en heftig.
Denk daarbij aan alle kromsnavels hoewel meer bij de parkietachtige, rosella´s etc.
De omvang van deze locale uitbraak kan ik niet inschatten  maar van tijd tot tijd duiken er inderdaad
regionale uitbraken op.  Die kunnen vrij heftig zijn.

Geen transport, geen aan- en verkoop van vogels, niet ruilen of terugnemen en geen vreemden met vogels
in je hokken zijn meestal voldoende om besmetting te voorkomen

met vriendelijke groeten,

Anton Beijer, dierenarts
Dierenkliniek de Toren, Drachten. 0512-513627
http://www.dierenkliniekdetoren.nl

30-10-2006

top

==========================//===========================

 

Nieuwsbrief nr 26 jaargang 2

REO besmetting bij parkieten.


In Noord-Brabant is recent een besmetting van parkieten met het reo-virus geconstateerd. Omdat daar ook vogelsterfte is geweest is een show van parkieten in Rucphen naar verluid afgelast.
De bond heeft contact gezocht met prof.dr.dr.hc.G.M.Dorrestein,
bekend deskundige op het gebied van vogels en Directeur Nederlands Onderzoek Instituut voor Vogels en Bijzondere Dieren te Veldhoven.  Naar aanleiding van het gesprek met de heer Dorrestein informeren wij u als volgt. Het reo-virus tast het immuunsysteem (milt en lever) van de vogels aan en kan in korte tijd leiden tot een sterfte van tussen de 10 en 100% van de vogels bij een kweker.
De vogels vertonen de symptomen van de papegaaienziekte, maar
de medicatie daarvoor slaat niet aan. Of besmetting met het reo-virus heeft plaatsgevonden kan alleen
na onderzoek van de dode vogels worden vastgesteld. Het virus komt eigenlijk vooral voor bij de grote
Australische parkieten. Uit een onderzoek van drs. Judith M.A.van den Brand en anderen (2006) bleek
dat alleen al in 2002 tot en met 2004 meer dan 80 gevallen (uitbraken) werden vastgesteld
in Nederland
(zie bijgevoegde kaart van Nederland). Het betrof o.a. de grasparkiet (M.undulates),
Roodbuikparkiet (psephotus haematonotus), Koningsparkiet (Alisterius amboinendis),
Pennant rosella (platycerus elegans), Halsbandparkiet (psittacula krameri),
Bourks parkiet (Neophema bourkii) en andere Neophemas, maar ook vele andere parkietensoorten.
Tot nu toe zijn geen dwergpapegaaitjes getroffen, maar bij een kweker was het virus van zijn parkieten
ook overgeslagen op een Edelpapegaai (ecletus roratus), Geelvoorhoofd amazone (Amazona xanthops),
Geelkop amazone (A.ochrocephala) en een Cuba amazone ( A.jeucocephala). In een aantal uitbraken was er
sprake van de aankoop van vogels via vogelmarkten in Nederland.
Er is geen besmettingsgevaar voor kanaries, tropen, duiven enz. Het virus wordt vooral overgebracht via
de ontlasting. Vandaar de kans dat het virus via een besmet hok op een tentoonstelling en daarna bij een
vogel komt niet zo groot is, als tijdens de tentoonstelling de regels voor hygiëne goed in acht worden
genomen. Toch wordt het advies gegeven om, daar waar de besmetting is geconstateerd, niet met grote
parkieten naar een tentoonstelling te gaan. Volgens de heer Dorrestein is er geen reden tot paniek, maar
hij maant de liefhebbers wel tot voorzichtigheid. Hij geeft de kwekers van (Australische) parkieten het
dringende advies om wanneer er sterfte van vogels in eigen hok of in de omgeving is, niet in te zenden
naar een tentoonstelling. Organisatoren van tentoonstellingen in gebieden waar geen sterfte van
parkieten is geconstateerd behoeven zich geen zorgen te maken. Het verdient natuurlijk altijd
aanbeveling om goede hygiëne maatregelen in acht te nemen. Wilt u meer informatie of wilt u uw vogels
bij verdenking laten onderzoeken neem dan contact op met Dr.Dorrestein, Pathologie Laboratorium
NOIVBD,  Wintelresedijk 51, 5507 PP Veldhoven (www.noivbd.nl) of tel. 06 11057602.
 

top 
                                              ===================//======================

 

 top                         H5N1-virus.                      

H5N1 is een variant van het vogelpestvirus die gevaarlijk is voor mensen. "H5" verwijst naar het type
hemagglutinine in de eiwitmantel en "N1" naar het type neuraminidase. Het betreft in beide gevallen
antigenen die een rol spelen bij respectievelijk binding aan de celmembraan het loskomen van nieuw
geproduceerde virussen uit een geïnfecteerde cel.

De veroorzaker is een influenza-A-virus, dat verwant is aan het menselijk griepvirus.
Het verspreidt zich door de lucht en via vogelmest.
Via voedsel kan het in principe niet worden overgedragen.

Wilt u direct worden geinformeerd of het hele dossier over vogelgriep zien, ga dan naar de site van
het ministerie   
www.minlnv.nl/vogelgriep

 

 

 

 

 

Hoogpathogene vogelgriep in Duitsland
9 0ktober 2008

Op 9 oktober jl. is in de Duitse deelstaat Saksen het vogelgriepvirus H5N1 aangetroffen. Het gaat om
een gemengd bedrijf met ganzen, eenden, kippen en kalkoenen in Markensdorf, tegen de Poolse grens.
Alle ruim 1.400 dieren zijn inmiddels geruimd, er is een vervoersverbod ingesteld, een beschermings-
gebied van drie kilometer en een toezichtgebied van tien kilometer. In Duitsland wordt op dit moment
nog onderzocht of ook bij andere bedrijven het H5N1 virus is aangetroffen. De afgelopen drie weken is
er geen pluimvee vervoerd van of naar het bedrijf in Markersdorf.

Door de uitbraak is in Nederland onmiddellijk de dubbele reiniging en ontsmettingsmaatregel van kracht:
minister Verburg van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft bekend-
gemaakt dat per direct transportauto's waarmee in héél Duitsland levend pluimvee of broedeieren zijn
vervoerd, onmiddellijk na terugkomst in Nederland een extra reiniging en ontsmetting moeten ondergaan.
Op dit ogenblik zijn voor ons land nog geen maatregelen afgekondigd.

 ======================//========================
 

top   Vaccin geneest muizen van vogelgriep

01-03-2009
Wetenschappers hebben een vaccin ontwikkeld dat muizen voor 100 procent geneest van de vogelpest-
variant H5N1.

Muizen die besmet werden met dat gevaarlijke virus, herstelden allemaal na het innemen van een vaccin
dat is gemaakt naar het voorbeeld van een vaccin tegen pokken.
De resultaten van het Amerikaans- Chinese onderzoek zijn in de editie van 1 maart van het vaktijdschrift
Journal of Immunology gepubliceerd, berichtte het Japanse persbureau Kyodo vanuit Hongkong.
Het onderzoek is gedaan door medewerkers van de Universiteit van Hongkong en van het Amerikaanse
Nationale Instituut voor Gezondheid. Een betrokken microbioloog in Hongkong, Malik Peiris, zei dat er
een geheel nieuwe strategie tegen H5N1 is ontwikkeld. De wetenschappers bouwden op een vaccin tegen
pokken dat in het verleden erg effectief is gebleken. Het nieuwe middel tegen H5N1 bij allereerst
muizen heet Wyeth/IL15/5Flu. Het bevat de 'pokkenverwoester' vaccinina-virus, voorts een proteïne
die weerstand bevordert en vijf genen van de gevreesde vogelgriep H5N1.

Bron: ANP


top


========================//==========================

 


top                                            Duitse vogelgriepverdenking
                                            dinsdag 17 februari 2009, 09.06 uur

De verdenking van laagpathogeen H5N3-vogelgriep op een Duits kalkoenbedrijf in FriesoytheKamperfehn
is nog niet bevestigd. Het nationale diergeneeskundig instituut Friedrich Löffler Institut onderzoekt de
monsters. De 5000 kalkoenen op het bedrijf zijn uit voorzorg geruimd.
Daarmee komt het aantal geruimde dieren in Duitsland sinds begin december op 575.000.
Roemenië meldt een vondst van laag pathogeen vogelgriep in Tulcea, in het noordoosten van het land.
De vondst dateert van 7 februari. 17 eenden en 2 ganzen zijn geruimd.

H5/H7-vaccin
Juan Lubroth van de Food and Agricultural Organization van de VN laat
LTO weten dat het bijzonder
teleurstellend is dat er nog steeds geen H5/H7-vaccin is.
De land- en tuinbouworganisatie besprak deze materie afgelopen week eveneens met de organisatie van farmaceutische bedrijven IFAH.
De nieuwe IFAH-directeur Barbara Freischem beloofde dit met haar leden
(zoals Intervet, Fort Dodge, Merial, etc) te bespreken.

Auteur: Gertjan van der Wal

 top


                                        ========================//=========================


Vogelgriep in Tsjechië
woensdag 25 februari 2009, 11.47 uur


Ongeveer 3000 ganzen en 300 eenden op drie bedrijven in Tsjechië zijn geruimd.
De vogelgriep heerst er.
Op de bedrijven werd het laagpathogene H7 vogelgriepvirus aangetroffen.
De bedrijven liggen in Zuid-Moravië.

Auteur: Jelle Fee

=======================//==========================


Vogelgriep in Oost-Engeland
maandag 02 maart 2009, 08.33 uur


Het in Oost-Engeland aangetroffen vogelgriepvirus op 2 pluimveebedrijven is van het type H6N1.
Dat heeft het Britse ministerie van Landbouw bekendgemaakt.
Hoewel niet bekend is dat dit virustype hoog pathogeen kan zijn, wordt het verder onderzocht op de
pathogeniteit. Duidelijkheid hierover laat nog wel even op zich wachten.
Tot die tijd blijven de 2 kalkoenvermeerderingsbedrijven met in totaal ongeveer 20.000 dieren
ingesloten. Andere beperkende maatregelen zijn volgens DEFRA - het Britse ministerie van Landbouw -
op dit moment niet nodig.

Eierproductie:
De verdenking ontstond toen de eierproductie van de hennen plotseling daalde.
DEFRA startte dinsdag 24 februari een onderzoek.
Auteur: Gertjan van der Wal

 

 top                  

 =========================//=========================

  top                        Papegaaienziekte erg onderschat

20-04-06

UTRECHT - Papegaaienziekte is een zwaar onderschatte aandoening. Jaarlijks raken naar schatting
honderden Nederlanders ermee besmet zonder dit te weten. Dat is veel meer dan de officiële cijfers
laten zien. Omdat de milde vorm van de ziekte doet denken aan de griep, wordt de ziekte niet herkend.
Dit terwijl deze een ernstig verloop kan hebben en in een enkel geval zelfs dodelijk kan zijn. Dat zeggen
virologen, vogeldeskundigen en parasitologen die zich bezighouden met zogeheten zoönosen, ziekten die
van dier op mens overdraagbaar zijn. Volgens vogeldeskundige S. Lumeij van de faculteit
Diergeneeskunde in Utrecht en viroloog A. Osterhaus is er al jaren te weinig aandacht voor deze ziekte.

Ze pleiten voor een betere registratie van het daadwerkelijke aantal mensen en vogels die de ziekte
hebben. Op die manier blijft de ziekte 'in zicht' en is het mogelijk verspreiding in te dammen.
Op dit moment vertoont die registratie nog mankementen, erkennen het RIVM en de Voedsel- en Waren
Autoriteit (VWA).

Beide instanties werken momenteel aan een inhaalslag. Directe aanleiding is de plotselinge toename van
het aantal Nederlanders dat de ziekte kreeg. GGD's registreerden vorig jaar 57 officiële patiënten.
Dertig van hen waren zo ernstig ziek dat ze opgenomen moesten worden in het ziekenhuis.
Beide instanties erkennen dat het daadwerkelijke aantal Nederlanders dat de ziekte krijgt veel hoger
moet zijn. De meeste mensen laten zich niet op de ziekte testen.

Wat de stijging veroorzaakt, is nog onbekend. Mogelijk zijn artsen alerter geworden. Ook kan het zijn
dat de ziekte besmettelijker aan het worden is. Volgens cijfers van het RIVM en de VWA werden vorig
jaar zeven clusters ontdekt, waarbij meer mensen op dezelfde locatie besmet werden. In andere jaren
ging het vooral om individuele besmettingen.

Ook is de stijging mogelijk te wijten aan onzorgvuldig gedrag van vogelhandelaren, stelt de VWA.
Uit recente bezoeken bij handelaren is gebleken dat die de vogels onnodig vaak met antibiotica
behandelen. Hierdoor wordt de ziekte versluierd waardoor de vogels zelf niet ziek lijken, maar de ziekte
wel verder kunnen verspreiden.

VWA is een nader onderzoek naar deze praktijken begonnen. Uit eerdere onderzoeken bleek dat 27 tot
40 procent van het parkietenbestand bij winkels en handelaren besmet is met de papegaaienziekte.
Daarvan kan 9 tot 28 procent van de vogels anderen daadwerkelijk besmetten.

Bron : Nederlands Dagblad.

top

================================//=================================

 

top    Rol huisdieren bij vogelgriep onderschat.


ROTTERDAM - Katten, maar ook andere dieren als honden en vossen kunnen
mogelijk een grotere rol bij de verspreiding van vogelgriep spelen dan tot nu toe gedacht.
Een team virologen onder aanvoering van de Rotterdamse expert A. Osterhaus waarschuwt de rol van
huisdieren niet langer niet te onderschatten en adviseert maatregelen te nemen.

De Wereldgezondheidsorganisatie WHO en andere instanties hebben het risico van katten bij de aanpak
van het vogelgriepvirus tot nu toe onderschat, stelde Osterhaus in de woensdag verschenen editie van
het tijdschrift Nature. Samen met zijn teamgenoten van het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam
onderzocht hij besmettingszaken in Thailand, Indonesië, Irak en Duitsland.

In deze landen zijn niet alleen kippen en ander pluimvee, maar ook zoogdieren bezweken aan het
gevaarlijke H5N1-virus. In een Thaise dierentuin stierven 147 tijgers in 2004 na besmetting.
Indonesische, Iraakse en Duitse autoriteiten meldden dode huiskatten. In Duitsland is het virus pas nog
vastgesteld in een dode steenmarter. Ook Nederland, waar het virus nog niet is aangetroffen, heeft
vorige maand uit voorzorg een dode das laten onderzoeken op aanwezigheid van het virus.

Doodlopend spoor
Tot nu toe gaan organisaties als WHO en de VN-landbouw-en voedselorganisatie FAO ervan uit dat katten
voor de vogelgriep min of meer een „doodlopende straat” zijn en het virus niet doorgeven.
Maar het Rotterdamse virologenteam is daar niet zeker van. Een ongewoon hoog aantal dode katten zou
volgens hen een „alarmbel” kunnen zijn dat het virus in de buurt is. Dierenartsen in Irak meldden
bijvoorbeeld bij de strijd tegen het virus onder vogels een wijdverspreid, groot aantal dode katten,
aldus het onderzoeksteam.

Osterhaus en zijn collega's sluiten daarbij niet uit dat katten en andere dieren de ontwikkeling van het
virus naar een nieuwe variant 'faciliteren'.De katten kunnen het virus mogelijk helpen zich te ontwikkelen
tot een versie die efficiënt van mens op mens overdraagbaar is.”

Het virologenteam pleit daarom voor meer onderzoek naar de rol die katten, honden en wilde vleeseters
als vossen, wezels en zeehonden kunnen spelen in de verspreiding van het virus.
Zij adviseren de huisdieren in gebieden met de vogelgriep uit de buurt van vogels en hun poep te houden.
„Ondanks de onzekerheden menen wij dat de mogelijke rol van katten een plaats moet krijgen in de
officiële draaiboeken voor de bestrijding van het H5N1-virus.”

bron: de telegraaf
06-04-2006                                               

         top

 

===================================//======================================

 

top      Vogelgriepvirus kan resistent worden tegen
                         virusremmer Tamiflu.

 

15/05/2008
Overheden moeten niet alleen inzetten op het middel Tamiflu maar doen er verstandig aan verschillende
typen griepvirusremmers aan te schaffen om goed voorbereid te zijn op een grieppandemie. Dat zegt een
groep van het National Institute for Medical Research in het Britse Mill Hill in het wetenschappelijk
tijdschrift Nature. De Britten ontdekten een verandering in het vogelgriepvirus H5N1 waardoor de
virusremmer Tamiflu van producent Roche niet goed meer werkt.

Er zijn twee commerciële virusremmers op de markt die bij een grieppandemie ingezet kunnen worden.
Naast Tamiflu is er Relenza, een product van GlaxoSmithKline. Daarnaast is er nog een product in
ontwikkeling bij het bedrijf Biocryst Pharmaceuticals.

De virusremmer Tamiflu blokkeert een specifiek eiwit op de buitenkant van de virusmantel.
Het eiwit speelt een belangrijke rol bij de verspreiding van het virus. Via kristallografisch onderzoek is
gebleken dat het betreffende eiwit van structuur kan veranderen en daardoor kan resistentie optreden
tegen het middel Tamiflu. Bij het veel minder gebruikte middel Relenza speelt dat niet.

bron: Volkskrant, 15/05/08

Copyright ©2008 AgriHolland B.V.

 

top

        ==============================//==================================

 

top             Natuurlijke middelen tegen vogelgriep

Door: Johan Bolhuis, arts


Dit artikel is gepubliceerd in het decembernummer van Ortho,     http://www.ortho.nl/

Het spook van het vogelgriepvirus waart rond in de wereld. Vaccinatie tegen algemene griep helpt niet
tegen een nieuw, specifiek virus zoals dit vogelgriepvirus. Wel kan het de kans op complicaties en sterfte
door andere vormen van griep verlagen. Reguliere antivirale middelen als Tamiflu® zijn bewezen
effectief als virusremmers, maar of het voldoende de H5N1 zal remmen is onduidelijk. Groot probleem
blijft de resistentie, die voor dit middel reeds is waargenomen.

In het tijdschrift Ortho zijn al enkele antivirale middelen besproken die mogelijk van nut zijn bij een
griepepidemie. Dat waren lactoferrine en vitamine C, ozontherapie en het antivirale protocol (beschreven
door van Meerendonk). Deze zijn in de praktijk effectief gebleken. De vraag is of praktijkervaringen
alleen voldoende onderbouwing geven en voldoende zijn om effectief te kunnen worden ingezet in geval
van een pandemie.

Werkwijze
Mijn uitgangspunt is dat bij levensbedreigende ziekten en dus ook bij een virale epidemie er voor
middelen moet worden gekozen die volgens gedegen onderzoek effectief zijn gebleken.
De praktijkervaring kan dan als basis dienen om uiteindelijk voor de patiënt een keuze te maken.
Daarom is er als volgt te werk gegaan. In Dr. Duke's Phytochemical and Ethnobotanical Databases is
gezocht naar natuurlijke stoffen uit planten met een antiviraal effect. Dit leverde een lijst op van 206
antivirale stoffen. Vervolgens is in Pubmed in de eerste plaats gezocht naar gerandomiseerde,
dubbelblinde, placebogecontroleerde klinische studies bij mensen met infecties met griepvirussen, de
zogenaamde orthomyxoviridae. Daarnaast is in dit literatuuronderzoek gekeken naar methodologisch
minder goed opgezette studies, dierstudies en in vitro experimenten.

Resultaat
Ondanks de vele boeiende artikelen die ik tegen ben gekomen, viel het vinden van gekwalificeerde
studies over natuurlijke middelen tegen griepvirussen tegen. De enige middelen die met
gerandomiseerde studies zijn onderzocht tegen een influenzavirus zijn een gestandaardiseerd
vlierbessenextract en Kan Jang.

Vlierbessen extract (Sambucol):
In de eerste studie is dit gestandaardiseerde vlierbessenextract onderzocht tijdens een influenza
B-epidemie in 1993 in Israël. Van de groep die het vlierbessenextract kreeg, was er bij 93,3% na twee
dagen griep al een duidelijke verbetering te zien en minder koorts terwijl in de controlegroep pas 91,7%
van de mensen na zes dagen verbetering merkte. Een compleet herstel was bij tenminste 90% van de
groep die vlierbessenextract kreeg binnen twee tot drie dagen terwijl in de controlegroep dat minstens
zes dagen duurde. Vlierbessenextract remt de hemagglutinatie en de replicatie van tenminste 10 soorten influenzavirussen en heeft een immuunstimulerend effect. De tweede studie was uitgevoerd bij zestig
mensen in Noorwegen die nog minder dan 48 uur griepachtige symptomen hadden. Mensen kregen 4 maal
daags 15 ml vlierbessenextract of 4 maal daags een placebo gedurende vijf dagen. De groep die het vlierbessenextract had gekregen was gemiddeld vier dagen eerder hersteld. Behalve deze twee studies
waren er geen andere gekwalificeerde studies te vinden van natuurlijke middelen tegen griepvirussen.

=============================//===========================

Extra informatie; vogelgriep.

http://vogelgriep.startpagina.nl/

 

http://www.h5n1-virus.nl/    Vogelgriep wat is dat?    Blijf op de hoogte.

 

top

==========================//============================

 

top          Te veel zonnebloempitten aan een papegaai

 

Zonnepitten zijn er in verschillende kleuren. wit - grijs gestreept - zwart gestreept en zwarte.
De mooiste witte pitten komen uit Kenia. Witte pitten worden ook geleverd door Egypte. De gestreepte
uit o.a. Argentinië - Canada - Hongarije en China. Vooral de Hongaarse is mooi vol. Uit de U.S.A. worden
zwarte zonnepitten geïmporteerd. Zonnepitten zijn een onderdeel in het mengsel voor grote parkieten en
papegaaien.

Een papagaai is helemaal niet makkelijk wat voeding betreft, en als het dier een bepaalde voeding gewend
is, is het erg moeilijk om de vogel te doen overschakelen op een evenwichtig dieet. Het probleem is dat
de papegaai een zaadmengeling krijgt en eerst (en soms alleen) de zaden opeet die hij het lekkerst vindt.
De eigenaar gooit zoals het hoort elke dag het eetbakje leeg en vult het met een nieuwe mengeling, de
vogel eet weer enkel zijn favoriete zaden en totaal onbewust creëert de eigenaar een vogel die
uitsluitend één bepaalde graansoort eet.

Helaas is de zonnebloempit de favoriet van de papegaai : zonnebloempitten bevatten zeer veel vet, wat na
enkele jaren tot leververvetting kan leiden.  Deze leververvetting is onomkeerbaar, is dus niet met
medicatie te genezen en heeft vroegtijdig overlijden van de vogel tot gevolg. Teveel zonnebloempitten
kan tevens krampaanvallen veroorzaken : deze aanvallen duren twee, drie minuten en
ontstaan plots zonder andere symptomen. Het ontstaan is te verklaren door een tekort
aan calcium, waarvoor de zonnebloempitten verantwoordelijk zijn.  Zonnepitten, op zich
zeer goed voedsel, mogen echter nooit hoofd voedsel zijn. Vooral papegaaien overeten
zich nog al eens, dus oppassen.  Een teveel aan zonnepitten geeft gebrekverschijnselen
en kan veren plukken in de hand werken.

Poicephalus soorten worden snel vet en hebben daarom een niet te vet zaadmengsel
nodig. Een zonnepit kan geen kwaad maar de meeste bestaande mengsels voor
papegaaien zijn echt te vet. Bij mij krijgen de kleinere soorten van de Poicephalussen maar een enkele
zonnepit. Grijze roodstaarten mogen meer vette zaden en noten hebben, maar onthoud "overdaad schaad". 
Kijk ook eens onder voeding hier op mijn site bij groeten en fruit en bij noten.

top

=================================//================================

 

DE MEEST VOORKOMENDE VOGELZIEKTEN BIJ ZAADETENDE VOGELS

top door Jan van Overmeeren


Coccidiose – Atoxoplasmose – Salmonella – Pseudo-tuberculose – Megabacterie - Colibacillose

Hierna volgen beknopte beschrijvingen van de ziekten, symptomen etc. Ik zal ook ingaan op medicijnen die
toegediend kunnen worden. Ook zullen preventieve maatregelen ter voorkoming van de ziekten behandeld
worden. Ik pretendeer hierbij niet volledig te zijn.
Ruim 70% van de sterfgevallen tengevolge van ziekten komt door bovengenoemde ziekten.
Het is volgens mij zeer belangrijk om deze goed te leren onderscheiden.
Voor meer en andere ziekten verwijs ik o.a. naar:
- Gezondheid en ziekten bij Europese cultuurvogels. Uitgegeven door de S.E.C. (Speciaal club Europese
  Cultuurvogels)
- Vogelziekten voorkomen en genezen door Cor Stork
- Vogelziekten door H.S. Raethel
- Internet homepage Wout van Gils
- Een gezond vogelbestand door A. Dekkers
- Domesticatie van Europese vogels en aanverwanten. Deel II: Anatomie, ziekten en verzorging door
   John  Stas
- Kweken met Europese vogels door Theo Kuppens
- Atoxoplasmose (B.E.C.-info nr. 3 jrg. 2003), artikel door Hedwig van der Horst

COCCIDIOSE
Coccidiose is een protozoaire ziekte. De ziekte wordt veroorzaakt door de parasiet Isospora canaria.
Eitjes (oöcysten) worden met de uitwerpselen uitgescheiden. Indien de omstandigheden gunstig zijn
sporuleren ze (komen tot rijping). Indien de eitjes door de vogels worden opgenomen vestigen ze zich op
de darmwand, waar de wand van de eitjes wordt afgebroken. De cysten (gerijpte eitjes) ontwikkelen zich
en planten zich voort. Dit veroorzaakt wondjes op de darmwand en dat is “gunstig” voor secundaire
effecten. Bijvoorbeeld voor de altijd op de loer liggende salmonella bacterie.
Er kan dus een menginfectie ontstaan.

Ziektebeeld
Rood aangelopen, soms gezwollen buik waaronder rode gezwollen darmlussen zichtbaar zijn. Mogelijk een
waterige of slijmerige ontlasting en snelle vermagering.

Bij menginfecties t.g.v. salmonella is ook vaak een roodbruine levervlek zichtbaar.

Voorkomen
Goede hygiëne en een droge niet te warme omgeving. Hierdoor wordt het opgenomen aantal oöcysten
aanzienlijk beperkt.

Gedurende 3 à 5 dagen/week geef ik EsB3 samen met Propolis. De resterende dagen wordt het water
aangezuurd.

Genezen
Toltrazuril zoals Baycox heeft het voordeel dat het de coccidiose doodt.

Behandelen met 2ml/l gedurende 3 tot 5 dagen. Vervolgens 2 à 3 dagen multivitaminen plus eventueel
probiotics. Probiotics bevat grampositieve bacteriën. De toevoeging van multivitaminen veroorzaakt
gunstige omstandigheden waaronder bacteriën zich kunnen vermenigvuldigen. De aanwezigheid van extra
grampositieve bacteriën zorgt ervoor dat deze in de meerderheid zijn. En dat is gunstig voor de maag-
en darmwerking.

Sulfrapreparaten zoals EsB3 zijn coccidiostatica die het aantal oöcysten herleiden tot de normale
populatie.

Behandeling: 1 tot 3 gr/l gedurende 7 dagen. Vervolgens 3 dagen multivitaminen. Herhalen 2 à 3 maal tot
genezing optreedt.

Alternatieven: S-mez, Coccidex, Finicox, Coxiplus en Baycox.

Bij een menginfectie bijv. met salmonella, kan ná behandeling van de coccidiose de salmonella behandeld
worden.

Een goed alternatief is beide ziektes gelijktijdig te behandelen door ca. 5 dagen Baycox 2ml/l en Baytril
ca. 1.5 ml/l in het drinkwater te doen. Na afloop 2 à 3 dagen multivitaminen plus evt. Probiotics geven.

Baytril is een breedspectrum antibioticum. Baytril niet langer dan 10 dagen geven. Dit middel is niet goed
voor de nieren.

ATOXOPLASMOSE OF LANKESTRELLA
Atoxoplasmose is soortgelijke protozoaire ziekte net als coccidiose. Deze ziekte wordt veroorzaakt door
de parasiet Isospora serini. Het infectieproces verloopt op dezelfde manier.

Echter boren de protozoa zich hier door de darmwand heen en vormen daar de thryphozoiten, die via het
bloed door het hele lichaam verspreid kunnen worden. Naast lever en milt kunnen ook de hersenen en
longen aangetast worden. Atoxoplasmose treedt vaak op bij vogels tot 9 maanden. Veelal zijn de oudere
vogels drager, zonder zichtbare symptomen en zij geven het door aan de jongen.

Ziektebeeld
De vogels gaan dik zitten en vertonen soms hersenstoornissen. Ongecontroleerd vliegen, missen van de
zitstokken etc.

Leververgroting, blauw tot zwart gekleurd, uitlopend tot een brede blauwzwarte band. Vaak diarree, die
lichtgroen gekleurd is.

Sinds enkele jaren komt een vorm van dikke leverziekte voor die moeilijker te herkennen is.
Vermageren, diarree en een sterk opgezette buik. Bijna geen leververgroting.

Aangetaste jonge vogels, waarbij de protozoa de ingewanden hebben verlaten en zich in andere fatale
lichaamsdelen (zoals hersenen) bevinden, zullen meestal sterven.

Behandeling
EsB3 1gr./l water gedurende 2 tot 4 maanden. Dit is mijns inziens echt het enige dat helpt.
Het is noodzakelijk dit zonder onderbreking toe te dienen.
Liefst in een verwarmde omgeving (ziektekooi). Zodoende is de hoeveelheid die dagelijks gedronken
wordt redelijk constant. En het probleem om de lichaamstemperatuur van de vogel op peil te houden
wordt voorkomen.

In BEC-info nr. 3 jrg. 2003 wordt Atoxoplasmose of dikke leverziekte redelijk uitvoerig beschreven
door Hedwig van der Horst, dierenarts te Riel.

Zelf heb ik deze behandeling met redelijk succes gedurende een aantal jaren bij enkele vogels toegepast.

Een van de bijwerkingen van EsB3 kan zijn: aantasting van de maagwand met bloeding als gevolg.

Dit kan voorkomen worden door het geven van vitamine K1. Bij langdurig toedienen van EsB3 is het dan ook
zinvol geregeld K1 te geven. Bijvoorbeeld door het eivoer mengen. K1 zit ook in brandnetels en spirulina.

Langdurige behandeling met EsB3 is noodzakelijk omdat de ziekteparasiet door het hele vogellichaam
verspreid kan zijn. Het duurt langer om de slecht doorbloede plaatsen parasietvrij te maken.

Gedurende deze behandeling regelmatig probiotics (gram positieve bacteriën) toedienen, ook via het
eivoer; dat kan geen kwaad.

Als de gram positieve bacteriën in de spijsverteringsstelsels de overhand krijgen dan is dit alleen maar
gunstig.

SALMONELLA
Salmonella is een bacteriële ziekte van het spijsverteringsstelsel.

We kennen gram positieve en gram negatieve bacteriën. Het zijn de laatste die problemen veroorzaken
o.a. bij salmonella. De voornaamste vormen zijn: salmonella gallinarum en salmonella pullorum.

Jonge vogels vertonen de ziekte als ze afkomstig zijn uit met salmonella besmette eieren. Ook eivoer
gemaakt van met salmonella besmette eieren kan een oorzaak zijn. Zeker bij eendeneieren loopt men dat
risico. Eieren dus voldoende lang verhitten.

Tijdens een TV uitzending, die aandacht besteedde aan met salmonella besmette eieren, kwam naar voren
dat het grootste deel van de bacteriën op de schaal aanwezig zouden zijn.

Salmonella pullorum
De ziekteverschijnselen zijn niet altijd specifiek. Acute sterfte treedt op.
Ernstige diarree kan voorkomen met een opvallend witte kleur die lijkt op een plasje gemorste melk.

Zwarte darmlussen of zwarte gezwollen buik en een min of meer zichtbare leverplek.

Soms zijn er ook verlammingsverschijnselen. Afwijkende – waaronder klikkende –ademhalingsgeluiden.

Behandeling
Behandelen met Trimethoprim Sulfa vloeibaar 2ml/liter.

Trimethoprim granulaat 400 mg per zakje: oplossen in 2 liter water. Behandelen gedurende 5 dagen.
Eventueel verlengen.

Bij voorkeur niet in de broedperiode. Na en/of tussen de behandeling(en) door multi-vitaminen en
eventueel probiotics geven.

Salmonella gallinarum
Vergrote lever duidelijk waarneembaar. Bruingele kleur (kleur van dode herfstbladeren).
Ook hier hebben we dikwijls diarree die echter meer groenachtig gekleurd is. Meestal is de buik ook
gezwollen en naar gelang de kleur kan er sprake zijn van een menginfectie (zie onder coccidiose).

Behandeling ,
Deze is gelijkwaardig aan die bij Salmonella pullorum.


PSEUDO-TUBERCULOSE OF VOGELCHOLERA
Dit is ook een bacteriële ziekte. De ziekteverschijnselen tonen veel overeenkomst met de Salmonella
ziekten. Acute vorm: aangetaste vogels zijn maar kort ziek en kunnen een uur later al dood zijn.
De vogels hebben diarree. Hersenstoornissen komen ook voor.
Chronische vorm:de lever is dikwijls ontstoken en als een bruine vlek onder het borstbeen waarneembaar.
Mogelijk heeft de vogel ademnood. De ziektekiemen worden meestal door de vogel via voer en water, dat
door de uitwerpselen van muizen geïnfecteerd is, opgenomen.
In principe komt Salmonella het meest in de zomer voor terwijl Pseudotuberculose een voorkeur heeft
voor de winter. Dit is echter niet altijd zo.

COLIBACILLOSE

Dit is ook een bacteriële ziekte. Deze ziekte wordt bij nestjongen de zweetziekte genoemd. Deze maag-
en darmziekte wordt veroorzaakt door de Escherichia coli en komt vooral bij kanaries en wildzang voor.
De ziekte ontstaat door een slechte hygiëne en/of overbevolking en/of overmatig gebruik van antibiotica.
De belangrijkste symptomen zijn: dunne mest, soms gepaard gaande met bloed en opbraken van voedsel,
ook symptonen van koortsontwikkeling.

De nestjongen groeien slecht, zijn zwak en bevuilen het nest. De ouders kunnen de uitwerpselen niet
verwijderen. De bacteriën kunnen zich explosief vermenigvuldigen en het hele nest besmetten. Sterfte is
zeer plotseling en vertoont overeenkomst met die bij acute salmonella.

Behandeling,
Tetracycline HCL 10%. Trimethoprimsulfaat 2ml/liter. Liefst niet in de broedperiode.
Preventie tijdens de broed. Twee dagen vóór het uitkomen van de jongen Linco Spectin in het water doen.
Ná het uitkomen 5 dagen Linco Spectin in het water doen en onder het eivoer mengen. Een ander medicijn
is FC-MIX. Te verkrijgen o.a. bij dierenkliniek Boskamp in Beek.
Dit medicijn behandelt E-coli infecties en ook Salmonella infecties. Gedurende vijf dagen in het
drinkwater en/of eivoer.

MEGABACTERIE

Megabacterie is eigenlijk een foute benaming. Wat men onder de microscoop ziet lijkt op een grote
staafvormige bacterie. Het is echter een schimmelziekte. De ziekteverschijnselen zijn algemeen, t.w.
darmstoornissen, moeilijke rui en niet strak zitten. Onverteerde zaadresten in de ontlasting. De vogels
gaan hier niet altijd aan dood.

Behandeling,
Behandelen met Fungizone gedurende ca. 10 dagen met 2,5ml/l drinkwater. Beter is echter het toedienen
via de kropnaald. Vervolgens eventueel multivitaminen en probiotics. Voor de kuur moet de vogel vrij zijn
van coccidiose. Dus vooraf behandelen met EsB3 of Baycox. Na de behandeling het drinkwater regelmatig
aanzuren met bijv. appelazijn.



DE ZIEKTEN IN HET KORT

Coccidiose
Protozoaire ziekte. Gezwollen buik. Rode darmlussen. Snelle vermagering en slijmerige ontlasting.
Geneesmiddel EsB3 of Baycox.

Atoxoplasmose
Protozoaire ziekte. Leververgroting, blauw tot zwart. Vaak diarree die lichtgroen gekleurd is.
Geneesmiddel EsB3 gedurende 2 à 4 maanden.

Salmonella pullorum
Bacteriële ziekte. Zwarte darmlussen eventueel zwarte buik.
Ernstige witte diarree die lijkt op een plasje melk. Geneesmiddel Trimethoprim Sulfa.

Salmonella gallinarum
Bacteriële ziekte. Vergrote lever, geelbruine kleur. Dikwijls diarree die groenachtig gekleurd is.
Geneesmiddel Trimethoprim Sulfa.

Pseudotuberculose
Bacteriële ziekte. Ziektebeeld: zie bij salmonella. Diarree. Acute vorm: snelle dood.

Chronische vorm: bruine levervlek. Geneesmiddel Trimethoprim Sulfa.

Colibacillose
Bacteriële ziekte. Meestal nestbevuiling bij de jonge vogels (zweetziekte).
Geneesmiddel Trimethoprim
Sulfa of FC-MIX.

Megabacterië
Schimmelziekte. Darmstoornissen, moeilijke rui etc. Geneesmiddel Fungizone.

NOODBEHANDELING
Is men niet zeker van de gestelde diagnose en een bezoek aan de dierenarts is niet haalbaar, doe dan het
volgende. Plaats de zieke vogel in een ziektekooi en doe 5 druppels Baycox (middel tegen protozoaire
ziekte) en 5 druppels Baytril (breedband antibioticum)in het drinkflesje, gedurende 5 dagen. Vervolgens
de situatie beoordelen en naar eigen inzicht handelen.

EXPERIMENTEN
Experimenten heb ik uitgevoerd zo wel met jodium als met propolis. Jodium is een desinfecterend middel
(voor uitwendig gebruik) tegen bacteriën, schimmels en virussen.
In het badwater doe ik regelmatig jodium (4 druppels per liter).

Een zieke vogel waar ik in het verleden geen raad mee wist, heb ik gedurende een tiental dagen
2 druppels per TT-drinkflesje gegeven. Hij knapte hiervan iets op, maar is nog altijd niet helemaal
genezen.

Propolis is een “natuurproduct” dat door de bijen wordt aangemaakt. Het is werkzaam tegen dezelfde ziekteverschijnselen als jodium. Dit gebruik ik vaker preventief: 8 à 10 druppels per liter water samen
met EsB3. Bij een zieke vogel geconcentreerd ca. 5 druppels per TT-flesje. Soms met goed resultaat.

ZIEKENKOOI
Het is vaak zinvol de omschreven ziekten te behandelen bij een verhoogde omgevingstemperatuur
20 gr. C. of hoger. Voor alle duidelijkheid: niet de preventieve behandelingen; deze gebeuren in de
verblijfsomgeving van dat moment.

Ik heb twee ziekenkooien gemaakt, elk met een afmeting van 80 x 40 x 40 cm. In deze kooien zijn zowel
de lichtcyclus als de temperaturen te regelen.
De eerste kooi tot 50 gr. (intensive care) en de tweede kooi tot 30 gr. (media care).

Verhoging van de omgevingstemperatuur, zeker in de winter, heeft het voordeel dat de vogel minder
energie hoeft te besteden aan het op temperatuur houden van zijn lichaam.
Bovendien neemt hij het drinkwater beter tot zich.

In de kooien kunnen 4 à 5 aparte vogelkooitjes geplaatst worden. Het voordeel hiervan is -indien er
meerdere vogels ziek zijn met verschillende ziekten – dat ze toch afzonderlijk behandeld kunnen worden.
Als de vogels genezen zijn wordt de temperatuur langzaam teruggebracht tot de temperatuur die heerst
in de “normale” vogelverblijven. Voordat de vogels echter hierin teruggeplaatst worden verblijven ze nog
een tijdje in een grote kooi met de “normale” omgevingstemperatuur.

HYGIËNE
Om bepaalde ziekten te helpen voorkomen is mijns inziens een bepaalde hygiëne onontbeerlijk.
Wat bedoel ik hiermee? Alles steriel houden zoals dat op bepaalde afdelingen in het ziekenhuis gebeurt
is haast niet
te realiseren en naar mijn mening ook niet goed. Dat de vogels in een dikke laag ontlasting rondhuppelen
en het drinkwater bevuilen is zeker ook niet de bedoeling. Maar een bepaalde bacteriële omstandigheid
is nuttig en noodzakelijk zodat zeker de jonge vogels in de groei hun afweersysteem kunnen stimuleren.

Hoe ver moet je gaan en hoe meet je dat? Ik kan alleen maar zeggen hoe ik het doe en mogelijk erbij
vertellen waaróm ik dat doe. En bij dit alles heb ik een redelijk tot goed resultaat.

Ik heb aparte kweek- en uitvlieghokken, door houtwerk van elkaar gescheiden. Er zit een loopgang voor
met ramen, die ik kan openen. Het dak bestaat uit lichtdoorlatende golfplaten. De bodem is van beton.
De drinkflesjes staan middels een spijkertje los van de lat waarop ze rusten. Zó voorkom ik dat vocht
tussen het flesje en de lat blijft zitten. Dit kan namelijk een broeihaard voor bacteriën zijn.
Het drinkwater moet dagelijks ververst worden. En natuurlijk moet hetzelfde drinkflesje terug naar
dezelfde kooi! Als bodembedekker gebruik ik beukensnippers die maandelijks ververst worden, zeker
als er jonge vogels uitvliegen.

Maandelijks worden ook de zitstokken gereinigd met warm water waarin een chlooroplossing.
Drinkflesjes en voerbakjes gaan om de twee weken in warm water met chlooroplossing.
Ik laat dit een dag staan. Nadeel: er moeten voldoende reserveflessen en -bakjes voorhanden zijn.

Als de jongen uitgekomen zijn doe ik geregeld voldoende probiotics door het eivoer.
Ik denk dat gram - positieve bacteriën belangrijk zijn voor jonge vogels.
Het betekent dat ze een gezonde darmflora kunnen opbouwen. Dit alles gaat, mét een hoop andere dingen,
redelijk tot goed. Wat niet wil zeggen dat ik nooit een zieke vogel heb.

Vóór de kweek alles reinigen en desinfecteren. Dat spreekt vanzelf.
En natuurlijk muizen en ander ongedierte buiten de vogelverblijven houden.

SAMENVATTING
Belangrijk is het onderkennen van bovenvermelde ziekten en alleen pas dán de benodigde medicijnen
verstrekken. Vooral bij vogels met een verhoogd risico voor atoxoplasmose - zeker als die vogels een
blauwzwarte lever vertonen - is het mogelijk zinvol te werken volgens een preventieve behandeling.
Men moet dan proberen te voorkomen, dat de ziekte wordt doorgegeven aan de jonge vogels.

Als de jonge vogels zelfstandig zijn moet men ze streng gescheiden houden van de oudere vogels.
Tot en met de rui en ook erná voldoende eivoer en krachtvoer verstrekken.
Bij jonge vogels kan hard zaad (zeker als dit het enige is dat gegeven wordt) maag - en darmirritatie
veroorzaken met een grotere gevoeligheid voor diverse ziekten.

De aanwezigheid van scherpe maagkiezel (hulp bij het vermalen van het ontpelde zaad in de spiermaag) is
van groot belang.

Gezonde vogels die onder goede omstandigheden en op de juiste manier gevoed zijn, hebben
bovenstaande behandeling niet nodig. Toch geef ik deze geregeld aangezuurd water en ook water met
propolis en EsB3 (regelen van de hoeveelheid oöcysten).

Nog beter is door middel van een strenge selectie een gezond vogelbestand proberen op te bouwen.
Vogels die na diverse behandelingen nog steeds “lever” tonen (blauw-zwart) moet men opruimen.

Heel belangrijk is de hygiëne en vooral een droge bodem, waar de rijping van oöcysten de groei van
bacteriën en schimmels (af)remt.

J.v.Overmeeren, Landgraaf. Tel. 045 - 5314427

Dit artikel is een herziene versie van het artikel dat eerder verscheen in Bec-info nr.1/2003.

top

                                 ======================================//=======================================

 

top                           Zoonosen

door Hedwig van der Horst dierenarts te Riel.

Zoonosen zijn ziektes die van dier op mens kunnen overgaan, in ons geval is belangrijk van vogel op mens.
In dit artikel worden een aantal vogelziektes besproken en ook het risico van overdracht op de mens.
Ik zal het hebben over psittacose,salmonellose,colibacillose, tuberculose,campylobacteriose en influenza.

Psittacose
Psittacose wordt veroorzaakt door de bacterie Chlamydia psittaci.
Deze veroorzaakt ziekteverschijnselen:ornithose bij duiven, niesziekte bij katten,“verkoudheden” bij
paarden, runderen, schapen, herten, katten, cavia’s, honden, mensen, etc.

Chlamydia verspreidt zich via verenstof en opgedroogde ontlasting, maar vooral via “aanhoesten”
(dus via speeksel en neusuitvloeiing). Honden, katten, paarden, varkens en mensen, besmet met
psittacose, kunnen de infectie niet verder verspreiden. Wél kunnen vogels, runderen, schapen en geiten
de ziekte overdragen op andere dieren én mensen. Er komen, ook bij vogels, dragers voor. Dat zijn dieren
die de bacterie bij zich dragen, zelf niet ziek zijn, maar andere dieren wel kunnen besmetten.
Grasparkieten bijvoorbeeld kunnen wel gedurende een periode van zeven jaar drager zijn van psittacose.

Er zijn twee ziektebeelden bekend.

Het meest bekend is de longziekte, waarbij het dier vaak met één oog dichtgeknepen zit, een snotneus
heeft en soms benauwdheid vertoont en rochelt.

Het tweede ziektebeeld geeft een aangetaste lever te zien. Het dier is sloom en heeft vaak lichtgroene
ontlasting. Ook zijn de uraten (d.i. het witte deel van de ontlasting dat bestaat uit urine) vaak geel
gekleurd. Europese vinkachtigen vertonen meestal weinig ziekteverschijnselen. De meeste dieren komen
een infectie met Chlamydia vanzelf te boven.

Mensen met psittacose vertonen een ziektebeeld dat sterk op griep lijkt. Bij griep verdwijnt de koorts
echter meestal na drie dagen. Bij psittacose blijven er echter koortspieken voorkomen en die kunnen
zeer hoog zijn. Wordt er niet ingegrepen, dan ontwikkelt de mens vaak een longontsteking.

Psittacose is aan te tonen door ontlasting op kweek te zetten.
Tegenwoordig zijn met behulp van DNA-technieken, via bloedonderzoek, ook de dragers goed op te
sporen. Psittacose is goed te bestrijden met doxycycline (in de handel vaak vibramycine genoemd).
Het is belangrijk dat het medicijn in de juiste dosering en langdurig genoeg gegeven wordt. Kiest men
voor medicatie via het voer dan is de dosering 1 gr. doxycycline per 1 kg. voer en dit gedurende 6 weken.

Salmonellose of paratyphus
Salmonellose wordt veroorzaakt door de bacterie Salmonella. Er zijn veel soorten Salmonella bekend en
deze zijn ingedeeld in groepen. Bij volièrevogels komt meestal Salmonella voor uit groep 3. Deze is niet ziekteverwekkend voor de gezonde volwassen mens. Vogels kunnen echter wel ziek worden van de
Salmonella’s die de mens bij zich draagt!

De ziekte Salmonellose uit zich op veel verschillende manieren: diarree en abcessen kunnen in alle
organen voorkomen en dit kan weer verschijnselen veroorzaken als verlammingen, draainek, natte mest,
oogontsteking, etc.

Salmonella kan aangetoond worden middels kweek (meestal van ontlasting) in een laboratorium. De ziekte
is goed te behandelen met antibiotica zoals baytril, methoxazol en bactrimel. Soms komt resistentie voor:
de bacterie is dan voor bepaalde antibiotica ongevoelig. Middels een antibiogram (in een laboratorium) is
te achterhalen voor welke antibiotica de bacterie wél gevoelig is.

Colibacillose
Colibacillose wordt veroorzaakt door de bacterie Escherischia coli. Ook van deze bacterie zijn veel
verschillende stammen bekend en veel ervan zijn niet ziekteverwekkend voor de mens. Dat geldt voor de
meeste stammen die ziekten bij vogels veroorzaken.

Ook Colibacillose kan aangetoond worden via kweek in het laboratorium.De ziekte wordt gekenmerkt door
hevige diarree. Het dier kan uitdrogen. Escherischia coli is in het algemeen goed te bestrijden met
antibiotica zoals baytril, methoxazol en bactrimel. Maar ook hier komt resistentie voor.

Tuberculose
Tuberculose wordt veroorzaakt door een groep bacteriën, genaamd Mycobacterium. Bij vogels wordt
tuberculose meestal veroorzaakt door Mycobacterium avium (vogeltuberculose) of door
Mycobacterium genovense. Voor de gezonde volwassen mens is dit onschadelijk. Mensen met (open)
tuberculose zijn echter wel besmettelijk voor vogels. Dieren die op deze manier worden besmet zijn nu
wel gevaarlijk voor(andere)mensen; zij dragen immers de bacterie bij zich waar de mens gevoelig voor is.

Tuberculose veroorzaakt meestal vage klachten. Vogels met deze aandoening vermageren vaak, “slijten”
en vertonen soms kreupelheid (bij bot-tuberculose) of benauwdheid (bij long-tuberculose).

Tuberculose is aan te tonen via een gekleurd uitstrijkje van de ontlasting, via kweek of middels
DNA-technieken. Bij de mens wordt vaak nog de Mantoux-reactie gebruikt: het beroemde “krasje”.
Tuberculose is zeer lastig te bestrijden omdat de bacterie zeer lang kan overleven in de omgeving en
niet gevoelig is voor de meeste desinfectiemiddelen. Ook vogels met tuberculose zelf, zijn lastig te
genezen. Langdurige behandeling met baytril heeft soms goede resultaten. Wil men een vogel gaan
behandelen dan moet men eerst altijd het type Mycobacterie laten bepalen om te weten te komen of er
risico voor de mens bestaat. Is een vogel besmet met een voor mensen schadelijke mycobacterie dan
luidt het advies altijd: euthanasie.

Campylobacteriose
Campylobacteriose wordt veroorzaakt door de bacterie Campylobacter.
Ook hier geldt dat er verschillende soorten zijn die niet allemaal ziekteverwekkend zijn bij de mens.
Campylobacter-bacteriën die bij varkens voorkomen zijn vaak ziekteverwekkers bij de mens.
Ook bij meeuwen zijn deze bacteriën wel eens gevonden en deze waren schadelijk voor de mens.

Campylobacter is aan te tonen via gekleurde uitstrijkjes van de darm. Ook via kweek(in het laboratorium)
is hij aan te tonen, maar hiervoor zijn wel speciale methoden nodig aangezien Campylobacteri niet tegen
zuurstof (en dus buitenlucht) kunnen.

Campylobacteriose veroorzaakt vaak griepachtige verschijnselen en diarree. Campylobacter is in het
algemeen goed te bestrijden met antibiotica als baytril en erythromycine.

Influenza
Influenza of griep wordt veroorzaakt door een virus. Vogelgriep wordt veroorzaakt door influenza A, die
voor de mens niet besmettelijk is. Alleen bij struisvogels komt een variant voor die wél griep bij de mens
kan veroorzaken.

Duivenmelkerslongen
Dit is een ziekte die strikt genomen geen zonoose is. Hij veroorzaakt namelijk geen ziekte bij vogels en
wordt ook niet veroorzaakt door een ziektekiem. De reden dat ik hem hier wél bespreek ligt in het feit
dat duivenmelkerslongen een kwaal is die veroorzaakt wordt door contact met vogels.

Vogelliefhebbers zijn zich niet altijd ervan bewust dat het verenstof van hun vogels gevaar oplevert voor
hun eigen gezondheid. Zij zien graag dat de vogels goed “poederen”, want dat is een teken van een goede
gezondheid. Dat het poeder gevaar oplevert voor mensenlongen is minder bekend. Het is een feit dat
verenpoeder van alle vogels (en niet alleen van duiven) zeer fijn is. Als de mens dit inademt gaat het
direct door naar de longblaasjes. En eenmaal daar gearriveerd kan het moeilijk door het lichaam
verwijderd worden. Het verenstof geeft irritatie waardoor er op het niveau van de longblaasjes een
ontsteking optreedt. Uiteindelijk gaat deze ontstekingsreactie over in littekenvorming met als gevolg:
stugge longen die zuurstof nog maar met moeite kunnen doorgeven aan het bloed. Dit alles resulteert in
benauwdheid bij inspanning en vochtophoping in de longen.

Vaak duurt het tientallen jaren voordat de duivenmelkerslong zich ontwikkelt. Dit gaat heel geleidelijk en
bijna ongemerkt. Als het slachtoffer uiteindelijk zoveel last krijgt van zijn ademhaling dat hij medische
hulp moet inroepen, is het meestal te laat en er is niets meer aan te doen. Het advies luidt dan ook:
gebruik goede mondkapjes.

Vermeld moet worden dat er zich, ook bij mensen die niet allergisch zijn voor verenstof,
duivenmelkerslongen kunnen ontwikkelen. Alleen zal nu het proces trager gaan.

Conclusie
Er zijn een aantal zoonosen die vogels betreffen. De kans dat een vinkachtige(dit is de grootste groep bij
de Europese cultuurvogels) of een roofvogel een ziekte overdraagt op de mens is klein. Waakzaamheid is
echter altijd geboden.
 

top

===================================//========================================

 

top                          Vogels in de rui.

door Hedwig van der Horst, dierenarts te Riel.

Het ruiproces bij vogels is een ingewikkeld gebeuren waar zeker nog niet alle feiten van bekend en
onderzocht zijn. Wel weet men dat een aantal factoren een zeer belangrijke rol spelen.
Dat zijn:

1) weefsel dat de veren vormt

2) hormonen

3) omgeving.

De factoren hebben invloed op het ruiproces. Ik zal ze hierna één voor één bespreken.

De rui en veerfollikels.
De veerfollikels zijn de zakjes waar de veren uit groeien.Alleen gezonde veerzakjes produceren gezonde,
normale veren. Er zijn een aantal ziekten bekend die de veerzakjes aantasten en daarmee een abnormale
rui en het ontstaan van abnormale veren kunnen veroorzaken. Bij Europese cultuurvogels zijn
huidschimmel en schachtmijt de meest voorkomende ziekten van de veerfollikels. Ook komen er erfelijke afwijkingen
voor.

Huidschimmel
Huidschimmel is een ziekte waarbij de huid zelf er op het oog normaal uitziet. Meestal heeft de vogel wel
flink last van jeuk en zit hij voortdurend te krabben. Het verenkleed wordt aangetast door het krabben,
maar ook doordat de geïnfecteerde veerfollikel niet goed kan functioneren. Huidschimmel is vast te
stellen door enkele veertjes op kweek te zetten. De aandoening is meestal goed te verhelpen door de
vogels met een speciale vloeistof (imaverol) te wassen. Het enige probleem is de stress die de vogel dan
ondervindt; de vloeistof moet namelijk goed ingemasseerd worden.

Schachtmijt
Schachtmijten zijn parasieten, die (de naam zegt het al) in de schacht van de veren zitten.
Het is niet helemaal duidelijk of de mijt zelf ook de veerfollikel aantast of dat de vogel door de jeuk
zoveel poetst, dat er veerfollikels en net ontstane veren beschadigd worden. Feit is dat dieren met
schachtmijten een rommelig verenkleed hebben met vaak veel buis - en bloedpennen. Bij microscopisch
onderzoek van met name de afwijkende veren, zijn de schachtmijten meestal eenvoudig te ontdekken.
De meest eenvoudige behandeling is met ivomec (in bijv. antiluchtpijpmijt van Bogena). Men moet meestal
minimaal driemaal behandelen met steeds tien dagen tussentijd, alvorens alle parasieten verdwenen zijn.

Erfelijke afwijkingen
De meest bekende erfelijke afwijking is polyfolliculitis: een aandoening waarbij meerdere veertjes per
veerzakje aanwezig zijn. Bij gezonde vogels zit er altijd één veertje in een veerzakje.
Zitten er meerdere in, dan raakt het veerzakje verstopt of geïrriteerd en kan het ruiproces niet normaal
verlopen. Helaas is voor deze aandoening geen therapie bekend. Komt de afwijking slechts in één of
enkele veerzakjes voor, dan kan er chirurgisch ingegrepen worden. Meestal is dit echter geen optie
omdat er te veel afwijkende zakjes zijn.

Hormonen
Rui en voortplantingshormonen,
Rui en voortplanting gaan niet samen. Een pop in de rui kan nooit eitjes produceren omdat – op het moment
dat het ruiproces begint – de eierstok inactief wordt. Een man in de rui kan nooit een pop bevruchten om
dezelfde reden: zijn testikels zijn op dat moment inactief. Het begin van de rui kan onderdrukt worden
door geslachtshormonen toe te dienen. Daarentegen kan de rui opgewekt worden door progesteron. Dit is
een hormoon dat de activiteit van eierstok en testikel onderdrukt.

De geslachtshormonen spelen een belangrijke rol bij het verenkleed van vogels. Dit kleed verandert,
afhankelijk van leeftijd, geslacht of seizoen. Denk bijv. aan mannelijke vogels die een seizoensgebonden
pronkkleed hebben. Bij jonge dieren spelen de hormonen nog geen belangrijke rol; wel is het schildklier-
hormoon dan belangrijk. Bij poppen waarbij de eierstok niet meer functioneert (en er dus geen hormonen
meer geproduceerd worden), zal het verenkleed bij de volgende rui naar het mannelijk type veranderen.

Rui en schildklierhormonen
Schildklierhormoon is nodig om veren te laten groeien. Bij dieren die niet goed uit de rui zijn gekomen of
die waarbij de kopveren zich na de rui niet voldoende ontwikkelen (z.g. “kale kopjes”), wordt nog wel eens schildklierhormoon geadviseerd en toegediend. In dat geval is de kans namelijk redelijk groot dat de rui
doorzet of versneld wordt en dat de veertjes op de kop binnen enkele maanden terugkomen. Er zit echter
wel een risico aan het gebruik van schildklierhormoon. Niet alleen de stofwisseling van het dier kan
ontregeld raken, maar er zijn ook effecten op de veren zelf te verwachten, zoals verandering van de
structuur van de veren en van de pigmentatie.

Is er bij een dier te veel schildklierhormoon aanwezig, dan wordt de onderzijde van de veer
overontwikkeld. Daarnaast wordt de eumelanine pigmentatie versterkt. Heeft een vogel te weinig
schildklierhormoon, bijv. door een schildklierziekte, dan is de onderzijde van de veer onderontwikkeld.
Ook de vlag van de veer is dan te smal en een deel van de baardjes kan ontbreken. De baardjes zorgen er
normaliter voor dat de vlag van een veer één geheel blijft (alle losse “haartjes” haken aan elkaar vast).
Als de baardjes ontbreken dan krijgt de veer een pluizig uiterlijk en verliest hij zijn waterafstotende
eigenschappen. Tenslotte kan bij een tekort aan schildklierhormoon in het bloed, het zwarte eumelanine
pigment geheel of gedeeltelijk vervangen worden door pheomelanine.

Rui en stresshormonen
Rui en stress gaan absoluut niet samen.
Zodra een vogel gestresst is gaan zijn bijnieren het stresshormoon aanmaken en wordt de rui
geblokkeerd. Dient men stresshormoon toe (corticosteroïden, zoals prednison en cortisol; zij komen in
veel medicijnen voor), dan zal de rui voor langere tijd uitgesteld worden.

Omgeving

Rui en daglichtlengte
De lengte van de dag is het allerbelangrijkste in het ruiproces. Iedereen die vogels houdt zal weten dat
de vogels in de rui vallen ná de langste dag (21 juli). De rui komt dus op gang als de dagen korter worden.
Bij dieren die binnen zijn gehuisvest en een vast dag/nacht ritme hebben, is dit proces na te bootsen.
Wordt de lamp ’s avonds een paar uur eerder uitgedaan, dan zullen de dieren binnen enkele weken in de
rui vallen. Hoe eerder het licht dus uitgaat, m.a.w. hoe groter het verschil tussen de oorspronkelijke
daglichtlengte en de nieuwe daglichtlengte is, hoe sterker en geforceerder de rui zal verlopen.
Dit proces heeft echter meer effect in de herfst dan in de lente. Dus ook op vogels die binnen gehuisvest
zijn, heeft de natuur zijn invloed!

Bij de “kale kopjes” die binnen zijn gehuisvest, is het verkorten van de daglichtlengte meestal een
eenvoudige en goed werkende therapie. Men moet hiermee echter op tijd beginnen, omdat het begin van
de rui enkele weken op zich laat wachten. Begin verder pas met het verkorten van de daglichtlengte als
het kweekseizoen is afgelopen.

Rui en voeding

Het spreekt voor zich dat ook een uitgebalanceerde voeding invloed heeft op de vorming van mooie veren.
Vooral Vit. A is belangrijk aan het begin van de rui. Bij een tekort aan deze vitamine zal het dier niet of
maar gedeeltelijk ruien. Verder is het van belang te weten dat veren voor een groot gedeelte uit eiwit
bestaan. Een goede eiwitbron en voldoende essentiële aminozuren zijn dus noodzakelijk voor goede
vorming van de veren.

top

==============================//===============================

top              Noordelijke kippenmijt

Ornithonyssus sylviarum      

                                                                                                                                

In het voorjaar van 2008 werd er in Vlaanderen (België) voor het eerst een vogelliefhebber overvallen
door deze zeer schadelijke parasiet. De Noordelijke kippenmijt (Ornithonyssus sylviarum) is sterk
verwant aan de zwarte luis (Ornithonyssus bursa) en wordt in de gematigde klimaatzones in de wereld
aangetroffen op kippen en verschillende soorten wilde vogels. Qua uiterlijk lijkt hij zeer sterk op de
gewone bloedmijt(Dermanyssus gallinae),maar in zijn levenswijze zien we een aantal duidelijke verschillen.

Uiterlijk.
De Noordelijke kippenmijt is ongeveer 0.8 mm groot en is als adult rood tot zwart van kleur.
Het verschil in uiterlijk met de gewone bloedmijt is met het blote oog niet te zien. Ook wanneer we de
mijt sterk vergroten is vrijwel niet vast te stellen met welke soort we te maken hebben. Alleen mensen
met een ruime ervaring op dit gebied kunnen het verschil waarnemen, maar voor een exacte bepaling zal
dit toch door middel van het maken van een preparaat onderzocht moeten worden.

Ontwikkeling.
De ontwikkeling verloopt in 5 stadia; ei, larve, 2 nimf-stadia en adult.             
De adult leeft voor het grootste gedeelte op zijn gastheer. In de meeste gevallen zijn ze te vinden rond
de aarsopening, op de stuit en onder de vleugels. Soms kan de aantasting zo erg zijn dat de huid geheel
kapot gaat waardoor er zeer snel infecties kunnen optreden.
De eieren worden afgezet op de gastheer of in het nest van de gastheer. De larven die uit de eieren
komen zullen we over het algemeen alleen in of nabij het nest aantreffen,maar niet vaak op de vogels zelf.
In deze fase hebben de larven ook nog geen bloed nodig voor hun ontwikkeling, dus is het contact met de
gastheer nog niet zo belangrijk. In het daaropvolgende eerste nimfestadium is er wel bloed nodig.
Nadat de nimf een keer bloed heeft kunnen afnemen kan hij zijn ontwikkeling vervolmaken en zal hij in of
nabij het nest verder uitgroeien tot een volwassen mijt. Deze adult zal wederom de gastheer betreden en
er dan alleen nog maar vanaf komen om eieren af te zetten.

Levenswijze.
De tot dusver bekende bloedmijt en zwarte luis waren goed van elkaar te onderscheiden door het
verschil in levenswijze. De bloedmijt wordt overdag vrijwel niet waargenomen omdat hij zich schuil houdt
op allerlei verborgen plaatsen. De zwarte luis daarentegen krioelt met name overdag rond de nesten en
voerbakjes en komt daardoor ook zeer snel op ons lichaam terecht. Dit nemen we waar door jeuk zodra
we een besmet dierenverblijf binnen gaan. De Noordelijke kippenmijt leeft vrijwel op dezelfde wijze als
de gewone bloedmijt. Hij bevindt zich vooral in en rond de nesten en laat zich overdag vrijwel niet zien.
Alleen wanneer de vogels gecontroleerd worden op de aanwezigheid van mijten kan men ze overdag op
het vogellichaam waarnemen. Het is dus veel minder eenvoudig om ze van een populatie gewone
bloedmijten te onderscheiden, temeer omdat beide soorten vaak door elkaar heen leven.
De ontwikkelingssnelheid van de Noordelijke kippenmijt is echter wel veel groter waardoor er veel
sneller een populatie ontstaat die voor grote schade kan zorgen. Nadat de broedperiode is afgelopen
kunnen grote hoeveelheden mijten wegkruipen en op een verborgen plaats vele maanden zonder voedsel
overleven. Ze wachten dan op het nieuwe broedseizoen. Ze zullen opnieuw de nesten betreden om de
vogels aan te tasten. Er is bekend dat ze wel 7 maanden lang zonder voedsel kunnen. De sterfte door voedselgebrek is in zo’n kolonie zeer laag. Ze gebruiken nauwelijks energie omdat ze heel stil bij elkaar
blijven zitten. Vaak zitten ze verscholen in de spouwmuur, tussen plafonds of onder vloeren.
Zo’n schuilplaats kan meters verwijderd zijn van de vogelverblijven waar ze vandaan zijn gekomen.
Net als de andere twee soorten nemen ze stoffen in de lucht waar die door de vogels worden afgegeven,
waardoor ze hun gastheren weer feilloos zullen weten terug te vinden.
                                                         
Het overbrengen van ziekten.
Ze kunnen uiteenlopende ziekten overbrengen, omdat ze de gastheren bloed afnemen door middel van
een “stilet” die door de huid in de bloedbaan wordt gebracht. Ook wanneer de mens wordt geprikt kan dit
zeer vervelende allergische reacties veroorzaken, zoals eczeem of andere vormen van huiduitslag.
Doordat ze langere tijd op de gastheer verblijven raakt deze geïrriteerd en gaat overmatig pikken.
Mede hierdoor wordt de toch al verzwakte huid beschadigd en zullen er infecties optreden.
De sterfte onder de vogels is dan ook groot en kan in korte tijd flinke vormen aannemen.

Controle.
Net als bij de andere mijtsoorten is het belangrijk om een aantasting op tijd te ontdekken. Het gebruik
van een controlebuisje, zoals dat bij de bloedmijt is beschreven, kan hierbij een handig hulpmiddel zijn.
Toch is het bij deze mijt extra van belang om ook de nesten en de vogels met grote regelmaat te
controleren, met name tijdens het broedseizoen. Wanneer er bloedmijten in de nesten worden
waargenomen, kunnen we helaas dus niet snel zien met welke soort we precies te maken hebben.
Dutchy’s® zullen ook deze mijt goed kunnen bestrijden, maar omdat de ontwikkelingssnelheid veel groter
is, kan het noodzakelijk zijn ze frequenter en met grotere aantallen uit te zetten.
We kunnen in die gevallen het beste de uitzetstrategie van de zwarte luis hanteren, zoals deze is
beschreven in de specifieke gebruikshandleiding voor zwarte luis. Wanneer de volwassen vogels zijn
aangetast kunnen we deze buiten het vogelverblijf behandelen met een chemisch middel wat voor dit doel
bestemd is. Naast deze methode is het gebruik van roofmijten sterk aan te bevelen, omdat alleen zij in
alle kiertjes kunnen komen waar de parasieten zich kunnen verstoppen.

 

Voorjaar 2009               

Nieuwe, nog onbekende mijt slaat toe.
Dit voorjaar is er in de provincie Vlaanderen in België een zeer schadelijke mijt opgedoken waardoor een vogelliefhebber in zeer korte tijd vrijwel zijn gehele levenswerk uitgeroeid zag worden. De man dacht te
maken te hebben met de gewone bloedmijt (Dermanyssus gallinae) en had hiertegen Dutchy’s® uitgezet.
De hoeveelheden schadelijke mijten in de nesten bleven echter explosief toenemen met veel dode jongen
tot gevolg. Toen er plotseling ook grote aantallen volwassen dieren stierven werd de noodklok geluid en
startte Refona een onderzoek.
 
Er werd een monster van de mijten naar het KAD (Kennis centrum voor dierplagen) te Wageningen
gezonden ter determinatie. Hier bleek het te gaan om de Noordelijke kippenmijt
(Ornithonyssus sylviarum). Deze mijt is sterk verwant aan de zwarte luis (Ornithonyssus bursa) en wordt
in de gematigde klimaatzones in de wereld aangetroffen op kippen en verschillende soorten wilde vogels.
Tot dusver waren er nog geen meldingen bekend van aantastingen bij volièrevogels, maar daar is nu dus
verandering in gekomen. De Noordelijke kippenmijt heeft de uiterlijke kenmerken van de “gewone”
bloedmijt en houd er grotendeels dezelfde leefwijze op na. Zijn ontwikkelingssnelheid licht echter veel
hoger waardoor er veel sneller een enorme populatie kan ontstaan. Hij houd zich in het broedseizoen met
name op in de nesten en op het lichaam van de volwassen vogels. Hier zijn ze te vinden rond de
aarsopening, op de stuit en onder de vleugels. Doordat de huid van de vogels hierdoor erg zwak wordt
ontstaan er open wonden waardoor zeer snel infecties kunnen ontstaan. Hierdoor zal er vrij snel sterfte
optreden onder de jongen, maar ook bij de oudere vogels. Omdat er vrij veel gehandeld wordt in vogels
tussen o.a. Nederland en België kunnen we er het beste vanuit gaan dat deze mijt zich inmiddels ook in
Nederland heeft gevestigd. Meer informatie vind u op onze website.
Bron: www.refona.nl

Voor meer informatie;http://www.refona.nl/index.php?pagina=home

top

===================//==================

top                   Zwarte luis
                                                               (ornithonyssus bursa)

                                    

De zwarte luis bij voliére vogels.De "Zwarte luis" (ornithonyssus bursa) is net als de bloedmijt een
ectoparasiet, die alleen aan de buitenzijde van zijn gastheer leeft. Hij is afkomstig uit de tropische
gebieden en is waarschijnlijk met import materiaal in onze streken terecht gekomen. Hij bezorgt met
name kanariefokkers grote problemen tijdens de broedperiode. Opvallend is dat hij zich met name in het
voorjaar en vroege zomer laat zien. Daarna worden de aantallen minder en aan het einde van de zomer
wordt hij vrijwel nergens meer aangetroffen. Hieruit valt op te maken dat hij het vooral op de nestjongen
heeft gemunt en blijkbaar niet goed in staat is om zich met behulp van volwassen dieren in leven te
houden. Doordat de mijten zich massaal op de nestjongen werpen om hen bloed af te nemen verzwakken
ze de jongen zeer sterk en treed meestal na een aantal dagen de dood in. Er zijn maar weinig nestjongen
die een dergelijke aanval overleven. Ook is deze mijt in staat om ziekten over te brengen. Ten slotte
ondervind ook de dierenliefhebber zelf last van deze mijt. Tijdens het verzorgen van de vogels komt hij
op ons lichaam terecht en prikt ons aan. Hij spuit dan een geringe hoeveelheid speeksel in onze huid
waardoor er kleine rode en jeukende vlekjes ontstaan. Mensen die hier overgevoelig voor zijn kunnen er
soms vrij ernstige klachten aan overhouden in de vorm van sterk irriterende huiduitslag.

Algemene kenmerken.
Een volwassen Zwarte luis is ongeveer 0.5 mm groot, heeft 8 poten en is licht beige tot transparant van
kleur met een duidelijke tekening op het lichaam. De eieren worden door de vrouwtjes afgezet
op stof en restmateriaal in de buurt van het vogelnest. Afhankelijk van de temperatuur komen de eieren
na 1 à 2 dagen uit. Wanneer de temperatuur te laag is kunnen de eieren maandenlang blijven liggen.
Ze komen dan pas uit wanneer het klimaat goed is en er voedselaanbod in de vorm van jonge vogels
aanwezig is. Voordat de mijt volwassen is doorloopt hij een aantal verschillende stadia.

Leefwijze.
Ze leven in de directe omgeving van de jonge vogels.
Ze houden zich op in de buurt van het nest.
In tegenstelling tot de bloedmijten zijn ze niet
lichtschuw, en krioelen ze overdag op de voerbakjes en
over de randen van de nestjes. Ze lopen zeer snel en
tijdens het verzorgen van de dieren zitten ze binnen
korte tijd overal op ons eigen lichaam. Ze betreden de
jonge vogels om bloed af te nemen, maar we zien ze ook
vaak over de veren van de volwassen vogels lopen. Wanneer de pop zich op het nest bevind wordt ook
deze door de mijten aangetast. Hierdoor wordt zij onrustig en verlaat ze steeds vaker het nest en laat
ze de jongen op den duur aan hun lot over. Het is duidelijk geworden dat ze hun eieren ook in het voer van
de vogels afzetten. Daarom is het zeer verstandig om het vogelzaad en eventuele andere
voederproducten niet in het vogelverblijf te bewaren, maar op een andere plaats in een goed afgesloten
verpakking. Wanneer het hen namelijk is gelukt om eieren in het voer af te zetten kunnen deze daar voor
langere tijd in achter blijven zonder uit te komen. Wanneer het voer later aan de vogels wordt gegeven
komen deze eieren plotseling wel uit en zal er een nieuwe plaag kunnen ontstaan. Om dezelfde reden is
het ook verstandig om de voorraad bodembedekking elders op te slaan. Hierdoor krijgt de vogelmijt zo
min mogelijk kansen om zich te vermeerderen. Let er ook op dat er zo min mogelijk restanten van voer achterblijven in het vogelverblijf. Hierop kunnen de eieren namelijk maandenlang overblijven en in het
nieuwe broedseizoen weer voor problemen zorgen. Een goede hygiëne is voor het voorkomen en
bestrijden van Zwarte luis dus erg belangrijk.

Symptomen.
Het is belangrijk om een aantasting van zwarte luis heel vroeg aan te ontdekken.
Controleer daarom om de drie dagen de nesten op aanwezigheid van mijten en grijp in zodra u de eerste
mijt heeft waargenomen. Wanneer de mijten zich al in grote getale in en rond de nesten bevinden bent u
te laat en zijn ze bijna niet meer uit te roeien. Dit kan een groot aantal dode jongen tot gevolg hebben.
Bestrijding.                                                           
Het bestrijden van zwarte luis is niet eenvoudig. Er zijn een aantal chemische bestrijdingsmiddelen in de
handel, maar in veel gevallen werken deze niet afdoende.
Om het probleem echt goed aan te pakken kunt u gebruik maken van Dutchy’s® Dit zijn roofmijten die als
voedsel bloedmijten en andere mijten op het menu hebben staan, waaronder ook zwarte luis. Ze kunnen,
afhankelijk van de omstandigheden, vrij lang in de volière en in de nesten overleven en doen zich intussen
tegoed aan de aanwezige schadelijke mijten, die met huid en haar worden verslonden. De roofmijt zoekt
zijn prooi op en laat hem geen moment met rust. Het is belangrijk om deze Dutchy’s® zo snel mogelijk na
het constateren van een aantasting in te zetten, zodat het aantal schadelijke mijten niet te groot wordt.
Volg bij het uitzetten en het berekenen van de benodigde hoeveelheid roofmijten de instructies in de gebruikershandleiding voor volièrevogels met zwarte luis strikt op, zodat u zo snel mogelijk van het
probleem verlost bent.

Voor meer informatie;
http://www.refona.nl/index.php?pagina=home

top

=====================//=======================

 

top                   Bloedmijt
                                                              Dermanyssus gallinae

Bloedmijten of bloedluizen zijn kleine, niet gelede diertjes die er een parasitaire levenswijze op na
houden. Wanneer we ze door een loep of microscoop bekijken zien we dat ze enigszins op spinnetjes l
ijken, al zijn hun pootjes wat korter. Ten opzichte van hun (8) poten hebben ze een vrij groot lichaam, dat
een rode of donkergrijze kleur heeft. In de praktijk onderscheiden we twee soorten. De vogelmijt
Dermanyssus gallinae treffen we aan bij kippen, duiven, volièrevogels, maar ook bij knaagdieren.
De reptielenmijt Ophionnyssus natricis komt alleen bij reptielen voor en heeft een iets andere
levenswijze.

Gewone bloedmijt
  (Dermanyssus gallinae)

Ontwikkeling.
De ontwikkeling verloopt in 5 stadia; ei, larve, 2 nimf-stadia en adult.
                          
De ideale temperatuur voor de ontwikkeling is 27 ºC en een luchtvochtigheid van 80 %.   Onder normale omstandigheden leeft een bloedmijt ongeveer 16 dagen. Wanneer de temperaturen laag zijn kunnen
sommige mijten zelfs 40 dagen in leven blijven. Met uitzondering van de eieren sterven alle stadia binnen
8 dagen bij een temperatuur die hoger is dan 40ºC of lager dan 3ºC en een luchtvochtigheid lager dan
30%.

Bloedmijt.                                        

Levenswijze.
Een volwassen vrouwtje kan tijdens haar leven ongeveer 70 eieren produceren.
Per keer legt ze rond de 20 eieren. Dit doet ze over het algemeen tijdens de duisternis op goed
verscholen en licht vochtige plaatsen. Bij reptielen worden de eieren soms op de dieren zelf afgezet.
We treffen ze dan voornamelijk aan onder de schubben van de ogen en rond de anaalstreek .
Onder ideale omstandigheden kunnen ze na 1 dag al uitkomen. Eieren die worden blootgesteld aan lage temperaturen kunnen weken in tact blijven in afwachting van betere omstandigheden. Uit het ei komt een
larve die niet in staat is voedsel op te nemen, maar zich wel over een geringe afstand kan verplaatsen.
Dit stadium duurt ongeveer 2 dagen. Omdat de larve nog kleurloos en erg klein is valt hij erg moeilijk
waar te nemen. Na dit stadium ontstaat er een nimf met een harde huid. Tijdens dit stadium, dat 5 tot 10
dagen in beslag neemt, zoekt hij voor het eerst een gastheer op om bloed af te nemen. Hierdoor krijgt
hij een rode kleur, waardoor hij makkelijker waarneembaar is. Na dit stadium zal de nimf een schuilplaats
zoeken om over te gaan naar het volgende nimf- stadium. Deze overgang neemt doorgaans een etmaal in
beslag. Tijdens deze
periode is hij vrij kwetsbaar. Hij bevindt zich dan in een week en donkerrood omhulsel en kan zich
nauwelijks bewegen. Het nu ontstane volwassen exemplaar is in staat om zich voort te planten.
De mannelijke mijten zijn 3 keer zo klein als de vrouwtjes en zien er niet zo rond en dik uit.
Ze kunnen tijdens hun leven van maximaal 30 dagen tot 8 keer bloed afnemen van hun gastheer.
Nadat ze 1 á 2 keer voeding hebben gehad zoeken de mannetjes een vrouwtje op om te paren.
Wanneer de mannetjes paren met een vrouwtje dat zich nog niet heeft gevoed, zal dit vrouwtje alleen
vrouwelijke mijten voortbrengen. Als een maagdelijk vrouwtje zich een keer gevoed heeft is ze niet meer aantrekkelijk voor de mannetjes en zal bevruchting uit blijven. Uit de eieren van dit vrouwtje zullen alleen
maar mannetjes tot ontwikkeling komen. Een vrouwtje zal zich tijdens haar leven maximaal 5 keer voeden.
Ze kan tijdens 1 voederbeurt tot 15 keer haar eigen gewicht aan bloed opzuigen.

Vogelmijten betreden elke nacht hun gastheer door bij hen langs de poten omhoog te klimmen. Tegen de
morgen verwijderen ze zich weer en zoeken een donkere en beschutte plaats om de dag door te brengen. Reptielenmijten blijven voor een langere periode op de gastheer aanwezig. Niet zelden zitten ze 5 dagen
achtereen tussen de schubben aan de huid vastgehecht en nemen dan voortdurend bloed af van hun
gastheer.

Nadat ze zich gevoed hebben gaan ze op zoek naar een geschikte plaats om de eieren af te zetten.
Tijdens deze zoektocht, die doorgaans in de duisternis plaatsvindt, kunnen forse afstanden
worden
afgelegd.Hierdoor kan een aantasting met bloedmijt zich in korte tijd over verschillende
dierenverblijven verspreiden.

Het overbrengen van ziekten.

Een bloedmijt - aantasting is niet alleen vervelend voor de dieren, zij is ook gevaarlijk.
Bloedmijten kunnen uiteenlopende ziekten en huidbeschadigingen veroorzaken. De overdracht van ziekten
gebeurt met name via het speeksel. Ook mensen kunnen huidirritatie overhouden aan bloedmijten.
Er zijn zelfs mensen die er een vrij ernstige allergische reactie van krijgen en voor behandeling naar een
arts moeten. Uit onderzoek
aan diverse universiteiten is gebleken dat bloedmijten ondermeer verantwoordelijk kunnen zijn voor de
verspreiding van de “rattenkoorts”, een gevaarlijke vorm van hepatitis, en de knaagdierziekte. Reptielen
die vanuit Azië en Afrika worden geïmporteerd behoren tot de risicogroepen. Bijna al deze dieren dragen
bloedmijten met zich mee en een vrij hoog percentage aan schadelijke pathogenen. Het is verstandig om
deze dieren geruime tijd in quarantaine te houden. Dieren die uit de “nakweek” komen geven over het
algemeen geen problemen met gevaarlijke ziekten.

Controle.
       
Het is van groot belang om een goede controle te hebben op de aanwezigheid van bloedmijten. Het tijdig
inzetten van Dutchy’s  (zie volgend artikel) werkt heel goed, zeker zolang er nog geen grote populatie
bloedmijten aanwezig is. Dutchy’s  kunnen een reeds aanwezige, zelfs forse aantasting opruimen, maar
moeten dan wel in grotere hoeveelheden worden ingezet. Hetgeen kostenverhogend is. Om te controleren
of en hoeveel bloedmijten in een verblijf aanwezig zijn maken we gebruik van de gewoonten van de
parasiet zelf. We gebruiken een klein stukje kunststof elektriciteitsbuis als mijtenval. In dit buisje doen
we een stukje enkelzijdig golfkarton, zoals bijvoorbeeld de binnenverpakking van een rol beschuit.
We rollen dit karton op tot het precies in het buisje past. Dit buisje bevestigen we op een tactische
plaats in het dierenverblijf. In een kippenhok zal dit onder de zitstok zijn. Wanneer tegen de morgen de
bloedmijten van de kip af komen zoeken ze een schuilplaats om de dag door te brengen. Veel mijten zullen
in het buisje in de golfjes van het karton kruipen. Als we het karton uit het buisje halen en uitvouwen zien
we of er mijten aanwezig zijn en in welke hoeveelheid.

        Zie dutchy's - Roofmijt.      

top         

            ========================//============================

 top                Dutchy’s - Roofmijt

Algemeen.
Dutchy’s  zijn roofmijten uit de familie Laelapidae en komen in Nederland vrij in de natuur voor.
Ze leven in de grond en jagen daar op allerlei bodemorganismen. Wanneer we deze roofmijten uitzetten
in dierenverblijven worden ze felle bestrijders van bloedmijten. Ze jagen de hele dag achter hen aan en
doden ze om ze vervolgens op te eten. Het is een kwestie van tijd; de roofmijten komen vrijwel altijd als
winnaar uit de bus.

Levenscyclus.
Dutchy’s  zijn roofmijten van ongeveer 1 mm groot. Ze hebben een druppelvormig lichaam, zijn licht van
kleur en heel beweeglijk. Ze voeden zich met allerlei organismen, zoals de larven van kleine muggen,
springstaarten en verschillende soorten mijten, waaronder ook bloedmijten. De eieren worden in de
grond of op een andere geschikte plaats afgezet. Na enkele dagen komen hier de larven uit, die na een
aantal vervellingen uiteindelijk volwassen roofmijten worden. Dutchy’s  eten gemiddeld 5 bloedmijten per
dag. Wanneer we ze tijdig in zetten zullen ze vaak de ontwikkeling van een plaag voorkomen. Ze zijn ook in
staat om flinke aantastingen te bestrijden, maar dan moeten er meerdere roofmijten worden uitgezet.


          

 Roofmijt.

Wanneer u Dutchy's  heeft ingezet kan het zijn dat u gedurende een
periode van een aantal dagen meer bloedmijten gaat waarnemen.
Dit komt doordat de bloedmijten door de roofmijten uit hun
schuilplaatsen worden verdreven. De roofmijten zullen echter achter
hen aan blijven jagen waardoor dit effect na een korte periode weer
verdwijnt. Dutchy's  zijn tevens in staat een periode van
voedselschaarste te overleven. Er vindt dan alleen geen voortplanting
plaats. Ook eten ze elkaar op als dat nodig is. Ze doen niets met onze
dieren. Bij blijvend voedselgebrek sterven ze na enkele weken uit.
Een volwassen roofmijt leeft gemiddeld 6 weken.

Leefmilieu.
Dutchy’s leven bij voorkeur bij een temperatuur van 15 tot 25 ºC. Wanneer de temperatuur onder of
boven deze waarden komt gaan ze over in een rustfase. Ze wachten dan rustig af tot de omstandigheden
beter worden en gaan dan vervolgens weer op jacht.
Wanneer de roofmijten aangeleverd worden zitten ze verpakt in een kunststof fles met daarin een
hoeveelheid strooimateriaal. Er zijn flesjes van 2500 stuks (10 doseringen), 5000 stuks (20 doseringen)
en 10.000 stuks (40 doseringen). Wanneer je dit materiaal met een loepje bekijkt zie je de roofmijten
tussen de korreltjes bewegen. Het is de bedoeling dat dit strooimateriaal in kleine hoopjes op beschutte
plaatsen in het dierenverblijf komt te liggen. In de eerste twee weken komen de roofmijten dagelijks
terug in dit hoopje om elkaar te ontmoeten en te paren. Tevens zitten er nog heel veel eieren en larven in
dit materiaal die allemaal nog uit kunnen komen. Voor de exacte manier van uitzetten verwijzen wij u naar
de specifieke gebruikershandleidingen. zie onder.

Dosering.
Wanneer u de roofmijten uitzet bij een lichte aantasting één hoopje strooimateriaal per vierkante meter
voldoende. Als er sprake is van een middelzware aantasting is het beter om twee, of als het om een
ernstige aantasting gaat drie hoopjes per vierkante meter dierenverblijf neer te leggen. Deze hoopjes
hoeven niet gelijkmatig over het gehele dierenverblijf te worden verdeeld. Langs de zijwanden is prima,
als u zich maar aan de hiervoor genoemde doseringen houdt. U berekend het aantal vierkante meters
door de oppervlakte van de bodem en van minimaal 1 zijwand bij elkaar op te tellen. Heeft u de benodigde
hoeveelheid berekend! geef dan uw bestelling op via onze webshop.

Chemische middelen.
Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen kort voor of na het inzetten van Dutchy’s moet worden
fgeraden. Deze stoffen werken nadelig op de populatieontwikkeling van de roofmijten en kunnen er zelfs
voor zorgen dat deze geheel afsterven, zodra ze met de restanten van deze stoffen in aanraking zijn
gekomen. Het is verstandig om na het gebruik van deze middelen een wachttijd van 6 weken in acht te
nemen alvorens Dutchy’s  uit te zetten. Wanneer we nesten ophangen in vooraf behandelde vogelkooien is
dit geen probleem, als de nesten dan maar onbehandeld zijn. Het is wel verstandig om de roofmijten dan
alleen in de nesten uit te zetten.

Gebruik van Knoflook.
Er is gebleken dat toevoegingen van knoflook aan het voer schadelijk kunnen zijn voor de ontwikkeling van
de roofmijten. Proeven hebben uitgewezen dat bloedmijten en "Zwarte luis" op zich niet veel last
ondervinden van deze stoffen. De roofmijten lijken hier echter gevoeliger voor te zijn. Bij verschillende
afnemers werd dan ook een verminderde werking van Dutchy’s waargenomen na het gebruik van knoflook.

Voor meer informatie;
http://www.refona.nl/index.php?pagina=home

top

====================================//=====================================

top                      Luchtpijpmijt.

Sternostoma tracheacolum

Deze mijt komt voor bij tropen, parkieten en in mindere maten papegaaien. Luchtpijpmijten vestigen zich
in de luchtpijp en luchtzakken, hierdoor veroorzaken ze ademhalingsmoeilijkheden.

Ziekteverschijnselen
De mijten veroorzaken ontstekingen, mede doordat zij zich met hun klauwen vasthaken in slijmvliezen en
bloed van de gastheer zuigen. Uitwendig ziet men enig verlies van conditie, wat bol in de veren zitten,
verlies van stem (zangvogels), ademhalings moeilijkheden/ hapt zichtbaar naar lucht met knarssende en
piepende geluidjes. Indien men zo'n vogel ter hand neemt en vlak bij het oor houdt hoor je een piepende/
zware ademhaling. Met vrij regelmatige tussenpozen worden slikbewegingen gemaakt en ziet men
wurgende pogingen om iets uit de luchtpijp omhoog te werken, waarbij vaak de kop zodanig bewogen word
alsof de vogel iets wil wegslingeren. Bij zware infecties kunnen sterfgevallen optreden.


Aantonen van de luchtpijpmijt bij de levende vogel
De mijten bevinden zich in de luchtpijp, de longen en de luchtzakken, ingebed in wat slijm.Als de mijten in
de luchtpijp aanwezig zijn, kunt u deze soms bij de levende vogel waarnemen als u als volgt handelt.
Maak de veren van de hals met water vochtig en veeg deze dan zodanig omhoog en omlaag, dat aan beide
zijden van de hals een strook onbevederde huid vrijkomt. Door nu de halshuid naar de borstzijde uit te
trekken, komt de luchtpijp in de huidplooi te liggen.Indien vervolgens de vogel voor een lampje houdt ziet
u de mijten als zwart puntjes in de luchtpijp.

Hoe vindt de besmetting met de mijten plaats?
Zowel de volièrevogels als vogels in de vrije natuur kunnen gedurende langere tijd dragers van de mijt
zijn zonder ziek te worden. Het kan dus weken tot maanden duren voordat een besmetting zichtbaar
wordt. Op deze wijze kan ongemerkt de mijt in een vogelbestand ingebracht worden. Besmetting van de
andere vogels vindt plaats door voornamelijk de vrouwelijke mijten die in de neusholte voorkomen.
Uitwendige omstandigheden, zoals een te hoge of een te lage luchtvochtigheid en temperatuur,
voeder -of omgevingswisseling en sociale stress kunnen de ziekte plotseling acuut maken.Via het voer kan
het tijdens het voederen van de jonge vogels door hun ouders overgebracht worden. Vanaf het besmet
raken met de mijt kan het weken tot zelfs maanden duren voordat de ziekteverschijnselen optreden.
Sternostoma tracheacolum, leggen eieren in de longen van de gastheer. Larven komen uit kort na het
leggen van de eieren en verpoppen zonder voeding. Vrouwelijke nimfen(larven) verplaatsen zich naar de
achterste luchtzakken terwijl de mannelijke nimfen de neiging hebben om binnen de longen te blijven om
daar hun ontwikkeling te voltooien. De zwangere vrouwelijke mijten hebben de neiging om de achterste
luchtzakken te bezetten , de nimf zit ook in de luchtpijp van de gastheer terwijl de volwassen niet-
zwangere vrouwelijke mijten zijn  aangetroffen in de bovenste luchtwegen, met name in de keelholte en
neusholte. Met experimenten en waarnemingen komen we tot de conclusie dat de levenscyclus
(van ei tot volwassen) is afgerond in minder dan 6 dagen. Overdracht wordt veroorzaakt door de
volwassen niet-zwangere vrouwelijke mijten, in deze fase kom je ze vaak tegen op de kop en het
verenkleed, snavel en neusgaten van besmette vogels. Ze worden zo overgedragen tijdens het elkaar
poetsen, niesen of drinkwater,voeding, zitstokken of andere oppervlakken. Volwassen mannelijke mijten
zijn meestal in kleine hoeveelheden of zelfs afwezig bij de besmetting, ter ondersteuning van dit
argument kunnen maagdelijke vrouwtjes spontaan bevruchte eitjes leggen met voornamelijk mannelijke
nakomelingen. En zo zijn we het ringetje weer rond.

Bestrijding Luchtpijpmijt met Bogena anti luchtpijpmijt .
Om de luchtpijpmijt effectief te kunnen bestrijden is het van belang dat alle mijten, dus ook die in
diepere gedeelten van het luchtzaksysteem of in de buikholte, worden bereikt. Vandaar dat Beaphar
heeft gekozen voor het zogenaamde spot-on systeem . Hierbij wordt het werkzame middel direct op de
huid aangebracht. De vloeistof dringt door de huid heen, wordt opgenomen in het bloed en doodt alle in
het lichaam aanwezige mijten.

   Werkzamestof: Ivermectine 0,12 %                                    
Bij constatering van luchtpijpmijt dienen alle vogels in de voliere behandeld te worden.

De dosering is een druppel per vogel, aan te brengen op de onbevederde huid in het halsgebied of
onder de vleugel(oksel). Het is beslist noodzakelijk de veertjes wat opzij te houden en er zorg voor te
dragen dat de druppels op de huid komen, en niet op de veertjes, teneinde goed opgenomen te worden.

Om te voorkomen dat door een vogel die aan de aandacht is ontsnapt alsnog de rest weer besmet,
verdient het de aanbeveling om na 4 weken de behandeling nog eens te herhalen. Als luchtpijpmijt
regelmatig in u bestand voor komt dan bij voorkeur vogels 1-2 maanden voor de kweekperiode behandelen.
Ook ouders besmetten de jongen in het nest. (voorkom nestbesmetting)

Na deze behandeling zal het zeker gedaan zijn met deze mijt ,maar kan er toch nog een knarsend en
piepend geluid blijven hier en daar, maar dan hebben de mijten duidelijk schade aan de luchtpijp en
longen teweeg gebracht ,en dit zal dan blijvend zijn ,zeker bij een schrikreactie van de vogel zal hij dit
knarsend geluid laten horen ,over het algemeen gaan de vogels hier niet dood aan ,mits je ze op tijd
behandeld natuurlijk. Bij goed observeren en tijdig ingrijpen zal dit probleem niet of nauwelijks
voorkomen en gebeurt het toch dan is het bij tijdig ingrijpen te bestrijden.

 

 Bogena Anti-Parasiet 25

Bestrijdt spoelwormen, (luchtpijp)mijten en luizen. Verpakt in handige knijppipetten die overdosering
uitsluiten. Anti-Parasiet wordt opgenomen via de huid en biedt vier weken lang bescherming tegen
in- en uitwendige parasieten. Anti-Parasiet 25 is geschikt voor kleinere kromsnavels van 50-250 g
zoals Poicephalus ter grote van een bonte boer(+/-150gr.). Werkzame stof 25µg per pipet.

Bogena Anti-Parasiet 150

Is een diergeneesmiddel vrijgesteld van registratie ter
bestrijding van spoelwormen, (luchtpijp)mijten en luizen.
Verpakt in handige knijppipetten die overdosering uitsluiten.
Anit-Parasiet wordt opgenomen via de huid en biedt vier
weken lang bescherming tegen in- en uitwendige parasieten.
Anti-Parasiet 150 is geschikt voor grote vogels vanaf 300 g
als duiven en grotere papegaaien zoals kaapse papegaaien en
grijze roodstaarten. Werkzame stof 150µg per pipet
 

 

 


top

========================//=========================

 

top               De inwendige organen.  

De longen;
De longen van een vogel zijn betrekkelijk klein en niet rekbaar zoals bij de zoogdieren.
Ze bestaan uit een aantal luchtkanaaltjes, die zich weer vertakken in zeer dunne haarvaatjes die zeer
bloedrijk zijn. De longen zitten vast aan de wervelkolom, ongeveer in het midden van het lichaam, en zijn
verbonden met vijf paar luchtzakken. Deze dunwandige  zakken vullen de ruimten tussen de organen op.,
waardoor ze een zekere bescherming bieden aan de organen. De luchtzakken zijn in paren over het
lichaam verdeeld, waarvan het achterste paar het grootst is. Een vogel die vliegt, trekt bij de neerslag
van de vleugels de borstspieren krachtig samen, waardoor de inwendige lichaamsruimte samengedrukt
wordt en de luchtzakken wat verkleind worden. De lucht wordt dan via de longen naar buiten geperst.
Bij de opslag van de vleugels ontspannen de spieren zich. De luchtzakken worden dan via de longen weer
gevuld met lucht. In de luchtzakken bevinden zich zeer weinig bloedvaten, waardoor er weinig
zuurstofopname plaatsvindt. De longen daarentegen zijn zeer bloedrijk, vooral in de talrijke haarvaten,
die de zuurstof opnemen en het koolzuur afgeven. Als een vogel in rust is, worden de ribben bewogen
door spieren die de lichaamsholte samenpersen en weer ontspannen, waardoor mede de luchtzakken
worden samengedrukt en zich vervolgens ontspannen, zodat er uitwisseling van zuurstof en koolzuur kan plaatsvinden. In rust ademt een vogel ongeveer 30 maal per minuut, wat bij snelle beweging op kan lopen
tot ongeveer 450 maal per minuut.

top


De longen, het hart en de bloedsomloop.



Het hart en de bloedsomloop.
Het hart is een sterke spier die dienst doet als zuig - perspomp.
Het verplaatst het bloed, dat voedingsstoffen en zuurstof bevat,
naar alle delen van het lichaam. Het hart is verdeeld in vier
fdelingen, die weer verdeeld zijn in een linker - en een rechterkant
die niet rechtstreeks met elkaar zijn verbonden. Het linkergedeelte
zuigt het zuurstofrijke bloed van de longen op en transporteert het
naar alle delen van het lichaam en de organen. Daar geeft het bloed de voedingsstoffen en zuurstof af en
dan wordt het zuurstofarme bloed teruggevoerd naar het rechtergedeelte van het hart en doorgevoerd
naar de longen, waar het koolzuur wordt afgegeven. Het hart van een duif pompt gemiddeld 240 slagen
per minuut. Bij een grotere inspanning kan dit wel oplopen tot 400 slagen per minuut.

top

De lever
De lever is het grootste orgaan in het vogellichaam.
Zonder lever kunnen ze niet leven. Het is als een
chemische fabriek in het lichaam.
Zij bestaat uit twee lobben. De kleur is bruinrood. De lever is een zeer
belangrijk orgaan met een aantal belangrijke functies.
De lever zorgt ervoor dat er belangrijke
voedingstoffen uit het bloed opgenomen kunnen worden en die te gebruiken voor allerlei processen.
 
H
et ontgiften van het bloed. Uit het bloed worden de schadelijke stoffen gehaald en omgezet in
onschadelijke stoffen. Het verwijderen van het ijzer uit de afgestorven bloedlichaampjes, zodat het
weer gebruikt kan worden voor de nieuwe aanmaak van bloedlichaampjes. Het vormen van een reserve aan
koolhydraten en vitaminen. De suikers die eerst in de darm zijn afgebroken, worden in de lever weer
opgebouwd tot glycogeen en in deze vorm opgeslagen.
Al met al vinden er zo’n 600 verschillende
processen in de lever plaats. 
De productie van gal. De galzure zouten in de gal moeten in de darm de
vetten oplossen, waardoor deze beter ontvankelijk worden voor de inwerking van enzymen. Een vogel
heeft geen galblaas. De gal wordt rechtstreeks vanuit de lever in de darm gebracht en constant
geproduceerd. Wanneer een vogel lange tijd niet gegeten heeft, bestaat de groenere ontlasting uit pure
gal.
Soms ontstaan er problemen met deze lever, één daarvan is levercirrose.

Beschrijving van Levercirrose.

Synoniemen.
Verschrompeling van de lever.

Wat is levercirrose?
Levercirrose is een aandoening waarbij gezonde levercellen afsterven en vervangen worden door
littekenweefsel. Vrijwel elke chronische leverziekte kan uiteindelijk leiden tot cirrose van de lever.
Levercirrose is een proces dat zich steeds verder kan uitbreiden. Uiteindelijk kan de lever zijn functie
niet goed meer uitoefenen. In principe is de lever een groot orgaan met veel reservecapaciteit .
Maar als er te veel gezond weefsel is verdwenen, ontstaan ernstige problemen. Helaas is een vogel vaak
pas te onderzoeken als hij al is overleden, sectie zal dan uitsluitsel moeten geven.
Een van de uiterlijke kenmerken van levercirrose is dat de vogel langzaam verkleurd, dit omdat ook het
pigment aangemaakt word in de lever.  Zie foto onder.

                                  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



Niet alle verkleuringen van vogels hebben met deze ziekte te maken. Uiteindelijk kun je dit pas
vaststellen na bloedonderzoek of sectie.

top

De nieren
Bij te veel afbraakstoffen in het bloed worden deze in de nieren gezuiverd en als urine afgevoerd naar
de cloaca. Het vocht uit de urine wordt weer opgenomen in de bloedbaan, waarna de ingedikte
afvalstoffen overblijven, die door het lichaam worden uitgescheiden als een witte pluim op de mest.
Veel vogelliefhebbers denken dat de witte pluim kalk is, maar het is niets anders als ingedikte urine.
top                        
Het vrouwelijke geslachtsorgaan. 
Het vrouwelijke geslachtsorgaan bestaat uit een eierstok en een eileider. Op de eierstok bevinden zich
1000 tot 1600 eifollikels. Deze eifollikels zijn omgeven door een vlies, waarin zich de bloedadertjes
bevinden die de eifollikels van voedingsstoffen voorzien en waarin de eifollikels kunnen groeien. Als een
eifollikel tot een eicel volgroeid is, scheurt het vlies . Deze rijpe eicel komt dan voor korte tijd
(slechts 15 minuten) vrij zwevend in de buikholte voor. De trechtervormige opening van de eileider ligt
dicht tegen de eierstok aan en vangt na korte tijd de eicel op .

Niet iedereen realiseert zich dat de ontwikkeling van het embryo al begint voordat het ei is gelegd.
Wil een eicel bevrucht worden, dan moet er in die 15 minuten dat de eicel vrij in de buikholte voorkomt
een zaadcel in de buurt zijn die in die korte tijd de eicel binnendringt en zorgt voor bevruchting.
De tijdspanne voor bevruchting is inderdaad zo kort omdat in de trechter al heel snel de echte eivorming
begint en de eicel dan niet meer bevrucht kan worden. Maar waar komt die zaadcel vandaan?
Zaadcellen zijn bij de bevruchting van de pop door de man omhoog gezwommen door de eileider tot aan
de trechter en komen ook vrij zwevend in de buikholte van de pop. Slechts één zaadcel kan een eicel
bevruchten. Na deze bevruchting verandert het vlies dat om de eicel zit en kan er geen andere
zaadcel meer binnendringen. Korte tijd hierna begint de eivorming en is bevruchting helemaal niet meer
mogelijk.

Direct na de samensmelting van zaadcel en eicel begint deze bevruchte eicel zich te delen en dit is het
echte begin van de groei van het embryo. Dit begin van het embryo vindt dus plaats in het
trechtervormige deel van de eileider en dus ruim 24 uur voordat het bevruchte ei door de pop wordt
gelegd. Om correct te zijn duurt de broedproces dus niet bijvoorbeeld 28 maar 29 dagen. Het is echter gebruikelijk om de tijd in de eileider (+/-24 uur)niet mee te tellen.

De bevruchte eicel wordt doorgevoerd in de eileider. De eileider bestaat uit vijf gedeelten, die elk een
afzonderlijke functie hebben bij de vorming van het ei. In het eiwitvormend gedeelte wordt in ongeveer
3 uur het eiwit om de dooier gevormd. Na de eiwitvorming worden de beide eivliezen om het eiwit gelegd.
Dit gebeurt in ongeveer 1 uur, waarna het bijna complete ei in het eierschaalvormend gedeelte komt,
waarin het ongeveer 21 uur blijft voor de vorming van de eierschaal. Vandaar gaat het ei via de eigang
naar de cloaca. In ongeveer 25 uur wordt het totale ei geproduceerd. De tijdsduur tussen het leggen van
het eerste en tweede ei bedraagt 43 tot 44 uur. Als de pop nog geen rijpe eifollikel heeft, kan zij toch
bevrucht worden door de het mannetje, zelfs 14 dagen voordat de eifollikel rijp is. Wel is het zo dat bij
latere paringen de nieuwe zaadcellen meer kans maken om door te dringen tot de eicel.
De oudere zaadcellen zijn wat trager van beweging geworden. Ook kan de pop nog bevrucht worden
tussen het leggen van het eerste en tweede ei in.


Op het moment van het leggen van het ei is de bevruchte eicel al door veel celdelingen gegroeid tot een
klompje cellen van 30.000 - 60.000 en is dan al enige millimeters in doorsnede. Op een dooier zien we dit
als een klein witachtig vlekje. Er zijn beslist nog geen typische kenmerken van het embryo te zien, maar
we hebben wel te maken met een levend embryo.

Tussen ei legen en broeden ,
Een ei koelt na het leggen af van ruim 42 graden naar omgevingstemperatuur. Als deze temperatuur
onder de 27 graden ligt, houdt de celdeling in het embryo op en begint er een rustperiode.

Deze rustperiode eindigt pas als de temperatuur weer boven de 27 graden komt, dus als we het ei in de
broedmachine zouden plaatsen of onder een broedende pop leggen. Duurt deze rustperiode te lang, dan
sterft op een gegeven moment het embryo. Broedeieren kunnen niet langer dan 10 tot 14 dagen bewaard
worden zonder veel verlies aan kwaliteit.Deze termijn geldt alleen als u zorgt voor optimale bewaar-
condities en uw kweekvogels in optimale conditie zijn. Bij langer bewaren wordt het embryo, dat al in het
ei aanwezig is, zwakker en sterft uiteindelijk af.

Bewaarcondities
De condities voor het goed bewaren van broedeieren worden voor de duidelijkheid puntsgewijze
behandeld:
uw raapt dagelijks uw broedeieren, omdat de eieren zo kort mogelijk in het blok mogen liggen. De eieren
kunnen door de dieren beschadigd en/of bevuild worden en dat is nadelig voor de kiemkracht. U mag de
broedeieren niet wassen. Met wassen verwijdert u de cuticula , een wasachtig beschermlaagje op de
eischaal. Gewassen eieren worden gevoelig voor bacteriën. Eieren die bevuild zijn met mest kunt u
schoonmaken door de mest met een stomp voorwerp voorzichtig van de eischaal te schrapen. Zorg er voor
dat u de eischaal niet beschadigt. Een klein scheurtje in de eischaal maakt het ei waardeloos als broedei.
Bewaar de eieren in een ruimte die een temperatuur heeft van 8 - 12 graden Celsius, bij voorkeur een
ruimte zonder tocht. Lagere en vooral hogere temperaturen zijn schadelijk voor de kiemkracht van het
broedei .In de bewaarruimte handhaaft u een luchtvochtigheid van ongeveer 60 - 65% om te voorkomen
dat er water uit het ei verdampt. Eieren kunnen liggend bewaard worden, bijvoorbeeld in een bakje met
droog zaagsel of in een kartonnen eierdoos waarin eieren in de winkel verkocht worden. Worden eieren
liggend bewaard, dan moet u de eieren minstens tweemaal per dag 180 graden om de lengteas van het ei
keren. Dit keren voorkomt dat de dooier,die wil stijgen in een liggend ei,vastkleeft aan de eischaalvliezen.
Als dit wel gebeurt, is het ei waardeloos als broedei. Om goed te keren is het verstandig een merkteken
op het ei te zetten. Gebruik hiervoor alleen een gewoon potlood en geen stiften en dergelijke. Er zijn ook
kwekers die de broedeieren staand bewaren in een hoek van ruim 45 graden, waarbij de stompe punt naar
boven wijst. In deze stompe punt ligt de luchtzak. Deze eieren worden ook gekeerd door ze tweemaal per
dag op de andere kant in een hoek van 20 - 35 graden te plaatsen. Het verschil tussen staand of liggend
maakt niet zo veel uit. Veel belangrijker zijn de hierboven genoemde andere bewaarcondities.

Het is niet verstandig om broedeieren van ongeveer 10 graden Celsius zonder meer te plaatsen in een
broedmachine van 38 graden Celsius . De temperatuurschok is groot en kan leiden tot vroege
embryo-sterfte. Warm de broedeieren ongeveer 8 - 10 uur op bij kamertemperatuur. Pas daarna worden
de eieren in de broedmachine gelegd.Deze opwarming is niet nodig als u de eieren onder een broedende
pop legt.

Slechte eiproductie,
Ten gevolge van ontstekingen van de eileider, die erg gevoelig is voor invloeden van buitenaf, wil de
eiproductie nog wel eens stagneren. Wat hiervan precies de oorzaak is, is meestal moeilijk te achterhalen.
Het komt wel voor dat er geen schaalvorming plaatsvindt (windei). Hier kan mogelijk de oorzaak liggen in
het feit dat de pop te vet is, waardoor er vet gevormd wordt rond de eileider, die dan min of meer in
elkaar gedrukt wordt. Dit heeft tot gevolg dat er geen normale schaalvorming kan plaatsvinden. Ook een
gebrek aan calcium geeft grote kans op windeieren
.

 

 top

                                      ====================================//=====================================
 

top               Kliermaag verwijdingssyndroom


Kliermaag Verwijdings Syndroom (KDS), Proventricular Dilatation Syndrome, Neuropathic Gastric
Dilatation or Macaw Wasting Disease,is een zeer vervelende en meestal fataal verlopende ziekte die niet
alleen Ara's maar ook grijze roodstaarten en kaketoe's aantast. Ook andere kromsnavel soorten kunnen
deze ziekte krijgen, hoewel de amazone papegaaien relatief bestand lijken tegen deze ziekte.
De ziekte is voor het eerst herkend in 1971 en is sindsdien vastgesteld in o.a bovengenoemde soorten
maar ook in edelpapegaaien, zonparkieten, grasparkieten en valkparkieten. De ziekte is vastgesteld bij
vogels vanaf een leeftijd van 10 weken tot vele tientallen jaren oud. De aandoening wordt waarschijnlijk
veroorzaakt door een virus. De eerste symptomen zijn vaak braken (overgeven vanuit de krop),
verminderde eetlust en kropovervulling ten gevolge van de acute infectie van krop, klier - en spiermaag
en darmen. Met name bij edelpapegaaien worden ook afwijkingen in het zenuwstelsel gezien zoals
verlammingen, wankel lopen, draaihalzen etc. Ongeveer 90% van de vogels die dit eerste stadium
overleven lijken te herstellen.

Maar bij de overige 10% van de vogels worden door een chronische ontstekingsreactie de zenuwcentra in de wand van het maagdarmkanaal
vernietigd. Hierdoor kan de krop zich niet of maar heel langzaam meer
legen ( overvolde krop). De kliermaag raakt opgestopt door de vele
zaden. Deze vogels zitten na het eten vaak langdurig te slikken en met
de hals te rekken. Deze vogels liggen vaak plotseling dood omdat er
een perforatie in de spierwand ontstaat of omdat de stilstaande
maaginhoud gaat rotten. Bij andere vogels raakt vooral de spiermaag aangetast met als gevolg dat de
opgegeten zaden niet meer fijngemalen of tegengehouden worden maar in zijn geheel en onverteerd in de
ontlasting verschijnen. Deze vogels vermageren sterk ondanks een buitensporig grote eetlust en sterven
uiteindelijk van uitputting door de chronische ondervoeding. Al deze
verschijnselen zijn helaas niet specifiek voor deze aandoening.
Ook andere aandoeningen zoals lood vergiftiging,
bacteriele en gist-infectie van de krop of maag, dan wel ingeslikte
vreemde voorwerpen en obstructies (touw)  kunnen sterk gelijkende
symptomen geven. De diagnose bij een zieke levende vogel kan heel
moeilijk zijn. Meestal is er een volledig bloedonderzoek en
ontlastingsonderzoek nodig om andere aandoeningen uit te sluiten.
De meeste informatie wordt echter verkregen met een röntgenonderzoek. Looddeeltjes zijn eenvoudig
op de foto te zien. Op een standaardfoto kan soms de overvolle kliermaag gezien worden en ook het
ontbreken van de normaal aanwezige maagkiezel of kleine steentjes is een sterke aanwijzing. Echter vaak
moet de vogel wat bariumpap gevoerd worden.
Door enige tijd daarna opnieuw röntgenfoto's te maken kan vastgesteld
worden dat er een vertraagde of afwezige krop, kliermaag of
darmlediging is. Al deze bevindingen kunnen een sterke aanwijzing zijn
voor de aanwezigheid van een kliermaag verwijding syndroom maar een
onomstotelijk bewijs vormen zij niet. Voor een definitieve diagnose zijn
stukjes weefsel uit de krop, kliermaag en/of darm nodig. Bij de levende
vogel noemen we dit biopten, bij sectie op dode dieren kan een deel van
deze organen opgestuurd worden. De patholooganatoom kan bij weefselonderzoek uiteindelijk de
karakteristieke verschijnselen van deze ziekte onder de microscoop vaststellen en zo de diagnose
bevestigen.

 

 

 

 

 

Kliermaag verwijding- syndroom is een lastige ziekte omdat zowel het veroorzakende virus, de wijze van
overbrenging (ontlasting en braaksel), de incubatietijd en de besmettelijkheid onbekend zijn.
Er bestaat ook geen test waarmee besmette vogels op simpele wijze zijn op te sporen. Als de ziekte in
een volière opduikt is het zeer moeilijk de ziekte uit te roeien.

Hoewel het aantal sterf-gevallen meestal niet meer dan 5-10% bedraagt van het totaal aantal aanwezige
vogels, kan de ziekte gedurende een periode nog wel 1-2 jaar na het eerste geval nog steeds totaal
onverwacht nieuwe slachtoffers maken. Soms worden aangrenzende hokken schijnbaar overgeslagen en
duikt de aandoening na drie maanden alsnog aan het andere eind van de volière op. Er is geen behandeling
of vaccinatie bekend. Vogels die onverteerde zaden uitpoepen kunnen het vaak nog heel lang goed doen op
pellet voer (Scenic Bird Food of Harrison's). Uiteindelijk gaan deze vogels vaak toch dood.
Hoe lang eenmaal besmette vogels nog besmettelijk blijven is onbekend.
Goede hygiëne zal de verspreiding van de ziekte moeten voorkomen. Dat wil zeggen; zo min mogelijke
verhuizingen binnen de hokken, geen nieuwe aankopen plaatsen bij reeds aanwezige dieren, voederbakken
ontsmetten en steeds in dezelfde hokken terugplaatsen. Niet met dezelfde schoenen van het ene hok in
het andere hok lopen en dichte scheidingswanden tussen de hokken.
 

Copyright 2007 Dierenartsenpraktijk De Roosberg

 

top

                                                         ==============================//===============================

 

top   Het Kliermaag Dilatatie Syndroom (KDS)

2009/2010
Gerry M. Dorrestein,
Diagnostisch Pathologie Laboratorium NOIVBD,Wintelresedijk 51, 5507PP Veldhoven. www.noivbd.nl


Inleiding
Deze ziekte die als meer dan 30 jaar bekend is, wordt in de Engelstalige literatuur PDD
(Proventricular Dilatation Disease) genoemd. De ziekte komt vooral voor bij ara’s, kaketoes,
grijzeroodstaart papegaaien, edelpapegaaien en Poicephalus soorten. Zoals de naam al zegt is een van de belangrijkste verschijnselen dat de kliermaag verwijd (gedilateerd) wordt. Dit komt omdat de zenuwen
van de maag (maar ook van de krop en bijnier) ontstoken raken. Hierdoor raakt de maag (zowel klier- als
spiermaag), maar ook de krop verlamd. Daarnaast kunnen ook de hersenen ontstoken raken. De eerste
verschijnselen die meestal gezien worden zijn: “zaden in de ontlasting”. Daarna vermageren de vogels
sterk. Dit komt omdat de spiermaag het voedsel niet meer kan malen, de uitgang van de maag(de pylorus)
verlamd is en het voedsel (de zaden) ongemalen door laat stromen. Hele zaden en brokken kunnen in de
darm niet verteerd worden en daardoor verhongerd de vogel, ondanks veel eten.
Als de darm of krop ernstig verlamd zijn, lukt zelfs de doorstroming niet meer, maar de vogel blijft eten,
hij heeft honger!!. Hierdoor raakt de maag (en krop) overvuld en verstopt. De maag (en krop) rekken
sterk op en worden volgepropt. Door deze verstopping komt er geen voedsel meer in de darm en de vogel
sterft de hongerdood (met een volle maag en krop!). De diagnose kon tot voorkort alleen gesteld worden
op basis van de verschijnselen (zaden in de ontlasting en vermageren), een röntgenfoto en een kropbiopt.
Meestal echter werd de echte diagnose pas gesteld bij een sectie nadat de vogel dood was.


Casus
Een koppel gezonde groenvleugel ara’s ( Ara chloropterus) wordt door een kweker van
pelletvoeding op zaden overgezet. Dit omdat de kweker vond dat de vogels “ te dik” waren en
wat “ schraler” gevoerd moesten worden. Na 5 dagen begint de pop wat slechter te eten en een dag later
is deze vogel dood. De man lijkt nog gezond. De vogel wordt aangeboden voor sectie en blijkt gestorven
met een verstopte kliermaag, overvuld met vooral zaden (foto 1). Dit heeft geleid tot een met bloed
gevulde darm (hemorrhagische diathese door een hypoglycaemie) waaraan de vogel gestorven is.
Bij histologisch onderzoek waren de zenuwen van de krop en maagwand geïnfiltreerd met lymfocyten,
evenals de cellen in het mergdeel van de bijnier. Hiermee was de diagnose KDS of PDD rond. Bij de sectie
was er in het pericard vocht aanwezig. Dit is ingevroren bij -20C. Aan de eigenaar werd geadviseerd om
terug te schakelen naar pelletvoeding (dit hoeft niet vermalen te worden in de maag). Van de man en een
rosé kaketoe (Eolophus roseicapilla) werd bloed getapt om dit te controleren op antilichamen tegen het
P40 antigeen van avian bornavirus (zie discussie hierna). De rosé kaketoe was gehuisvest in de vlucht
naast de ara’s en in die vlucht was recent de partner gestorven (geen sectie laten doen). De uitslagen van
de Elisa (P40 antigeen) waren: pericardvocht pop: 0.900, serum man: 0.961 en de kaketoe: 0.113.
De grens tussen negatief en dubieus is 0.125; en alle waarden boven 0.200 worden als positief beschouwd.  
De beide ara’s waren dus positief en de kaketoe negatief voor antilichamen tegen P40 antigeen van het
Avian Bornavirus
.



Discussie
In augustus 2008 werd op een congres door 2 onderzoeksinstituten in Amerika een virus
aangetoond dat, zoals nu bekend is, de veroorzaker is van de ontsteking in de zenuwen.
Dit virus, het avian bornavirus, is inmiddels aangetoond in vele landen in de wereld bij papegaaien met
KDS en ook heeft men met het virus de ziekte kunnen oproepen bij papegaaien en valkparkieten
(zie referentielijst). Na dit congres zijn we samen met deze onderzoeksinstituten en de
laboratoriumschool AVANS te Breda begonnen met het ontwikkelen van testen om de diagnose
(de aanwezigheid van het virus) bij vogels in Europa vast te stellen.
Deze testen (een PCR en Elisa serologie) zijn samen onderzoekers uit Amerika en 2008 foto 2)
ontwikkeld
en getest (De Kloet en Dorrestein, 2009).

Nu ruim een jaar later zijn wij verheugd te kunnen
meedelen dat er een gloednieuw ingericht laboratorium in
Veldhoven staat. In dit laboratorium kunnen we vanaf
januari 2010 starten met het onderzoeken van vogels op
besmetting met het bornavirus. Er zijn 2 testen: de elisa
test (serologie) en de PCR (aantonen sporen van het virus
zelf). De elisa is een bloedonderzoek (serum of plasma)
op antilichamen (antistoffen) tegen P40
(avian Bornavirus= ABV) waarvan op dit moment wordt
aangenomen dat het de verwekker/ betrokken is bij het
kliermaag dilatatie syndroom. De PCR wordt gedaan op
cloaca swabs. De resultaten van de elisa (serologie)
moeten als volgt worden beoordeeld:
1. De vogel is negatief dwz geen contact met ABV en daarmee een negatieve vogel.
We hebben diverse voorbeelden waarbij de partner aan PDD (PCR/serologie ABV positief) is overleden,
maar de negatieve partner is (na 5x testen) nog steeds serologisch negatief is en ook enkele uitgevoerde
PCR’s blijven negatief.
2. Vogel is ziek, verdacht van ABV en serologie is positief >> vrijwel zeker ABV (PDD)
3. Vogel is ziek, verdacht van ABV, maar de serologie is negatief >> er is geen sprake van PDD
door ABV, maar er zal een andere ziekte in het spel zijn.
4. Vogel is gezond, maar positief voor serologie ABV >> verdacht als drager maar hoeft niet ziek te
worden. We hebben diverse van deze vogels op dit moment in onderzoek die al een tijd lang serologisch
positief zijn. Sommigen hebben ook een positieve PCR, anderen zijn bij herhaling PCR negatief.
Toch adviseren we deze laatste groep apart te huisvesten van de serologisch negatieve vogels.
 

Wat is nu het voordeel van het testen van gezonde vogels op de aanwezigheid van antistoffen
(serologie, elisa)? Uit onderzoek tot nu toe blijkt dat niet alle vogels die besmet raken met het virus ook
KDS ontwikkelen. Dat is ook logisch, want niet iedereen die met het griepvirus besmet wordt krijgt de
griep. Maar ook worden de meeste mensen die de griep krijgen (gelukkig maar) weer beter en raken het
virus weer kwijt. Met deze test kunnen we vroegtijdig de besmetting vaststellen. Het voordeel hiervan is
dat we dan de voeding kunnen aanpassen; geen zaden meer, maar uitsluiten pellets. Op deze manier
hebben we een aantal vogels zitten die het al meer dan een jaar prima doen en niet ziek worden, hoewel
ze besmet zijn. We blijven deze vogels volgen om te zien of ze uiteindelijk het virus kwijtraken en
daarmee ook de antilichamen verdwijnen. Een ander voordeel van deze test is dat als men vogels aan de
collectie wil toevoegen, men deze kan testen op antistoffen. Zijn de antistoffen afwezig (dus de test
negatief) dan heeft deze vogel geen contact gehad met het virus en kan dan zonder problemen
toegevoegd worden aan een niet besmette collectie. U zult begrijpen dat nu deze testen beschikbaar
komen we ook pas echt kunnen gaan onderzoeken hoe het virus zich verspreid en hoe de ziekte verloopt
na besmetting. We zullen de komende jaren hierover veel ontdekken.


Referenties

BERG M, JOHANSSON M, MONTELL H, BERG AL. Wild birds as a possible natural reservoir of Borna disease virus. Epidemiol Infect. 2001; 127:173–8. BOND MW, DOWN D, WOLF S.
Screening for psittacine proventricular dilatation syndrome. Proc Annu Conf Assoc Avian Vet 1993: 92-7.  DEB A, BORJAL RJ, BÜRKLE M, WATSON R, HAMMER S.Evaluation of
Avian Paramyxovirus-1 serology and crop biopsy for the diagnosis of Proventricular Dilatation Disease in captive Spix’s Macaws (Cyanopsitta spixii) Proc Europ Assoc Zoo- and Wildlife
Vet 2008: 339-42. BRIESE T, HATALSKI C G, KLICHE S, PARK Y, LIPKIN WI, Enzyme-linked immunosorbent assay for detecting antibodies to Borna disease virus-specific proteins.
J. Clin. Microbiol. 1995: 33;348- 51. DORRESTEIN GM, DE KLOET SR, HONKAVUORI KS, BRIESE T, TIZARD I, BASTIAANSEN P, VERHOEVEN JTP, SARRAFZADEH ZARGAR D,
VERSCHUREN MCM, LIPKIN WI. Comparison of PCR assays for the detection Avian Borna Virus in histologically proven cases Proventricular Dilatation Disease in psittacines. Proc Int
Conf Dis Zoo Wild Anim, Beekse Bergen, The Netherlands 2009:14-8. GANCZ AY, KISTLER AL, GRENINGER AL, FARNOUSHI Y, MECHANI S, PERL S, BERKOWITZ A, PEREZ N, CLUBB S,
DERISI JL, GANEM D, LUBLIN A. Experimental induction of proventricular dilatation disease in cockatiels (Nymphicus hollandicus) inoculated with brain homogenates containing avian
bornavirus 4. Virol J. 2009; 6:100. [Epub ahead of print] GOUGH RE, DRURY SE, CULVER F, BRITTON P, CAVANAGH D. Isolation of a coronavirus from a green-cheeked Amazon parrot
(Amazon viridigenalis Cassin). Avian Pathol 2006; 35:122-6. GREGORY C, LATIMER KS, NIAGRO F, RITCHIE BW, CAMPAGNOLI RP, NORTON TM, GREENACRE CB (1994) A review of
proventricular dilatation syndrome. J Assoc Avian Vet 1994; 8:69-75. GRUND CH, WERNER O, GELDERBLOM HR, GRIMM F, KÖSTERS J (2002) Avian paramyxovirus serotype 1 isolates
from the spinal cord of parrots display a very low virulence. J Vet Med B Infect Dis Vet Public Health 2002; 49:445-51. HARLOW E, LANE, DL. Antibodies, a laboratory manual. Cold Spring
Harbor Laboratory Press, Cold Spring Harbor, New York, 1988. HONKAVUORI KS, SHIVAPRASAD HL, WILLIAMS BL, QUAN PL, HORNIG M, STREET C, PALACIOS G, HUTCHISON SK,
FRANCA M, EGHOLM M, BRIESE T, LIPKIN WI. Novel Borna Virus in Psittacine Birds with Proventricular Dilatation Disease. Emerg Infect 2008; 14:1883-6. HOPPES S, GRAY P. Update on
proventricular dilatation disease. Proc Conf Avian Medicine and Surgery, EAAV, Antwerp, Belgium. 2009:141-6. KISTLER AL, GANCZ A, CLUBB S, SKEWES-COX P, FISCHER K, SORBER K,
CHIU CY, LUBLIN  A, MECHANI S, FARNOUSHI Y, GRENINGER A, WEN CC, KARLENE SB, GANEM D, DERISI JL. Recovery of divergent avian bornaviruses from cases of proventricular
dilatation disease: identification of a candidate etiologic agent. Virol J. 2008; 5:88. DE KLOET SR, DORRESTEIN GM. Presence of avian bornavirus RNA and anti avian bornavirus antibodies
in apparently healthy macaws. Avian Diseases. 2009:53; 568–573. KOBAYASHI T, KAMITANI W, ZHANG G, et al. Borna disease virus nucleoprotein requires both nuclear localization and
export activities for viral nucleocytoplasmic shuttling. J Virol 2001;75: 3404–12. LIERZ, MICHAEL, HAFEZ M. HAFEZ, KIRSI S. HONKAVUORI, ACHIM D. GRUBER, PHILIPP OLIAS,
ELSAYED M. ABDELWHAB, ANDREA KOHLS, W. IAN LIPKIN, THOMAS BRIESE AND RUEDIGER HAUCK. Anatomical distribution of avian bornavirus in parrots, its occurrence in clinically
healthy birds and ABV-antibody detection. Avian Pathology 2009, 38, 491_496 LIPKIN W I, BRIESE T. Bornaviridae. In Fields Virology (5th edition), D. M. Knipe and R. M. Howley, eds.,
Lippincott, Williams & Wilkins, a Wolters Kluwer Business, Philadelphia, USA, 2007;1829- 51. LUDWIG H, BODE L, GOSZTONYI G. Borna disease: a persistent virus infection of the central
nervous system. Progr Med Virol 1988;35:107-51. MALKINSON M, WEISMAN Y, ASHASH E, BODE L, LUDWIG H. Borna disease in ostriches. Vet Rec. 1993; 133:304. NOLAN T, HANDS
RE, OGUNKOLADE W, and BUSTIN SA. SPUD: A quantitative PCR assay for the detection of inhibitors in nucleic acid preparations. Analytical Biochemistry 2006; 351:308-10. OUYANG, N.
R. STORTS, Y. TIAN, W. WIGLE, I. VILLANUEVA, N. MIRHOSSEINI, S. PAYNE, P. GRAY AND I. TIZARD. Histopathology and the detection of avian bornavirus in the nervous system of
birds diagnosed with proventricular dilatation disease. Avian Pathology 2009; 38, 393_401. RINDER M, ACKERMANN A, KEMPF H, KASPERS B, KORBEL R, STAEHELI P. Broad tissue and
cell tropism of avian bornavirus in parrots with proventricular dilatation disease. J. Virol. 2009; 83:5401-7. RITCHIE B. Avian Viruses: Function and Control. Lake Worth: Wingers Publishing
1995. SANGER F, NICKLEN S, COULSON AR. DNA sequencing with chain terminating nucleotides. Proc. Natl. Acad. Sci. USA. 1977; 74:5463-7. SCHNEIDER U, NAEGELE M, STAEHELI P.
Regulation of the Borna disease virus polymerase complex by the viral nucleoprotein p38 isoform. Arch Virol 2004;149:1409-14. SCHWEMMLE M, SALVATORE M, SHO L, RICHT J, LEE CH,
 LIPKIN WI. Interactions of the borna disease virus P. N. and X proteins and their functional implications. J. Biol. Chem. 1998; 273:9007-12. VILLANNUEVA P, GRAY P, TIZARD I. Detection
of an antigen specific for proventriculus dilatation disease in psittacine birds. Veterinary Record
 

top

==============================//===============================

Vogelmest als indicator

top                  voor verschillende ziekten .


Om te kunnen begrijpen wat mogelijke oorzaken zijn van veranderingen in het uiterlijk van vogelmest is
het vereist dat men enige kennis heeft van de anatomische bijzonderheden van vertering en
urinekanaal van een vogel.De meeste vogelsoorten hebben een krop. Het is een zakachtige verwijding van
de slokdarm die dient als voedselopslagplaats. In de krop word het voer bevochtigd, maar er vind
geen vertering plaats. Een vogelmaag bestaat uit twee gedeelten: de kliermaag en de spiermaag.
Allereerst bereikt het voer de kliermaag waar door in de maagwand gelegen klieren belangrijke
verteringssappen als maagzuur en pepsine aan de voedselbrij worden toegevoegd. Vervolgens word de
voedselbrij in de spiermaag mechanisch gekneed en vermalen. Hierbij doen kleine steentjes, die de
vogel in de vorm van bijvoorbeeld maagkiezel hebben opgenomen, goede hand en spandiensten.
Dit mag dan ook niet aan het menu ontbreken!

 spiermaag met steentjes.  

Nadat de voedselbestanddelen de maag verlaten hebben bereiken ze het eerste gedeelte van de dunne
darm. Hier monden de uitgangen van de alvleesklier uit. De enzymen die in de alvleesklier geproduceerd
worden zijn erg belangrijk voor de vertering van vetten en zetmeel. Omdat de vogeldarm relatief kort is,
is de passagesnelheid en dus de verblijf in de darm kort. Niet alle vogelsoorten bezitten een blinde darm.
Ze ontbreken bijvoorbeeld bij papagaaiachtigen , vinken en duiven. Op het eind mondt de darm uit in de
cloaca. Hier monden eveneens de urineleider en de geslachtsorganen uit. Het gevolg hiervan is dat een
vogel mest en urine niet gescheiden, zoals bij zoogdieren, uitscheidt, maar gezamenlijk. Een andere
belangrijke bijzonderheid is dat vogels geen urineblaas hebben, maar dat hun urine in geconcentreerde
vorm als urinezuur worden uitgescheiden. De uitwerpselen van vogels bestaan dientengevolge uit de
volgende onderdelen.

Mest:
Een bruinachtige tot groenachtig gekleurde streng met een min of meer vaste

Urine:

A.  Urinezuurkristallen:   een witachtige tot witachtig geel gekleurde massa.
B.  Vloeibaar urinegedeelte: doorzichtige, kleurloze vloeistof.

Het uiterlijk, de vorm en de kleur, maar ook de hoeveelheid van de uitscheiding word beïnvloed door
diverse omstandigheden. Bij gezonde vogels onder andere door soort, tijdstip van de dag, voersoort en voerhoeveelheid, de opgenomen hoeveelheid water en eventuele voortplantingsactiviteit. Bij zieke vogels
worden veranderingen in de mest onder andere veroorzaakt door infecties, parasieten, vergiftigingen,
aandoeningen van de darmen, de nieren of van de alvleesklier of voedingsfouten.
Wanneer vogelliefhebber dagelijks routinematig de mestkwaliteit in de gaten houd,kunnen veranderingen
snel opgemerkt worden. Het kan aanwijzingen geven om een vroege diagnose van diverse aandoeningen te
kunnen vaststellen en kan daardoor bijdragen tot een snelle oplossing van het probleem.

Enkele typische veranderingen van de mest en eventuele oorzaken. Op basis van beide onderdelen van de
uitscheiding van een vogel moet onderscheid gemaakt worden in veranderingen van de mest en
veranderingen van de urine-uitscheiding.

1. Verandering van de mest.

Kleurverandering
Bij een gezond dier treden kleurveranderingen op als gevolg van het eten van sterk gekleurde
voedermiddelen als jeneverbessen, vlierbessen, kersen of wortels of door een voerovergang
(bijvoorbeeld het overgaan van zaden - naar korrelvoeding) Opvallend donkere of roodachtige gekleurde
mest als gevolg van bijmenging van bloed. Is het bloed afkomstig uit het voorste gedeelte van de darmen,
dan word het gedurende de darmpassage gedeeltelijk aangetast en verkleurt daardoor tot zwartbruin.
Is het bloed afkomstig uit het laatste stuk van de darm, dan is de mest min of meer rood tot roodbruin
van kleur. Mogelijke oorzaken: verwondingen, bijvoorbeeld door vreemde voorwerpen, zware infecties
(met name bacteriële infecties) sterke besmetting met darmparasieten (bijvoorbeeld coccidien),
vergiftiging (bijvoorbeeld door zware metalen)

Geelachtige tot groenachtig gekleurde mest: Een dergelijke kleur mest komt voor bij ziekten van de
lever ten gevolge van de verhoogde uitscheiding van galkleurstoffen. Mogelijke oorzaken: ontstekingen
van de lever door bacteriën (bv. Psittacose-papegaaienziekte), virussen (Ziekte van Pacheco) of
darmparasieten. Leverbeschadigingen, bijvoorbeeld door vergiften, kunnen tot soortgelijke
verkleuringen aanleiding geven.

Bleek grijsbruin en volumineus.
Een dergelijke kleur word aangetroffen bij zware aandoeningen van de alvleesklier ten gevolge van een
verstoorde vet- en zetmeelvertering.

Weke, natte mest
Bij een gezond dier treft men weke, natte mest aan ten gevolge van een voerwisseling of de opname van
grotere hoeveelheden zachtvoer, fruit of groenten.

Echte diarree: er wordt geen echte mest gevormd; soms kunnen gasblaasjes in de mest te zien zijn,
terwijl de mest tevens kan stinken. Vaak kunnen tegelijkertijd met de diarree ook kleurveranderingen
te zien zijn waarbij de mest groen of geelachtig is. Mogelijke oorzaken: bacteriële infectie, virusinfectie, schimmelvergiftiging of parasieten.

Bijmenging in de mest
Parasieten: slechts bij een zeer sterke besmetting kunnen met het blote oog wormen in de mest gezien
worden. Meestal is echter microscopisch onderzoek nodig om te kunnen vaststellen of er parasieten of
hun eieren in de mest aanwezig zijn.

Onverteerde voerbestanddelen: een alarmsignaal dat aangeeft dat er een zware ziekte heerst in de
krop, maag of de darmen. De vogel heeft veel te leiden van een verteringsstoornis.
Hij vreet mogelijk weliswaar veel, maar kan het niet goed verteren waardoor hij snel gewicht en kracht
verliest.  Mogelijke oorzaak:
het kan een neurologische verwijding van de maag zijn,
een ongeneeslijke virale infectieziekte
(bij papegaaien)

Bij grasparkieten kan een infectie met "megabacteriën" tot dezelfde verschijnselen leiden. Onderzoek
van recente datum geeft aan dat het bij grasparkieten hoogst waarschijnlijk gaat om schimmels.
Maar ook andere aandoeningen van maag, darmen, alvleesklier of een besmetting met parasieten kunnen
een rol spelen.

Ik hoop dat dit artikel een beetje bij kan dragen met het herkennen van veranderingen in de mest en de
daarbij behorende aandoening. Ga overigens nooit experimenteren met medicijnen, maar probeer
eventueel wat mest op te vangen om dit door een dierenarts te laten onderzoeken.

top

======================//============================

top             Algemene richtlijnen ter voorkoming
                    en genezing van ziektes.

Door Harrie van der Linden .

Jaarlijks gaan veel vogels dood aan ziekten die voorkomen hadden kunnen worden als de eigenaar wat
meer aan ziektepreventie had gedaan. Meer dan de helft van het aantal doodsoorzaken is terug te voeren
op huisvestingsfouten, onvolledige voeding, gebrekkige hygiëne en het achterwege blijven van doelmatige voorzorgsmaatregelen. Wie zijn vogels in een tochtig en vochtig onderkomen huisvest of te veel vogels in
een te kleine ruimte houdt, vraagt om narigheid. Hetzelfde geldt voor de liefhebber die zijn vogels
uitsluitend zaad voorzet of de algemene hygiëne aan zijn laars lapt. Ook het instellen van een
quarantaineperiode voor nieuw aangekochte vogels, behoort tot de normale voorzorgsmaatregelen ter
voorkoming van ziekten. De aankoop van vogels van onbekende herkomst op vogelmarkten en vogelbeurzen
is in menig opzicht een groot risico en moet om die reden worden afgeraden. Laten we toch vooral
bedenken dat de goedkoopste en meest effectieve bestrijding van ziekten nog altijd het voorkómen
ervan is. Helaas kan ook de beste verzorging niet voorkomen dat er wel eens vogels ziek worden.
Ook optimaal verzorgde vogels kunnen een longontsteking of een virusziekte oplopen of besmet worden
met parasieten of bacteriën. Kortom ook de liefhebber die zijn dieren optimaal verzorgt, zal van tijd tot
tijd met ziekten te maken krijgen. Ongeacht de aard van de ziekte ziet de ene zieke vogel er bijna
precies zo uit als de andere. Sommige vogels kunnen diarree of ademhalingsmoeilijkheden hebben, wat
een aanwijzing kan zijn voor een bepaalde ziekte. Vaker worden we echter geconfronteerd met het
volgende algemene beeld: een afkeer van beweging, opgezette veren, suffen, apathisch gedrag,
veel slapen met twee poten op een stok in plaats van met één poot opgetrokken in de bevedering zoals
normaal bij het slapen, half toegeknepen dof staande ogen, een verminderd vliegvermogen.
Zodra een vogel een of verschillende van bovenstaande symptomen vertoont, moeten we ingrijpen.
Neem geen afwachtende houding aan, want een dag uitstel betekent meestal het einde voor de vogel;
bovendien riskeert u bij een besmettelijke ziekte ook het leven van de andere vogels. Vang de vogel dus
direct uit en probeer de aard van de ziekte te ontdekken. Soms zijn de symptomen zo duidelijk dat de
oorzaak van de ziekte gemakkelijk is vast te stellen en men gericht te werk kan gaan.
In de meeste gevallen echter zal het stellen van een diagnose voor ons vogelhouders niet mogelijk zijn.
Wanneer u er zelf niet uitkomt, aarzel dan niet een dierenarts te raadplegen. Uiteindelijk is hij de eerst
aangewezen persoon om bij ziekten van dieren hulp te bieden. Het is stellig waar, dat één zieke vogel
vaak minder waard is dan een bezoek aan de dierenarts, maar als de mogelijkheid van een besmettelijke
ziekte niet uitgesloten is, is het een welbestede uitgave. Een catastrofe zoals een totale ontvolking van
uw fokkerij, kost u behalve veel geld ook een aantal slapeloze nachten. Bovendien ben ik van mening dat
iemand die dieren wil houden ook de consequenties ervan dient te aanvaarden. Wat de oorzaak van het
kwaad ook mag zijn, zet een zieke vogel altijd apart, het liefst in een zgn . ziekenkooi die voorzien is van
een regelbare warmtebron. Vogels hebben een hoge stofwisselingsgraad, hun lichaamstemperatuur ligt
enkele graden Celsius boven die van de mens, zodat iedere storing of ziekte gemakkelijk de normale regulatiesystemen in het lichaam in de war brengt. Een zieke vogel zal dan ook spoedig moeite hebben
zijn lichaamstemperatuur op peil te houden. Ook de bloedcirculatie is verminderd, waardoor het
ziekteproces versneld wordt en de weerstand tegen andere ziekten snel afneemt. Essentieel is te
trachten hierin wat verbetering te brengen door de patiënt extra warmte te verschaffen. Begin met de temperatuur in de ziekenkooi op ongeveer Celsius af te stellen. Blijft de vogel bij deze temperatuur 'dik'
zitten, voer dan de temperatuur tot 35gr. op. Als de vogel met open snavel begint te hijgen, is het te
warm en moet de temperatuur omlaag. In lichte ziektegevallen heeft het verblijf in een verwarmde
omgeving vaak een verrassend resultaat. De warmte, benodigd voor het op peil houden van de
lichaamstemperatuur, stelt de vogel in staat met zijn eigen afweermiddelen de ziekte te overwinnen.
Wanneer de vogel opgeknapt is, kan de temperatuur over een periode van een paar dagen geleidelijk
weer worden teruggebracht tot de normale. Enkele dagen daarna kan de vogel weer in zijn eigen omgeving
worden losgelaten. Als kort na elkaar verschillende vogels ziek worden, zijn er twee manieren om het
kwaad te bestrijden. De eerste en helaas meest gebruikelijke is, zelf te klungelen met producten die
men bij de hand heeft. De kans dat men er op deze manier in slaagt de ziekte onder controle te krijgen,
is bijzonder klein. De tweede en verreweg de beste manier van werken is, alle vogels met verdachte
symptomen apart te zetten, niets toe te dienen en zich onmiddellijk tot een dierenarts te wenden met
het verzoek onderzoek te verrichten. Men kan zich ook richten tot de Faculteit Diergeneeskunde,Kliniek
voor Gezelschapsdieren, afdeling kleine gezelschapsdieren, vogels en bijzondere dieren te Utrecht,
telefoon (afspraken) 030-2539411. De kosten die deze instelling voor het nderzoek in rekening brengt,
vallen over het algemeen wel mee. Voor het onderzoek kan men het beste een zieke vogel aanbieden die
naar alle waarschijnlijkheid toch niet meer te redden is. De dierenarts kan het dier dan pijnloos uit zijn
lijden verlossen en het onderzoek onmiddellijk daarna verrichten. Het pijnloos doden van een stervende
vogel kan nauwelijks bezwaarlijk zijn, te meer omdat de ziekteverwekkers veel beter te achterhalen zijn
bij een post-mortem onderzoek waardoor andere vogels mogelijk gered kunnen worden.
Men heeft gewoonlijk ongeveer 48 uur nodig om één of verschillende bacteriën te determineren en te
identificeren - iets meer tijd als het om paratyfus of om chlamydiose (papegaaienziekte) gaat - maar na
het eerste onderzoek is meestal al een min of meer gerichte behandeling mogelijk.
Zieke vogels die binnen drie etmalen na het optreden van ziekteverschijnselen met de juiste medicijnen
worden behandeld, hebben een reële kans op herstel. Daarna verminderen de kansen op welslagen naar
gelang men het onderzoek uitstelt. Gebreksziekten zijn eigenlijk geen echte ziekten; ze ontstaan als de
vogels een noodzakelijk voedingselement tekort komen of er te veel van krijgen en ze verdwijnen
gewoonlijk zodra de oorzaak is opgeheven. De gevolgen van een verkeerde voeding ziet men het best en
het snelst op momenten, dat aan de vogels hoge eisen gesteld worden, ruiperiode, eieren leggen, maar
ook bij infectieziekten en 'stress'. In extreme gevallen, vooral bij nestjongen, kunnen er als gevolg van
gebreksziekten misvormingen optreden met onherstelbare gevolgen. Een groot aantal gebreksziekten is
het gevolg van een gebrek aan een bepaalde vitamine of aan verschillende vitaminen. Iedere vitamine
grijpt op een zeer specifieke wijze in het proces van de stofwisseling in. Gebrek of een tekort aan een
bepaalde vitamine uit zich in een ziektebeeld dat karakteristiek is voor de ontbrekende vitamine.
Men spreekt bij het totaal ontbreken van een vitamine van avitaminose en bij een tekort hypovitaminose.
Een teveel aan vitamine, wat zich vooral voor kan doen bij de vitaminen A en D, wordt hypervitaminose
genoemd.


Beschouwen we nu de ziektebeelden die het gevolg zijn van vitaminedeficiënties.


Vitamine A-deficiëntie;
Vitamine A is de meest belangrijke vitamine. Zij is onontbeerlijk voor het bestaan van het leven, de groei
en de voortplanting. Avitaminose A uit zich in een algemene achteruitgang van de gezondheid,onbevruchte
eieren, zwellingen aan poten en kop, ruwe bevedering en plotselinge sterfte.

Hypervitaminose A
veroorzaakt leverproblemen, ontkleuren en los zitten van de veren.


Vitamine D3-deficiëntie;
Vitamine D3 speelt een belangrijke rol bij de beenvorming en is vooral onmisbaar bij de calcium- en fosforstofwisseling. Daarnaast speelt deze vitamine ook een rol in de bescherming tegen infecties en de vruchtbaarheid.

Avitaminose D3 veroorzaakt veelal rachitis, gekenmerkt dooreen week beendergestel, zachte pijnlijke
gewrichten en een in S-vorm vergroeid borstbeen. De aandoening komt alleen voor bij jonge opgroeiende
dieren. Men kan de diagnose stellen door aftasting van het skelet. Met enige anatomische kennis is dit
zeer wel mogelijk. In twijfelgevallen kunnen door de dierenarts foto's gemaakt worden. De maatregelen
ter voorkoming en behandeling van rachitis zijn identiek. Voldoende vitamine D3 verstrekken en zorgen
voor voldoende zon. Voorts zorgen dat de vogels de beschikking hebben over een goed mineralenmengsel
waarin in voldoende mate fosfor en calcium aanwezig zijn, bv. voederkalk. In ernstige mate aangetaste
dieren blijven misvormd, doordat de verbogen beenderen door de opname van genoemde mineralen hard
worden en in de onnatuurlijke vorm blijven staan. Andere deficiëntieverschijnselen als gevolg van
avitaminose D3 zijn: slechte groei, verlammingsverschijnselen, ruwe bevedering, schaalloze eieren en
legnood. Een overdosering vit. D gedurende langere tijd resulteert in ontkalking van het beendergestel.


Vitamine E-deficiëntie;
Het feit dat men de vitamine E in sterke concentratie aantreft in de hypofyse, de bijnieren en de testes
doet vermoeden dat het een belangrijk biochemische rol speelt in de klieren met inwendige secretie.
Verder is vitamine E als antioxidant van vitamine A indirect van invloed op de vruchtbaarheid. Een tekort
aan vitamine E resulteert in slechte broed- uitkomsten. Ook verlammingsverschijnselen  en het
onvermogen tot vliegen kunnen een gevolg zijn van een vitamine E-deficiëntie.


Vitamine B-deficiënties;
Een avitaminose B1 veroorzaakt een vergiftiging van het zenuwstelsel door de afbraakproducten van de suikerverbranding in de spieren.
Vandaar dat bij een tekort aan vitamine B1 o.a. verlammingsverschijnselen optreden.
Andere deficiëntieverschijnselen zijn: ruwe bevedering, bol zitten en een slijmerige ontlasting.
Ook het vitamine B2 is betrokken bij de stofwisseling van de suikers. Een vitamine B2 deficiëntie uit zich
in een verminderde groei, afsterven van het embryo in het ei en teenverkrommingen. Een tekort aan
vitamine B6
leidt onherroepelijk tot storingen in de eiwitstofwisseling en een hiermee gepaard gaande
slechte groei en kramptoestanden. Een vitamine B12-gebrek zal ongetwijfeld leiden tot slechte
broedresultaten, zoals slecht uit het ei komen en een hoge sterfte gedurende de eerste levensdagen.


Choline-deficiëntie leidt tot leververvetting en een hiermede gepaard gaande lichamelijke achteruitgang.
Een tekort aan nicotinezuur, ook wel vitamine P genoemd, veroorzaakt diarree, gemis aan eetlust,
vertraagde groei, een gebrekkige bevedering en ontstekingen aan de huid. Een tekort aan pantotheenzuur
ten slotte veroorzaakt een groeistilstand. Ook lage broeduitkomsten en een slechte bevedering met kale
plekken in de nek en hals kunnen op een gebrek aan pantotheenzuur duiden. Behalve de zojuist opgesomde gebreksziekten als gevolg van een gebrek aan één of verschillende vitaminen, zijn er nog een aantal
bekend waaraan een tekort aan eiwitten of een eiwitovervoeding ten grondslag ligt.
De belangrijkste wil ik niet onvermeld laten.

Vetzucht.
Vetzucht komt het meest voor bij solitair gehouden vogels, maar ook vogels die lang in broedkooien zitten
hebben er wel eens last van. De oorzaken zijn voedingsfouten, gemis aan beweging, maar kunnen ook van
hormonale aard zijn. Onderhuids op rug en buikwand worden aanzienlijke vetvoorraden aangetroffen.
Soms doet zich een donkergele pigmentatie voor met tumoraal aspect. Vetzucht gaat veelal gepaard met kortademigheid, slaperigheid, onvruchtbaarheid enz. In extreme gevallen kan de vogel bezwijken aan een hartverlamming. De behandeling tegen vervetting is simpel. Meer beweging, vogel op rantsoen zetten,
groenvoer en fruit geven. Men onderscheidt twee vormen van jicht, namelijk gewrichtsjicht en
ingewandsjicht. Bij gewrichtsjicht zijn de gewrichten gezwollen vooral de voetwortel en de
teengewrichten. Deze zijn dik, voelen warm aan, zijn pijnlijk en bevatten uraten in de vorm van kleine
knobbels met een crèmekleurige pasta-achtige inhoud, vergelijkbaar met etterhaarden.
Bij ingewandsjicht kunnen nieren, lever, milt, darmen, longen en luchtzakken aangetast zijn.
In tegenstelling tot gewrichtsjicht is ingewandsjicht bij levende dieren niet vast te stellen.
Vogels die sterk vermageren en een krijtachtige ontlasting hebben zijn verdacht. De oorzaak van jicht
staat niet vast. Mogelijke oorzaken zijn: een tekort aan vitamine A, eiwitovervoeding, nierbeschadiging,
watertekort. Ook erfelijke factoren spelen mogelijk een rol. Jicht komt in elke leeftijdscategorie voor.
De aandoening is bij oudere dieren slepend. De vogels vermageren sterk en kwijnen langzaam weg. Beide
vormen van jicht zijn ongeneeslijk. Jicht kan preventief bestreden worden door voldoende fris
drinkwater ter beschikking te stellen, waken voor eiwit-overvoeding en tekort aan vitamine A.
Hieronder een overzicht van de meest voorkomende infectieziekten. Parasitaire aandoeningen en ziekten.

Uitwendige parasieten;

(ectoparasieten)Mijten en luizen. Vogels worden regelmatig geplaagd door uitwendige parasieten.
De voornaamste uitwendige parasieten die we bij vogels aan kunnen treffen, zijn: bloedmijt (bloedluis),
vedermijt, vederluis, en schurftmijt. Ze alle in detail bespreken zou te ver voeren en ik zal mij hier dan
ook beperken tot enkele algemene beschouwingen en richtlijnen. Als regel maken alle huidparasieten de
vogels onrustig en doen hun eetlust verminderen waardoor ze vermageren en hun conditie achteruit gaat.
Vooral jonge vogels zijn er zeer gevoelig voor. Behalve deze algemene verschijnselen veroorzaken
sommige parasieten ook nog specifieke letsels. De bloedmijt zuigt 's nachts bloed en veroorzaakt zo
bloedarmoede. Vooral broedende en jonge vogels die in het nestblok zitten, ondervinden veel hinder van
de bloedmijt, waardoor de kweek nadelig wordt beïnvloed en soms geheel mislukt. De vedermijten tasten
de bevedering aan en zetten er hun eieren (neten) op af. Sommige mijtsoorten dringen de schacht van de
zich ontwikkelende veer binnen en leven van de voedingsstoffen waarvan de veer moet groeien.
Het is duidelijk dat op die manier van een goede bevedering niets terechtkomt. Ook de al aanwezige
bevedering wordt ernstig aangetast. Ook de kleine vederluis tast de bevedering aan en zet haar neten
erop af. De voedselmijt leeft niet zozeer op de vogel zelf, maar in de zaadbakken of tussen bedorven
zaad. Het is duidelijk dat ze de vogels schade berokkenen als ze samen met het aangetaste zaad
opgenomen worden. Preventief kunnen we bovenstaande parasieten bestrijden
door de mijten zo min mogelijk schuilgelegenheid te bieden en te zorgen voor een droog hok en goede
hygiënische voorzieningen. Wanneer we ondanks alles toch met deze parasieten geconfronteerd worden,
zullen we gebruik moeten maken van insecticiden. De voorkeur gaat uit naar een insecticide op basis van
pyrethrine en piperonylbutoxyde. Het wordt door verschillende fabrikanten in de handel gebracht en is
voor de vogels het minst schadelijk; chloorhoudende insecticiden echter kan men beter niet gebruiken.
Het spreekt vanzelf dat we ons bij het gebruik van bestrijdingsmiddelen nauwgezet houden aan de
toepassingsvoorschriften die op de verpakking staan aangegeven. Als ontsmettingsmiddel van kooien en binnenverblijven kan malathion (4-5%), een organofosfaat, wél veilig gebruikt worden. Uiteraard dienen
de vogels voor de behandeling uit de verblijven verwijderd te worden en dient er een ruime tijd gewacht
te worden alvorens ze weer toe te laten. Het zogeheten 'Scaly face' bij grasparkieten werd in de laatste
jaren ook enkele keren vastgesteld bij agaporniden. De aandoening, ook wel schurftmijtziekte genoemd,
wordt
veroorzaakt door de mijt , die de vogel rond de snavel, de ogen, de anus en aan de poten aantast.
De schurftmijt zet zich af op veerfollikels en in huidplooien en dringt direct de opperhuid binnen.
De daarbij ontstane huidveranderingen veroorzaken op en rondom genoemde lichaamsdelen kraterachtige woekeringen. Als we er niets aan doen gaan de vogels op den duur te gronde. Over de wijze waarop de
aandoening van de ene op de andere vogel wordt overgebracht lopen de meningen uiteen. Sommigen zijn
van mening dat sommige vogels latente dragers van de mijt zijn en veronderstellen dat de parasiet al bij
het voeren in het nest op de jongen wordt overgedragen. De aandoening komt echter incidenteel ook voor
bij oudere agaporniden in samenhang met andere gezondheidsstoringen, die resulteren in een verminderd
weersstands vermogen. Onderzoekingen hebben aangetoond dat de aandoening zich niet door het
volièrebestand verspreidt. Een behandeling met Ivermectine (Ivermectin) geeft goede resultaten.
De behandeling geschiedt door 2 druppels van dit middel in de halsstreek van de vogel aan te brengen.
De behandeling wordt zonodig enkele keren herhaald. In het beginstadium van de aandoening is ook
paraffinum liquidum (vloeibare paraffine) zeer effectief. De aangetaste plekken gedurende 5 dagen
insmeren.

Inwendige parasieten;
(endoparasieten)Wormen
Van de inwendige parasieten kunnen de wormen een ware plaag vormen. De belangrijkste wormsoorten die
de vogels kunnen parasiteren, zijn de ascariden of spoelwormen en de capillaria of haarwormen.
Spoelwormen zijn ronde wormen die aan beide einden spits uitlopen, met een lengte van ongeveer 4 cm; de
kleur is lichtroze. Ze leven in de ingewanden van het halfverteerde voedsel dat voor de vogel is bestemd.
Behalve dat irriteren ze ook de darmwand, wat op zichzelf de spijsvertering ongunstig kan beïnvloeden.
De wormen produceren een overvloed aan eieren, waarvan de schaal dik en donker van kleur is en die
tegelijk met de uitwerpselen van de vogel afgevoerd worden. Ongeveer twee weken hierna zijn de eieren
besmet voor de vogels. De besmetting wordt veroorzaakt doordat de vogels de eieren opnemen. De niet
opgepikte eieren vormen nog maandenlang een besmettingsgevaar.
De verschijnselen van een ascaridia-besmetting treden enkele weken na de opname van de eieren op,
bijgevolg nooit bij nestjongen. In het begin is een verhoogde eetlust waar te nemen, doch desondanks
vermageren de vogels sterk. Het borstbeen voelt scherp aan. Zelden treedt diarree op. Vaak raakt de
dunne darm geheel verstopt. Dit veroorzaakt dan een opgezwollen buik, gebrek aan eetlust en braken.
Daar deze wormen tevens irritatie van de darmen veroorzaken, wordt de opname van vitaminen
belemmerd en kunnen verlammingsverschijnselen optreden, dit zowel bij lichte als bij zware
besmettingen. Onnodig erop te wijzen dat de conditie van de vogels snel achteruit loopt, met dikwijls
fatale gevolgen. De capillaria zijn, zoals de naam al zegt, zo dun als een haar. De lengte is ongeveer 1 cm
en de doorsnede 0,3 mm. Ze zijn met het blote oog nauwelijks te onderscheiden. De eieren die ze
produceren rijpen in ongeveer een week, dus vlugger dan die van de ascariden.
De haarwormen veroorzaken, doordat ze zich aan het darmslijmvlies vasthechten, veel ernstiger en meer
plotseling optredende verschijnselen dan spoelwormen. Hier zien we in het algemeen een ernstige
darmontsteking met dikwijls bloed in de dunne ontlasting waardoor de vogels ernstig ziek worden, snel
vermageren en vaak niet meer in staat zijn te vliegen. Besmetting vindt plaats door opname van eieren die
in de uitwerpselen van besmette dieren worden aangetroffen. De niet opgenomen eieren blijven, net als
met de eieren van spoelwormen het geval is, nog lang hun besmettings-vermogen behouden, maar is toch kortstondiger van aard dan die van de spoelwormen. Een uitstekend wormmiddel is Fenbendazole in een
orale dosering van 10-50 mg/kg lichaamsgewicht. Het middel wordt uitstekend verdragen.
Wordt toegediend met druppelpipet of knopnaald. Wie de toediening met druppelpipet of knopnaald niet
aandurft, kan een paar druppels van het middel op een stukje fruit doen. Wel opletten dat de vogels het
eten. Als de vogels gewend zijn af en toe een stukje fruit te krijgen, lukt deze manier van
medicijntoediening wel. Zo niet, dan is men aangewezen op de drinkwaterkuur. Zeer geschikt voor deze
methode is het wormmiddel Levamisole. Dosering 400-600ml/l water gedurende 24 uur. Tijdens de kuur
geen ander drinkwater en groenvoer verstrekken. De orale ontworming, d.w.z. het wormmiddel
rechtstreeks in de snavel of krop geniet echter de voorkeur, terwijl de drinkwaterkuur vanwege het
onregelmatige drinkgedrag van de vogels niet altijd tot het gewenste resultaat leidt. Een herhaling van
de kuur na 3 weken is aan te bevelen. Het is wenselijk de vogels na een wormkuur een extra vitaminestoot
te geven. Vooral een gebrek aan vitamine A schijnt het besmettingsgevaar aanmerkelijk te verhogen. Ter voorkoming van herbesmetting dienen de hokken te worden gedesinfecteerd met een natronloogoplossing
(diverse fabrikaten)Dit moet na een week nog eens worden herhaald.De buitenvolière moet 25 cm worden afgegraven en voorzien van schoon rivierzand of ballast (mengsel van geel zand en grind) Ideaal is een
betonnen vloer met rooster onder de zitstokken. Vooral grote papegaaien,amazone’s en dergelijke kunnen
geplaagd worden door lintwormen. Er bestaan verschillende soorten. Ze hebben bijna allemaal een platte
gelede vorm en zijn witachtig van kleur. Voor hun ontwikkeling maken ze gebruik van tussengastheren ,
zoals slakken, kevers en insecten. De besmetting volgt doordat de vogels de besmette tussengastheren
opnemen. Sommige lintwormen veroorzaken knobbels in de dunne darm, andere dringen het darmslijmvlies
binnen en veroorzaken soms bloedingen. Hoe dan ook, het is duidelijk dat ze de vogel schade berokkenen. Lintwormen kunnen de vogels jarenlang onopgemerkt parasiteren. Slechts in zeldzame gevallen worden de
vogels zichtbaar ziek. Men kan een juiste diagnose stellen door de uitwerpselen microscopisch te
onderzoeken op afgestoten lintwormgeledingen. Een enkele keer gebeurt het wel dat langere delen van
een lintworm uit de cloaca hangen en aldus als zodanig te herkennen zijn. Een goed middel tegen
lintwormen is Mansonil (Bayer) de dosering is 0,2 gram per kg lichaamsgewicht .

Coccidiose

Coccidiose wordt veroorzaakt door verschillende soorten coccidiën, eencellige parasieten van
microscopische grootte. De coccidiën maken een cyclus door in de vogel; ze evolueren echter ook in de
buitenwereld waar oöccysten (eieren) sporuleren en infectueus worden. De ziekte wordt van de ene op de
andere vogel overgebracht door het opnemen van voedsel of drinkwater dat via de ontlasting met
oöccysten van coccidiën is besmet. De opgenomen oöccysten worden in het darmstelsel omgezet in andere levensvormen, die we hier, om het niet te ingewikkeld te maken, maar coccidiën blijven noemen.
Deze coccidiën dringen de cellen van de darmwand binnen, vermeerderen zich, breken er uit en vernielen
daardoor de darmcellen. Het laat zich gemakkelijk raden welke schade coccidiose aan het darmstelsel
toebrengt: vernietiging van darmcellen, bloedingen en vermindering van de weerstand van de darmwand
waardoor het voor allerlei kiemen mogelijk wordt door de darmwand heen te dringen en in de bloedbaan
te komen. De coccidiën die uit de vernietigde darmcellen vrijkomen, kunnen ofwel andere darmcellen
binnendringen, ofwel zich omvormen in oöccysten, dus ofwel dezelfde vogel aantasten ofwel met de
uitwerpselen in de buitenlucht terecht komen om andere vogels te besmetten. Het ziektebeeld is
eenvoudig af te leiden uit het voorafgaande. De ontlasting is dun en slijmerig, soms treden er
darmbloedingen op. De vogels tonen een gebrek aan eetlust en drinken veel door het vochtverlies
tengevolge van de diarree. Voor het overige het algemene ziekte beeld: dikzitten , suffen en veel slapen.
Slechts een microscopisch onderzoek kan de diagnose bevestigen. Bij acute gevallen van coccidiose
sterven de vogels na enkele dagen; bij chronische gevallen kan de ziekte zich wekenlang voortslepen,
waarna de vogel uiteindelijk van uitputting sterft. Het zijn vooral de pas uitgevlogen jongen die aan c
occidiose bezwijken. Oudere vogels bezitten een zekere weerstand tegen deze ziekte en worden slechts
zelden ernstig ziek. Papegaaiachtigen zijn ongevoelig voor coccidiose. Zieke vogels moeten direct
afgezonderd en behandeld worden met een sulfapreparaat. Goede resultaten worden bereikt met de
volgende behandeling: 1 gram EsB3 30% per liter drinkwater gedurende drie dagen; vierde en vijfde dag:
kuur met vitaminen A-D3: zesde tot en met achtste dag: als de eerste drie dagen; negende tot en met
elfde dag: multivitaminekuur.

Atoxoplasmose

Atoxoplasmose komt vooral veel voor bij kanaries, maar ook bij bastaarden en
wildzangvogels komt de ziekte veelvuldig voor. De ziekte lijkt veel op coccidiose, maar het verschil
tussen coccidiose en atoxoplasmose is door leken niet vast te stellen.De vogels kunnen met atoxoplasmose
besmet zijn zonder er last van te hebben,besmetting geeft dus niet altijd problemen.Atoxoplasmose laat
de volgende symptomen zien.
- de jonge vogels zitten dik;
- dunne ontlasting;
- de lever is duidelijk zichtbaar, een levervlek zal links onder het middenrif zichtbaar worden. (zie foto).
- de darmen zijn gezwollen
- de vogels staan soms met de kop op de grond, afhankelijk van de mate besmetting.
In de hersenen zijn dan de bloedvaten verstopt waardoor ze zuurstofgebrek krijgen. De diagnose is zelf
niet vast te stellen bij levende vogels. De cyclus duurt tien dagen.

atoxoplasmose ook wel zwarte stip genoemd.

Hoewel er altijd enige besmetting in een bestand aanwezig zal zijn, zal u moeten proberen de voerbakken
zo te plaatsen dat de vogels zo min mogelijk met besmette mest in aanraking komen.
Dit om nieuwe besmetting te voorkomen. En waak voor overbevolking in uw volière.
Vele malen hebben we nu al gehoord dat hygiëne in veel gevallen het beste geneesmiddel is. Maar waak
voor overdosering. Vogel hokken hoeven geen steriele ziekenhuizen te worden. Ook dit werkt op de duur
nadelig. Onze vogels bouwen dan te weinig weerstand op en blijken dan juist vatbaarder voor ziekten te
zijn. De volière ontsmetten doen we dus van tijd tot tijd. één tot twee maal per jaar met een goed
ontsmettingsmiddel o.a. halamid Let hier vooral op de woorden "ontsmettingsmiddel" halamid. Een nadeel
van dit middel is dat het geen diepte werking heeft. Men dient de volière eerst stof schoon te maken.
Bij voorkeur met een stofzuiger. Verspreid in elk geval geen stof van de ontlasting
van de vogels. Hierna water gebruiken, alles reinigen en dan pas water met halamid
oplossing gebruiken. Dan is halamid een uitstekend ontsmettingsmiddel tegen
bacteriën en virussen. Heeft u problemen met water dan zijn er nog een rij droog
ontsmetters in de handel verkrijgbaar.  Het spreekt vanzelf dat in de meeste gevallen
de vogels uit de kooien gevangen zullen moeten worden alvorens een goede ontsmetting
toe te passen.

Luchtpijpmijt.

Luchtpijpmijten laten de volgende symptomen zien:happen, niezen;schudden met de kop;met de snavel
langs de zitstok strijken. Als we de vogel tegen het licht houden, zijn de mijten soms zichtbaar in de
luchtpijp. Vogels gaan er niet zo gauw aan dood, maar worden mager. Infectie is alleen mogelijk via direct
contact . De aandoening is o.a. te voorkomen door nooit nieuw verkregen vogels direct bij de eigen vogels
te plaatsen. Nieuw aangekochte vogels 6 weken apart zetten, als de vogel dan goed gezond blijft, is de
kans op het dragen van ziekteverwekkers gering. Men kan de luchtpijpmijt op twee manieren behandelen:
met malathionpoeder 4 %. De vogels worden hiervoor in een kleine ruimte (broedkooi) gezet en hierin
wordt dan een paar maal per dag dit poeder verstoven, vervolgens wordt het voorfront afgesloten
gehouden met een doek. Het poeder wordt dan hopelijk in voldoende mate ingeademd en opgenomen door
de mijt. Verdamping met dichloorvos (o.a. Vapona).Dit middel heeft de voorkeur,het is echter een stof die
giftig is voor de vogels, maar werkt ter verdelging van de mijten erg goed.Behandelingswijze: in een
afgesloten ruimte van 30 m
3 gedurende vier uur een volledig geopende vapona cassette plaatsen. Vóór die
tijd de cassette volledig geopend gedurende ongeveer twee uur in de buitenlucht zetten.Tijdens vier uur
in de behandelruimte moet om het uur gecontroleerd worden of de vogels dik gaan zitten. Zo ja, dan
onmiddellijk de cassette sluiten en goed ventileren. Binnen een uur zitten de vogels dan weer strak.
De concentratie dichloorvos was dan te hoog. Dit kan komen omdat de behandelruimte te klein is, of er
een te geringe luchtverplaatsing in deze ruimte is. In dit geval moet gedurende zes achtereenvolgende
dagen de cassette elke dag volledig geopend, maar voor een kortere tijd in het vogelverblijf geplaatst
worden. Wanneer zich deze problemen niet voordoen, dan na vier uur op de eerste dag, elke dag de
cassette een half uur langer open zetten.Een maand na de eerste kuur de behandeling herhalen, omdat de
larven, die vrij ongevoelig voor dichloorvos zijn, volwassen geworden zijn. Normaliter zal er drie dagen na
het begin van de behandeling al een duidelijke verbetering zichtbaar zijn. Vogels die al gedurende
langere tijd besmet zijn geweest, kunnen ademhalingsstoornissen blijven houden, omdat de mijten grote
delen van de longen aangetast hebben.

Protozoaire infecties
Giardia-infectie
Giardia-infecties komen bij papegaaiachtigen regelmatig voor. De veroorzaker behoort tot de flagellaten (zweepdiertjes). De grootste klacht is verenpikken; dit kan zo hevig zijn, dat de andere symptomen,
zoals diarree, vermagering, het schilferen van de huid en de meer algemene ziektesymptomen, over het
hoofd worden gezien. Het verenpikken begint meestal op flanken en dijbenen. Gewoonlijk wordt
aangenomen dat het verenpikken veroorzaakt wordt door jeuk als gevolg van een allergische reactie op
Giardia. Microscopisch onderzoek van verse ontlasting kan de diagnose bevestigen. Als therapeutica
komen o.a. dimentridazole (Emtryl) en ronidazole in aanmerking. De kansen op genezing zijn wisselend.
Behandelde vogels 2-4 weken in de gaten houden omdat de infectie vaak opnieuw tevoorschijn treedt.

Trichomoniasis
Deze ziekte wordt veroorzaakt door Trichomonas gallinae, een eencellige parasiet die tot de familie van
de zweepdiertjes behoort. Ofschoon trichomoniasis vooral een gevreesde duivenziekte is, komt de ziekte
ook regelmatig voor bij papegaaiachtige en andere vogelsoorten. De parasieten worden door de
ouderdieren op de jongen overgebracht door de kropmelk. Onderling besmetten de vogels elkaar via het drinkwater.Een kenmerkend verschijnsel van trichomoniasis is een geelachtige, korstvormige aanslag in
de keel en een opgezette krop als gevolg van een verhoogde slijmvorming in de keel. Aangetaste vogels
zijn lusteloos, tonen een matige eetlust, vermageren sterk en hebben doorgaans lichte diarree.
Bij nestjongen treedt bovendien vaak een navelinfectie op, die zich steeds verder uitbreidt, uiteindelijk
ook de lever en andere inwendige organen aantast en aldus de dood veroorzaakt. Een zekere diagnose is
alleen te stellen door microscopisch onderzoek van het keelslijm. Aangetaste vogels moeten onmiddellijk
worden geïsoleerd en behandeld met dimetridazole, bijvoorbeeld Emtryl oplosbaar poeder 40% (Specia).
Het verdient aanbeveling ook de gezond schijnende vogels een kuur met dit anti-protozoaire middel te
geven.

Bacteriële infecties
Bacteriële infecties nemen behoudens een enkele uitzondering zoals salmonellose-infectie vooral een
secundaire plaats in. In principe komen Emterobacteriaceae (grote groep ingewandsziekten
veroorzakende bacteriën die normaal gesproken niet in de darmen voor mogen komen) niet voor als
darmflora. Gezonde vogels hebben normaal gesproken helemaal geen darmflora.Wanneer een
bacteriesoort kans ziet zich in de vogeldarm te vestigen, dan is er sprake van een verstoorde verhouding
tussen afweer en infectiedruk. Dit kan het begin zijn van een ingewikkeld en niet-specifiek ziektebeeld
waarbij voeding, verzorging en hygiëne een voorname rol spelen.

Salmonellose
Salmonellose of paratyfus wordt veroorzaakt door kiemen van het salmonella type; bij vogels vrijwel
uitsluitend door Salmonella typhimurium, een beweeglijke staafjesvormige bacterie met een zeer lange overlevingsduur. In uitwerpselen van besmette dieren kan men na zes weken en dikwijls veel langer de
bacterie nog aantonen.Vogels die salmonella hebben gehad en ervan genezen zijn,kunnen smetstofdragers
blijven en bacillen uitscheiden. Dit samen met de lange overlevingsduur in de uitwerpselen verklaart
waarom de ziekte zo besmettelijk is en vrijwel over de gehele wereld wordt aangetroffen.De besmetting
vindt plaats door het opnemen van met bacillen besmet voer of drinkwater of via het snavelen. Oorzaak
vaak ratten, muizen en buitenvogels (open buitenvolières) waarvan de uitwerpselen in het voer of
drinkwater zijn terechtgekomen. Salmonellabacteriën kunnen ook via de eierstok op het broedei worden
overgebracht. Deze eieren komen meestal niet uit doordat het embryo in het ei afsterft; komen ze wel
uit, dan sterft het jong gewoonlijk kort na de geboorte. De incubatietijd bedraagt 4 à 5 dagen.
Het ziektebeeld kan bij oude en jonge vogels sterk verschillen. Bij nestjongen treedt plotseling een
hevige darmontsteking op, die in enkele uren meestal dodelijk afloopt. Volwassen vogels vertonen
aanvankelijk het algemene ziektebeeld: rillen, suffen apathisch gedrag. In een later stadium treedt
diarree op . Niet zelden wordt ademnood geconstateerd. Meestal vertonen meerdere vogels van het
bestand een overeenkomend ziektebeeld, waardoor het epidemische karakter duidelijk wordt.
Een bacteriologisch onderzoek van de ontlasting kan de diagnose bevestigen. Salmonellose is niet
gemakkelijk te genezen, ook al vanwege de korte incubatietijd. Zieke vogels worden behandeld met een
antibioticum geschikt voor het bestrijden van salmonella-infectie zoals Enrofloxacin (Baytril), in
samenhang met omvangrijke desinfectiemaatregelen. Ernstig zieke vogels zijn ondanks intensieve
behandeling zelden te redden.

Colibacillose
Colibacillose wordt veroorzaakt door verschillende stammen van de bacterie
Escherichia coli. De besmetting vindt veelal plaats door opname van met ontlasting bevuild drinkwater
of voer. De ziekteverschijnselen zijn niet specifiek, maar meer van algemene aard. Bijna altijd treedt
diarree op. De ziekte komt vooral voor bij nestjongen en eist veel slachtoffers. Oudere dieren hebben
een zekere weerstand tegen colibacteriën, ofschoon vogels die in een slechte lichamelijke conditie
verkeren er ook vatbaar voor zijn. E-coli-bacteriën kunnen ook in de ademhalingsorganen toeslaan en een
chronische ontsteking veroorzaken.Colibacillose is slechts door een bacteriologisch onderzoek van de
ontlasting of van de inwendige organen vast te stellen. Aangezien er verschillende stammen bestaan, met
een duidelijk verschil in antibioticum gevoeligheid, is zonder gevoeligheidstest geen gerichte behandeling
mogelijk. Trimethoprim in combinatie met een sulfapreparaat blijkt vaak goed te werken.
Goede hygiënische voorzieningen, vooral het voorkomen dat uw vogels van met ontlasting bevuild water
drinken, draagt bij de ziekte te voorkomen.

Vogeltuberculose
Tuberculose veroorzaakt door de bacterie Mycobacterium avium, komt bij papegaaiachtigen nauwelijks
voor. De reden dat ik er hier toch even op inga houdt verband met de overdraagbaarheid van de ziekte op
de mens. De besmetting geschiedt veelal met de voeding, maar is ook mogelijk via inademing van met
deze bacteriën verontreinigde lucht. Vogeltuberculose is een slepende, vaak maandenlangdurende ziekte,
waarbij de vogel in het begin sterk vermagert. Tot kort voor het einde vertonen ze nauwelijks
ziekteverschijnselen. Later treedt dikwijls diarree op,soms ook krijgt de vogel ademhalings- stoornissen.
Het met zekerheid vaststellen van de ziekte is bij levende vogels niet eenvoudig. De tuberculinatietest is
bij vogels niet erg betrouwbaar terwijl ook het bloedonderzoek niet altijd bruikbaar blijkt te zijn.
Bij sectie daarentegen blijken lever en milt vaak groter dan normaal en groenachtig van kleur.
De aangetaste organen vertonen bleekgele knobbels, die soms door de huid heen voelbaar zijn.
Behandeling van de ziekte is niet mogelijk.

Stafylococcose
Stafylococcen infecties worden veroorzaakt door Stafylococcus aureuse,ter gelegenheid van
verwondingen en insectenbeten. Oorspronkelijk gaat het om een huidaandoening met lokaal karakter.
Er kan een abces optreden als gevolg van bloedbesmetting. De ziekteverschijnselen zijn van algemene
aard: dikzitten, lusteloos, geen eetlust. Voorts huidletsels zoals abcessen en poot- of teen necrose.
Sterfte binnen vijf dagen. De diagnose kan door letsels en bacteriologisch onderzoek bevestigd worden.
Bij sectie blijkt de lever aangetast en bezet met witte harden. De ziekte komt het meest voor bij pas
ingevoerde vogels.De behandeling moet steunen op de gegevens van een deskundig opgemaakt antibiogram.
Als doorsnee therapeuticum kan erythromycine gegeven worden aan een dosis van 100 mg per liter water gedurende vijf dagen.

Chlamydia-infectie
Papegaaienziekte of chlamydiose zoals de ziekte tegenwoordig algemeen genoemd wordt, is een veel
voorkomende ziekte bij vogels die ook de mens kan aantasten. De ziekte wordt veroorzaakt door
Chlamydia psittaci, een smetstof die vanuit de systematiek gezien tussen de virussen en bacteriën staat.
De besmetting met chlamydia geschiedt in eerste instantie direct via de ademhaling door inhalatie van rondzwevende besmette stofdeeltjes of via het voeren van de jongen en van de broedparen onderling.
Indirect via voer- en drinkbak, transportkisten, tentoonstellingskooien of door uitwendige parasieten. Papegaaienziekte kan zich zeer verschillend manifesteren. Men onderscheidt een acuut en een chronisch ziektebeeld. De acute vorm van papegaaienziekte uit zich in verkoudheidachtige verschijnselen: suffen,
rillen, moeilijk ademhalen, neus en ooguitvloeiingen, uitputting en sterfte. Bij chronische infecties zien we
slechts algemene vage ziekteverschijnselen, slechte veerconditie, dikwijls treedt gewichtsverlies op. Papegaaiachtigen kunnen drager zijn van de smetstof zonder zelf ziekteverschijnselen te vertonen.
Ook kunnen deze ogenschijnlijk volkomen gezonde dieren de smetstof met de ontlasting uitscheiden en
een voortdurende besmettingsbron zijn voor mens en vogel. Indien papegaaienziekte als zodanig wordt
erkend is de ziekte met de daarvoor geschikte medicijnen werkzaam te bestrijden.
Grotere parkiet- en papegaaiachtigen waaronder aratinga’s worden gedurende 45 dagen behandeld met
een met chloortetracycline (CTC) of doxycycline (DC) geïmpregneerd zaadmengsel dat gewoonlijk
bestaat uit 85% gepelde milletzaad, 10% gepelde en gebroken haver en 5% gepelde zonnebloempitten.
Zeer ernstig aangetaste vogels krijgen een tetracycline injectie in de borstspier. Tijdens de zaadkuur
dient men bijzondere aandacht te schenken aan de verzorging, omdat de vogels dan extra bevattelijk
zijn voor infecties met bacteriën en schimmels. Het verdient aanbeveling tijdens de behandelingsperiode
dagelijks een multivitamine en aminozuurpreparaat aan het drinkwater toe te voegen teneinde de
negatieve bijwerkingen van de tetracycline af te zwakken en de natuurlijke weerstand van de vogels te ondersteunen. Tijdens de behandeling geen grit of kalk verstrekken. Het regelmatig reinigen en
desinfecteren van het vogelverblijf met een quarternair ammoniumproduct, als Halaquat Forte (Veip),
draagt bij de smetstof uit te schakelen en herbesmetting te voorkomen.

Virusinfecties.
Bij vogels zijn de laatste jaren verschillende virussen aangetoond en de verwachting is dat het aantal
virusinfecties in de toekomst nog zal toenemen. In hoeverre dit problemen gaat vormen, is moeilijk in te
schatten. Feit is wel dat er tot op heden geen medicijnen zijn om virussen effectief te bestrijden.
Het voorkomen van virusziekten kan alleen door vaccinatie, maar het ontwikkelen van een vaccin is niet zo
eenvoudig en bovendien een zeer kostbare zaak.De enige wapens die overblijven zijn optimale hygiënische omstandigheden en quarantaine maatregelen voor nieuwe aankopen.

Polyoma
Hoewel het polyomavirus het meest voorkomt bij jonge grasparkieten, zijn alle soorten van
papegaaiachtigen er gevoelig voor. Men onderscheidt verschillende vormen van polyoma, ook is er een
dramatisch verschil in het ziektepatroon bij de verschillende papegaaiachtigen. Bij grasparkieten
bijvoorbeeld, kennen we een extreme vorm en een milde vorm van polyoma. Bij de extreme vorm van
polyoma ziet men tot 10 à 15 dagen een normale ontwikkeling, dan plotselinge sterfte zonder verdere
symptomen. Andere nestjongen van hetzelfde ouderpaar tonen een opgezwollen buik en
uitdrogingsverschijnselen wat vooral goed zichtbaar is aan loopbenen en tenen, die enigszins
verschrompeld aandoen, soms ziet men zenuwafwijkingen. De dons- en contourveren veren van zulke
nestjongen zijn sterk onderontwikkeld en er is veel sterfte in de eerste drie levensweken, soms
oplopend tot 100%. Jongen die overleven tonen bevederingstoornissen in de dekbevedering terwijl de
grote vleugel en staartpennen nauwelijks zijn ontwikkeld waardoor de vogels niet kunnen vliegen.
Het zijn in alle gevallen onderontwikkelde vogels die niet meer herstellen. Bij de milde vorm van polyoma,
deze treedt op als de jonge vogels na de 15de dag met het virus worden geïnfecteerd laten de jonge
grasparkieten vlak voordat ze het nestblok verlaten, alle slag- en staartpennen vallen. Hierbij dient te
worden opgemerkt dat ook de milde vorm van polyoma verschillende gradaties kent variërend van het
verlies van enkele vleugelpennen tot de zwaardere gevallen, waarbij ook de lichaamsbevedering is
aangetast. In de spoel van de afgeworpen vleugelpennen zien we een roodbruine bloederige massa, zodat
wel van bloedpennen gesproken wordt. De veerschachten zijn bros en tonen enigszins gekrulde baarden.
Aan het einde van de schacht zijn de pennen iets geknikt. Behalve het feit dat de jonge vogels niet of
nauwelijks kunnen vliegen en zich over de grond of langs het gaas kruipend voortbewegen, vandaar de
benaming kruiper, zijn ze verder vitaal en lijken volkomen gezond. Deze vogels herstellen gewoonlijk na
enige tijd weer normaal, waarbij de meer ernstige gevallen soms wat in groei achterblijven in vergelijking
met hun niet aangetaste soortgenoten. Bij papegaaiachtigen onderscheidt men eveneens de peracute
sterfte zonder voorafgaande symptomen. Een ander ziekteverloop bij papegaaiachtigen wordt
gekenmerkt door verschijnselen van lusteloosheid, geen eetlust, gewichtsverlies, vertraagde
kroplediging, braken, diarree, uitdrogingsverschijnselen, ademhalingsproblemen en verhoogde urinevloei
en vervolgens sterfte binnen een tijdsbestek van twee dagen. Hier blijkt bij sectie de buikholte gevuld
met helder vocht en ziet men een smalle bleke milt en een bleke gezwollen lever. Bij grotere
papegaaiachtigen treden de problemen gewoonlijk aan het licht op een leeftijd van 4 tot 16 weken.
Vogels welke na vijf maanden met het polyomavirus in aanraking komen zullen doorgaans antistoffen
opbouwen zonder ziekteverschijnselen te vertonen. Naar de oorzaak van polyoma is vooral de laatste
jaren door talrijke wetenschappers intensief onderzoek gedaan. Uit de onderzoeken is gebleken, dat de
ziekte wordt veroorzaakt door het zogeheten avipolyoma-virus, een virus dat taxonomisch tot de grote
familie van de papovavirussen wordt gerekend. De naam papovavirus geldt als familieaanduiding voor het
Papilloma (PA), Polyoma (PO) en Vacuola (VA) virus. Volwassen vogels verspreiden het virus door
huidschilfers, veerstof en uitwerpselen. Verder zijn er aanwijzingen dat het virus ook via het broedei kan
worden overgebracht. Een besmettingsroute via de ademhaling wordt niet uitgesloten omdat bij
onderzoeken virusdeeltjes in het longweefsel zijn aangetroffen. Door polyoma aangetaste jonge dieren
verspreiden het virus door afgeworpen veren of veerdeeltjes, huidschilfers, veerstof, de ontlasting en
mogelijk ook via de ademhaling. Vogels die de ziekte te boven komen, kunnen 'dragers' worden en op
bepaalde momenten van stress een infectiebron vormen in fokbestanden. Een aantal vragen ten aanzien
van de progressie van de ziekte zijn nog onbeantwoord gebleven. Een open vraag is nog steeds, waarom
sommige fokparen voortdurend geïnfecteerde jongen voortbrengen, terwijl andere het ene jaar gezonde nakomelingen voortbrengen en het andere jaar zieke. Zoals bij alle virusziekten zijn er geen specifieke
medicijnen om de aandoening te behandelen. In Amerika wordt momenteel nog onderzoek verricht naar
een vaccin als voorbehoedmiddel tegen de ziekte. Ook wordt momenteel een vaccin met geïnactiveerd
polyoma-virus door verscheidene universiteiten getest, dit is echter nog niet relevant voor de praktijk.
Maar ook als er in de nabije toekomst een doeltreffend voorbehoedend vaccin in productie komt, zie ik
het vogelwereldje kennende nog geen wereldwijd vaccinatieprogramma van de grond komen waaraan elke
parkiet- en papegaaienhouder deelneemt. De verwachting is dan ook dat er altijd vogels zullen blijven die
de besmetting kunnen verspreiden. Daarom is het zaak dat we leren omgaan met het fenomeen polyoma.
Fokkers die nog nooit met polyoma te maken hebben gehad, dienen zich te realiseren dat juist hun
bestand het meest kwetsbaar is omdat hun vogels onvoldoende of zelfs helemaal geen antistoffen tegen
de ziekte hebben opgebouwd. Wanneer de ziekte onverhoopt optreedt, moeten een aantal maatregelen
genomen worden om verspreiding van het virus binnen het bestand zoveel mogelijk te beperken. Tot die maatregelen behoren:- broedkooien, broedblokken, enz. regelmatig desinfecteren met een virusdodend
middel, bijv. Vircon-S; het gebruik van een lucht-ionisator, zodat zwevende stofdeeltjes die door
virussen als transportmiddel gebruikt worden, snel neerslaan;
- zorgen voor een goede ventilatie en afzuiging gedurende de tijd dat de vogels actief zijn;
- als u de kweekruimte met een stofzuiger reinigt een tweede slang aan de uitlaat van het apparaat
koppelen en deze naar buiten leiden zodat de opgezogen virussen niet door het hele verblijf verspreid
worden;
- geen eieren of jongen overleggen in bestanden waarin polyoma voorkomt;
- afgeworpen veren van aangetaste dieren direct verwijderen en afvoeren.
- ernstig aangetaste jongen die naar het zich laat aanzien toch niet herstellen in laten slapen.
Deze zware gevallen vormen een ernstige infectiebron en daardoor een bedreiging voor de
andere fokvogels.
- ouders van dergelijke vogels een half jaar uitsluiten voor de kweek.
Als na die periode opnieuw polyoma in het nest optreedt, het betreffende kweekkoppel eveneens in laten
slapen, hoe hard dat ook klinkt. Het is duidelijk dat u geen vogels verkoopt en er ook niet mee showt als
polyoma in actieve vorm in uw bestand aanwezig is. Doet u dat toch dan werkt u, met de kennis die u thans
over dit onderwerp heeft, bewust mee aan de verdere verspreiding van deze besmettelijke ziekte en
kunt u zich afvragen of u zich nog wel vogelliefhebber mag noemen.

Snavel- en veerrotziekte (PBFD)
Snavel- en veerrotziekte bij papegaaiachtigen of Psittacine Beak and Feather Disease .
zoals de Engelse benaming van deze ziekte luidt, is een besmettelijke virusziekte die bij een groot aantal papegaaiachtigen, voorkomt. De meest opvallende verschijnselen zijn bevederingstoornissen en
snavelafwijkingen. Voorts blijkt dat het virus het natuurlijke afweermechanisme van de vogels aantast
waardoor ze gevoeliger zijn voor andere ziekteverwekkers. Vooral jonge, in de groei zijnde vogels zijn
gevoelig voor PBFD. Vaak treden de eerste verschijnselen al op tijdens de eerst ontwikkeling van het
verenpakje. Niet zelden echter treden de verschijnselen pas op tijdens de eerste jeugdrui. Maar ook bij
volwassen vogels komt de ziekte voor. In veel gevallen blijven de veerafwijkingen beperkt tot de vleugel
en staartpennen. Meestal worden stolsels in de veerschacht en verdikkingen en insnoeringen aan de basis
van de veer vastgesteld. Soms is ook de lichaamsbevedering aangetast en wijkt de veerstructuur en de
pigmentatie van de bevedering duidelijk af van die van gezonde dieren. Menigmaal worden ook
snavelmisvormingen aangetroffen met ernstige ontstekingen van het hoorn van de snavel. Als gevolg van
de aantasting van het natuurlijke afweersysteem gaan de vogels uiteindelijk te gronde aan diverse
bacteriële infecties en/of schimmelinfecties. Verspreiding van het virus geschiedt door huidschilfers,
veerstof en uitwerpselen. Ouders kunnen het virus op de jongen overbrengen tijdens het voeren.
Mogelijk is er ook een besmettingsroute via het broedei. Een bijzonder groot gevaar gaat uit van de
zogenaamde 'PBFD-dragers', dit zijn met PBFD besmette dieren die zelf geen ziekteverschijnselen
vertonen, maar de ziekte wel kunnen verspreiden. In Nederland kan men vogels met afwijkingen laten
onderzoeken door de Vakgroep Pathologie, Afdeling Bijzondere Dieren van de Faculteit voor
Diergeneeskunde in Utrecht teneinde vast te stellen of het PBFD-virus al of niet aanwezig is.
Verdachte dieren echter niet. In de USA is een test ontwikkeld waarbij door middel van bloedonderzoek
de besmetting kan worden aangetoond. Ook vogels die verdacht worden, kunnen worden getest.
Inmiddels is deze test ook in Europa beschikbaar. Voor deze ziekte bestaat geen remedie.
Euthanasie is, gezien het besmettingsgevaar vooralsnog de enige juiste beslissing. In de USA zijn
proeven uitgevoerd met een voorbehoedend vaccin. De resultaten lijken, naar verluid, hoopvol.
Niettemin zal het nog wel enige jaren duren voordat hier een entstof verkrijgbaar zal zijn, waarmee
PBFD kan worden voorkomen.

Preventieve maatregelen:
- langdurige quarantaine periode;
- zorg dragen voor optimale hygiënische omstandigheden (zie de maatregelenbij polyoma);
- geen vogels aankopen waarvan de achtergrond onbekend is.

Pseudo-vogelpest NCD
Pseudo-vogelpest of NCD( New Castle Disease) is een gevreesde pluimveeziekte, maar ook andere
vogelsoorten waaronder verschillende papegaaiachtigen zijn er gevoelig voor. Hoewel de ziekte bij in gevangenschap gehouden papegaaiachtigen slechts zelden wordt vastgesteld, blijken deze vogels zeer
gevoelig voor experimentele infecties. Pseudo-vogelpest wordt veroorzaakt door een virus van de
zogeheten paramyxo virusgroep. De incubatietijd bedraagt minimaal drie dagen. De ziekteverschijnselen
zijn zeer verschillend. In veel gevallen worden ademhalingsstoornissen en diarree waargenomen.
Soms treden neusvloeiingen op of worden verlammingsverschijnselen opgemerkt. Een andere keer de
algemene ziekteverschijnselen zoals bol zitten, veel slapen, weinig eetlust en een bevuilde cloaca als
gevolg van de diarree. De aangetaste dieren sterven vrijwel altijd tussen de zesde en negende dag na
het optreden van de eerste ziekteverschijnselen. Uitsluitsel over pseudo-vogelpest kan alleen met
behulp van laboratoriummethoden worden gegeven. Voor deze ziekte bestaat zoals bij alle virusziekten
geen remedie. Beschermende maatregelen: Wanneer op Nederlands grondgebied NCD wordt vastgesteld,
stelt de overheid rond de besmettingshaard een beschermings en toezichtgebied in.
Binnen het beschermings en toezichtgebied kunnen allerlei maatregelen verplicht gesteld worden,
zoals aanvullende vaccinaties voor alle categorieën bedrijfspluimvee, vervoersverbod voor pluimvee en
vogels, verbod op het houden van tentoonstellingen, enz. Indien men in zo'n bescherming en
toezichtgebied woont, is het raadzaam in overleg met de dierenarts een voorbehoedende enting
(sprayenting) te doen. De resultaten van dergelijke entingen bij groepen vogels zijn goed maar bieden
slechts voor korte tijd (enkele maanden) bescherming.

Pokken,
Pokken bij vogels is een verzamelnaam voor ziekten die door verschillende, doch nauw aan elkaar
verwante virussoorten veroorzaakt worden. Men onderscheidt de volgende pokkenvirussen:
-kanariepokkenvirus, ook mussen en vinkachtigen zijn er gevoelig voor;
- het duivenpokken virus;
- het kippenpokkenvirus;
- het eendenpokkenvirus;
- het kalkoenenpokkenvirus;
- een nog niet gedetermineerd virus dat bij agaporniden pokken veroorzaakt.
Van kanariepokken kent men een uitwendige en inwendige verschijningsvorm. Bij de uitwendige vorm
ontstaan kleine geelbruine pokken op de huid, poten en oogleden, die de vogel irriteren. Het gevolg is dat
de vogel aan de pokken pikt en met de snavelbasis en oogleden langs de zitstokken schuurt waardoor de
pokken opengaan en het virus zich via het wondvocht verder kan verspreiden. Bij de inwendige
verschijningsvorm zitten de vogels voortdurend naar lucht te happen, vandaar de naam hapziekte.
De vogels zitten bol, tonen een versnelde en piepende ademhaling, hebben nauwelijks eetlust en vertonen kokhalzende neigingen alsof ze iets uit de snavelholte willen verwijderen. Hoewel de ziekte het gehele
jaar kan toeslaan, zijn de meeste uitbraken in de nazomer. Vooral de jonge kanaries, vinkachtigen en
bastaarden tussen de vier en zeven maanden oud, worden het slachtoffer. Het sterftecijfer is vaak
catastrofaal en kan oplopen tot 90% van het bestand. Muggen worden gezien als de voornaamste
overbrengers van het virus. Een mug die het virus bij zich draagt en een kanarie steekt, maakt de kanarie virusdrager. Omgekeerd brengt een virusvrije mug die een virusdragende vogel steekt het virus over op
andere vogels. Het virus kan maandenlang in de mug overleven, ja er zelfs in overwinteren.
Muggen steken uitsluitend op onbevederde lichaamsdelen daarom ook verschijnen de eerste pokken aan
de ogen en op de poten. Wanneer er eenmaal een vogel in het bestand is geïnfecteerd dan zal het virus
zich snel door virus bevattend oogvocht, wondvocht, met speeksel of traanvocht besmeurde zitstokken
en geïnfecteerd drinkwater door het gehele bestand verspreiden. Het virus kan ook door de liefhebber
zelf in het bestand worden gesleept, bijvoorbeeld als men een besmet hok heeft bezocht en het virus
aan de schoenen of aan de kleding (in mestdeeltjes)zit. Tegen het kanarie-pokkenvirus is geen kruid
gewassen. Men kan de ziekte voorkomen door enten. Er is in Nederland een goede entstof op de markt
zoals Poulvac Kanarie, die de vogels ongevoelig maakt voor de infectie. Dit is een aangepast verzwakt
virusvaccin, dat via vleugelvlies methode aan de vogels wordt toegediend. Deze manier van enten is bij de liefhebber doorgaans wel bekend, toch worden er veel fouten gemaakt:
- het gebruik van te oude entstof (bijv. entstof een nacht overstaan);
- te warme entstof door onvoldoende afgekoelde dubbele entnaald;
- door enten in spierbundel of in bloedvat in het vlies ontstaat vaak een bacteriële infectie waardoor
vogels vaak onnodig doodgaan. Lees altijd eerst de bijsluiter die bij de entstof is bijgeleverd en houd er
u ook aan. Indien pokken geconstateerd zijn, alle vogels apart zetten, bijv. in broed of
tentoonstellingskooien. Beslist geen onderling contact, ook niet via water en voer. Na 14 dagen kan men
constateren of de enting een positieve werking heeft gehad. De immuniteit wordt tussen de vijfde en
veertiende dag opgebouwd. De volledige immuniteit treedt op na deze periode. Zichtbaar geïnfecteerde
vogels radicaal verwijderen, ze zijn niet te genezen en breiden de besmetting alleen maar uit.
Geïnfecteerde vogels waaraan nog niet te zien is dat ze ziek zijn gaan ondanks enting toch dood,
gezonde vogels niet Geënte vogels zijn ongeveer 1 jaar beschermd tegen pokken. Het pokken virus bij
duiven komt in de nazomer voor maar ook in het voorjaar. De pokken worden het eerst zichtbaar rond de
ogen, rond de snavelbasis en op de neusdoppen, in een later stadium zien vindt men ook pokken op andere onbevederde lichaamsdelen. De incubatietijd van het virus 7 á 9dagen. Ook duiven kunnen preventief
tegen pokken geënt worden. Men heeft ook pokken gevonden bij agaporniden. Een preventief middel
tegen dit pokkenvirus is er helaas nog niet. Schimmel en gisteninfecties. Infecties met schimmels en
gisten worden gevonden in het voorste gedeelte van het spijsverteringskanaal, bek, krop en kliermaag en
in de luchtwegen en als huidinfectie. Ze kunnen een ware verwoesting in een fokbestand aanrichten.
In bijna alle gevallen is er sprake van een verminderde weerstand, voedingsdeficiënties, slechte
hygiënische omstandigheden en overbevolking.

Aspergillose
Deze aandoening wordt veroorzaakt door een schimmel, meestal Aspergillus fumigatus, maar ook
Aspergillus niger. Aspergillus-schimmels komen overal in de natuur voor. Ze gedijen op bedorven voedsel
of op vochtige kooibodems in een warme omgeving. De besmetting geschiedt doordat de vogels de sporen
van de schimmels inademen. Onderlinge besmetting in een bestand is niet mogelijk. In de regel wordt de
ziekte pas ontdekt als de ademhalingswegen al zijn aangetast en de vogel hoorbaar ademt. Vogels die
ernstig door de schimmel zijn aangetast, krijgen op den duur ademnood en stikken tenslotte. Soms vallen
er slachtoffers zonder voorafgaande ziekteverschijnselen. Aspergillose is praktisch ongeneeslijk.

Candidiase
Candidiase wordt veroorzaakt door verschillende gistcellen, voornamelijk Candida albicans.
Candida-cellen worden ook op de slijmvliezen van gezonde dieren aangetroffen. Ze veroorzaken pas
ziekte als de algemene gezondheidstoestand te wensen laat en er sprake is van een verminderde
weerstand tegen schimmelinfecties. Slechte hygiënische toestanden, overbevolking, deficiënties en
langdurige antibiotica toediening in water of voer werken de ziekte in de hand. Candidiase tast vooral het
slijmvlies van de krop, de snavelholte en de slokdarm aan, in mindere mate dat van de spiermaag en de
dunne darm. Microscopisch onderzoek en cultuurproeven kunnen de diagnose bevestigen. De infectie kan
bestreden worden met een langdurige behandeling met nystatine.

Huidschimmels
Huidschimmels komen vooral voor bij amazones, kaketoes en valkparkieten, doch ook andere
papegaaiachtigen kunnen ermee besmet worden. De aandoening wordt veroorzaakt door verschillende huidschimmels zoals Trichophyton-soorten. De besmetting wordt door lichamelijk contact van de ene op
de andere vogel overgebracht. Broedparen en de jongen ervan vertonen de ziekte veelal gelijktijdig.
Aan de binnenzijde van loopbeen en dijen ontstaat een vieze bruine korstvorming die zich ringvormig
uitbreidt en jeuk veroorzaakt bij de aangetaste vogel. Doordat de vogel er voortdurend aan knaagt,
breidt de schimmel zich steeds verder uit, wat gepaard gaat met veerverlies. Ondanks de typische
plaatsgebondenheid van de schimmelaandoening kan uitsluitsel allen gegeven worden na cultuurproeven en microscopisch onderzoek. De behandeling moet geschieden met een goed werkzame fungicide in zalf of
vloeibare vorm. De aangetaste lichaamsdelen 2-3maal per dag behandelen gedurende tenminste 14 dagen.

Overige ziekten en aandoeningen.
Tumoren zijn groei-explosies van bepaalde cellen. Ze komen bij alle papegaaiachtigen voor, maar veruit
het meest bij grasparkieten vooral in de leeftijdsgroep van 4 - 6 jaar. Opvallend is dat de aandoening
veel voorkomt bij solitair en in kooien gehouden vogels en in veel mindere mate bij in volières gehouden
dieren. De oorzaak van tumoren is niet bekend. Bij tumoren vlak onder de huid, de zogenaamde subcutane
tumoren, gaat het meestal om goedaardige vetgezwellen die in sommige gevallen wel tot walnootgrootte
kunnen uitgroeien. Ze bloeden gemakkelijk en kunnen bij beschadiging tot ernstig bloedverlies leiden.
Onderhuidse tumoren komen voor op vleugels en romp, vooral op de onderbuik. De algemene
gezondheidstoestand van de vogel lijkt bij dergelijke tumoren niet aangetast. Behandeling kan alleen
door operatief ingrijpen. Het is duidelijk dat dit alleen een zaak voor de dierenarts is. Bij inwendige
tumoren tonen de vogels zich vaak erg lusteloos. Ondanks het feit dat ze wel eten, vermageren ze sterk.
Bij grote tumoren in de buikholte treden vaak ademhalingsstoornissen op, omdat de tumor op de
luchtzakken en longen drukt en ademnood veroorzaakt. Bij vrouwelijke vogels treden vaak
eierstoktumoren op, bij mannelijke vogels tumoren aan de testes. Bij nierentumoren vertoont de vogel
veelal aan een van beide poten verlammingsverschijnselen. Bij verdenken van inwendige tumoren kunnen röntgenfoto's uitsluitsel geven. In het bevestigende geval is euthanasie de beste oplossing.

EMA-syndroom (eczeem-syndroom)
Een ziekteverschijnsel dat tot op heden alleen is waargenomen bij Grasparkieten en Agaporniden en
waarover nog maar weinig bekend is. Ogenschijnlijk gaat het om een simpele huidaandoening die zich tot
de vleugeloksels beperkt, meestal slechts eenzijdig. De aandoening begint met een klein wondje in de
vleugeloksel dat aan een scheurtje in de huid doet denken. In een later stadium is de wond bedekt met
geronnen bloed doordat de vogel er voortdurend aan pikt. De buitenste rand wordt geelachtig en is
enigszins gezwollen. In dit stadium wordt de vogel minder actief en zien we de algemene
ziekteverschijnselen optreden. Na enkele weken sterft de vogel. Over de oorzaken van de ziekte bestaat
geen duidelijkheid. Als infectiebron worden verschillende bacteriën en schimmels genoemd, mogelijk
spelen ook virussen een rol. De tot nu toe gevolgde therapieën leiden niet tot volledig herstel. Onderlinge overdraagbaarheid van de aandoening is niet vastgesteld.

Conjunctivitis (oogontsteking)
Diverse oorzaken, zeer dikwijls trauma, soms een complicatie van een bacteriële schimmel of
virusinfectie, soms sterke afkoeling (tocht).Een behandeling met Fucithalmic een antibioticum dat
gebruikt wordt ter behandeling van door bepaalde bacteriën veroorzaakte oogontstekingen bij de mens,
biedt vaak uitkomst, zo heb ik persoonlijk vastgesteld.

Vetzucht,
De oorzaken zijn gemis aan beweging, voedingsfouten, maar kunnen ook van hormonale aard zijn.
Onderhuids op rug en buikwand worden aanzienlijke vetvoorraden aangetroffen. Soms doet zich een
donkergele pigmentatie voor met tumoraal aspect. Vetzucht gaat veelal gepaard met kortademigheid,
slaperigheid, onvruchtbaarheid, enz. In extreme gevallen kan de vogel bezwijken aan een hartverlamming.
De behandeling tegen vervetting is simpel. Meer beweging geven, vogel op rantsoen zetten, meer
groenvoer en fruit geven.

Zelfplukken.
Het zogenaamde 'zelfplukken' zien we vooral bij de grote papegaaien, kaketoes, agaporniden en lori's, in
mindere mate bij grasparkieten. Daarbij gaat het voornamelijk om solitair gehouden dieren. Ook
kweekparen maken zich vaak schuldig aan verenplukken, het dan dat ze zich meestal niet zelf plukken,
maar zich aan hun jongen vergrijpen. Solitair gehouden papegaaiachtigen beginnen soms zonder
aanwijsbare reden zichzelf de veren uit te trekken. Begonnen wordt meestal met de veertjes van de
borst en de schouderdekveertjes. Later komen ook de grotere veren aan de beurt, alleen de kopveertjes
blijven om voor de hand liggende reden gespaard. In zeer ernstige gevallen verwondt de vogel zich tot
bloedens toe door ook de huid onder handen te nemen. De oorzaak is veelal van psychische aard.
Een enkele keer kan een te eenzijdige voeding de oorzaak zijn, waardoor de veren niet goed doorkomen
en de vogel er aan gaat pikken. Verenplukken kan ook het gevolg zijn, en waarschijnlijk veel vaker dan we
denken, van huidaandoeningen als gevolg van infecties die irritaties veroorzaken, inwendige aandoeningen
die pijn veroorzaken (tumoren) of Giardia-infectie. In de eerste plaats dient men zich serieus af te
vragen wat de oorzaak van het plukken kan zijn. Bij met de hand groot gebrachte papegaaiachtigen komt
het verlies van de pleegouder stellig als mogelijke oorzaak van de psychische gestoordheid in aanmerking.
Bij het bereiken van de geslachtsrijpe leeftijd kan het ontbreken van een partner als mogelijke oorzaak
overwogen worden. Voorts verveling, wanneer de vogel de gehele dag alleen is. Een mogelijke oplossing in voornoemde gevallen is, voor een passende partner te zorgen. Een nadeel is dat handtamme vogels zich in
mindere mate met hun verzorger zullen inlaten. Het welbevinden van uw huisdier zal die keuze echter
stellig vergemakkelijken. Het gebruik van sprays of andere preparaten is in deze gevallen weggegooid
geld. Wanneer het verenplukken het gevolg is van een huidziekte of giardia-infectie,
zal het 'zelf-plukken' gewoonlijk achterwege blijven als de ziekte verholpen is.

Kannibalisme,
Het verenplukken kan in extreme gevallen tot kannibalisme leiden. Vogels met bloedige huidplekken
moeten apart gezet worden totdat de verwondingen genezen zijn. Veren die afgebeten zijn of waarvan
een deel afgebroken is, kunnen het best uitgetrokken worden, zodat de vogel er niet meer aan kan
knabbelen. Het duurt zes tot acht weken tot de nieuwe veer volgroeid is. Een andere vorm van
kannibalisme is wanneer de jongen in de nestkast of direct na het uitvliegen door één van de oudervogels,
meestal de pop, gedood worden. Vaak wordt het opnieuw in broedstemming komen van de oudervogels als
oorzaak genoemd. Het komt inderdaad voor dat de jongen kort na het uitvliegen door de oudervogels
worden verdreven. Daar de jongen in de vaak aan de kleine kant gehouden volières onvoldoende kunnen
uitwijken, komt het daarbij soms tot ernstige verwondingen waarbij ook wel eens dodelijke slachtoffers
vallen. Men kan dit probleem voorkomen door, zodra de oudervogels enige agressie vertonen, de jongen in
een klein inzetkooitje te zetten waarvan de maaswijdte zo groot is dat ze wel door de ouders gevoerd,
maar niet meer belaagd kunnen worden. Wanneer de jonge vogels in de nestkast gedood worden is dat
meestal te wijten aan de onervarenheid van veelal te jonge poppen die met hun jongen 'niets weten aan te
vangen' of er zelfs bang voor zijn. Het pijnloos doden van een vogel is soms noodzakelijk. Bijvoorbeeld als
een behandeling uitzichtloos is of indien er sprake is van een ongeneeslijke ziekte die het gehele bestand
bedreigt. De beste methode is een overdosering met ether. Dit gaat als volgt: 10 tot 20 druppels ether in
een plastic zakje doen;- vogel er in stoppen en zakje afsluiten;- vogel raakt vrijwel direct onder narcose
waarna binnen enkele minuten de dood intreedt.- na het uitdoven van alle levenstekenen, het zakje nog
enkele minuten gesloten houden, om er zeker van te zijn dat de vogel is gestorven. Met nadruk wil ik er
nog eens op wijzen dat dit artikel dient ter informatie en niet geschreven werd om het zelf dokteren te
bevorderen. Integendeel, ik doe een dringend beroep op u bij ziekteproblemen zo spoedig mogelijk
contact met een dierenarts op te nemen. Wanneer het om meerdere zieke vogels gaat, kunt u het best de dierenarts laten komen zodat hij zich een beeld kan vormen van de situatie in uw kweekruimte. Overleg
over preventieve maatregelen, het gebruik en de keuze van medicijnen kan dan ter plekke plaatsvinden.
 


top

               ====================================//========================================

top                Worminfecties
                                                  Door Peter Bastiaansen (dierenarts)


Spoelwormen.
(Ascaridia )

Spoelwormen zijn dunne vrij lange wormen 2-6 cm lang en hebben een witroze of gelige kleur.
De volwassen spoelwormen leven vooral in de dunne darm,maar bij een ernstige infectie kan je ze ook
aantreffen in de krop,magen en blinde darm van de vogel waar ze mee eten(parasiteren) van het al
gedeeltelijk verteerde voedsel en het darmslijmvlies. Ze kunnen daarnaast bepaalde prikkelingen
veroorzaken waardoor het voedsel in de vogel juist minder goed verteert en kunnen er voor zorgen, mede
door aantasting van het darmslijmvlies, dat de vogel minder vitamine kunnen op nemen en dus ook zwakker
worden. Zo erg zelfs dat ze niet meer kunnen vliegen. Vogels die besmet zijn met spoelwormen gaan vaak
in het begin meer eten maar vallen toch af en je ziet ze achteruit gaan in conditie. We zien het borstbeen
scherper worden,de vogels gaan dik zitten krijgen diaree, soms met bloed erbij, en kunnen uiteindelijk
sterven niet alleen door uitputting maar ook vaak doordat de darmen verstopt raken door de grote
hoeveelheid wormen die worden afgedreven.

 

 Cyclus van de spoelworm
Een spoelwormei door de microscoop gezien.

Een vrouwelijke spoelworm in de vogel kan 1200 tot 1500 bevruchte wormeitjes produceren die
regelmatig in de darminhoud worden vrijgelaten. De eieren worden met de ontlasting uitgescheiden.
Zo kan 1 gram al duizenden wormeitjes bevatten. Buiten het lichaam van de vogel kunnen de eitjes lange
tijd in ruste blijven. Ze zijn erg weerbestendig door de dikke wand en zijn daardoor goed beschermt
tegen warmte, zonlicht, uitdroging, koude (-12°C, een winter lang) maar ook tegen desinfecteermiddelen. 
Zo kunnen ze jarenlang buiten de vogel overleven. Als de omstandigheden gunstig worden(een niet te lage temperatuur en een voldoende hoog vochtgehalte)ontwikkeld zich binnen het wormeneitje binnen 10- 14
dagen een larfje(rijping). Word zo'n eitje na rijping (minimaal 2 weken na uitscheiding door de vogel)
weer door een vogel opgenomen, dan komt het larfje na enkele dagen uit het eitje en boord zich vast in de darmwand van de vogel, waarbij de darmwand wordt beschadigd met risico's van bloedingen, vermagering, verzwakken etc . Na verloop Van tijd wordt het larfje volwassen, raakt los van de darmwand en komt als
een volwassen worm in het darmkanaal van de vogel te zitten waar het kan parasiteren en de vrouwtjes
opnieuw eitjes gaan leggen en zo is de cyclus weer rond. Soms kun je wel eens bij toeval enkele wormpjes
vinden in bv. een drinkbakje, immers volwassen spoelwormen zijn met het blote oog te zien.
Bij een ernstige besmetting  zie je ze wel eens als dunne spaghettislierten, maar meestal vallen deze
toch niet op . Er is dan ook maar één goede manier om er achter te komen of je vogels besmet zijn met
wormen en dat is dmv mestonderzoek, waarbij je met behulp van een microscoop kijkt of er wel of geen
wormeitjes in de ontlasting van de vogel zitten. spoelwormeieren hebben een gladde dikken wand, zijn
ovaal vormig en bevatten een grote eicel.

Ascaridia toxocara eitje waaruit een larve kruipt. De larve is ongeveer 1/3 mm groot.
                                         

Haarwormen;

                
Haarwormen zijn net als de spoelwormen ronde wormen.
Ze zijn alleen veel kleiner(tot 1cm) en zoals de naam al
zegt veel dunner(0,3mm) dan de spoelworm.
Deze wormen zijn nauwelijks of niet met het blote oog
te zien. De Haarwormen hechten zich vast in het
slijmvlies van de krop of de darm waar ze dus ook
beschadigingen aanrichten waardoor de vogel sneller
ziek kan worden. Je ziet bij deze vogels vaak ernstige darmontstekingen en bloederige diaree. De vogels
worden zwakker, krijgen bloedarmoede en ook is het
niet ondenkbaar dat ze er een secundaire bacteriële
infectie bij krijgen door alle beschadigingen in het maagdarmkanaal . Ook zien we deze vogels braken.
Dit zien we vaak als de vogels een haarwormbesmetting in de krop hebben. Ook deze wormen produceren,
net zoals de spoelwormen, duizenden eitjes die via de ontlasting mee naar buiten komen. Ze rijpen zelfs
sneller dan de eitjes van de spoelworm en na één week kunnen vogels zich al herbesmetten via bv.
opgedroogde ontlasting, het drinkwater, maar ook bv. doordat eitjes hechten aan stofdeeltjes en zo
zwevend ergens terecht gekomen zijn. Denk hierbij aan takjes of twijgjes wilgenhout die we onze vogels
geven. Capillaria eieren zijn te herkennen aan hun typische "poolproppen", verder zijn ze ook ovaal van
vorm.



Of vogels ook werkelijk besmet zijn met wormen kun je zoals ik al eerder aangaf alleen aantonen via mestonderzoek.  Het liefst de ontlasting van meerdere dagen verzamelen om zo te voorkomen dat je net
een wormei uitscheiding zou missen. Er wordt namelijk  wel eens gezegd dat wormen slechts op bepaalde
tijden eitjes uitscheiden.

Verspreiding,

De verspreiding van spoel en haarwormen loopt via ontlasting van de vogel. Bij gunstige omstandigheden
(vocht en temperatuur) "rijpen"deze eitjes in de omgeving. De eitjes worden via allerlei denkbare wegen
verspreid, denk aan voedsel wat met ontlasting in aanraking gekomen is,ontlasting die aan je schoenen is
blijven hangen als je van de ene naar de andere kooi loopt, bodembedekking, gras, maar ook takken,
drinkwater, en zelfs zwevend door de lucht kunnen wormeitjes overal terecht komen. De grootste
besmetting vindt echter plaats via vuile zitstokken en bodembedekking. Daarom hebben vogels welke
veel op de grond zitten, denk aan kaketoes, een grotere kans op besmetting.

Samenvatting ziekteverschijnselen ;         

-verstoorde spijsvertering;
-verminderde conditie;
-vermagering ondanks normale of zelfs overdreven eetlust;
-braken;
-spoelwormen soms zichtbaar in de mest;
-bloedarmoede;
-dunne ontlasting,diarree soms met bloed erbij.

Welke vogels?

Hoewel we veel verschillen zien kunnen in principe alle vogels met wormen besmet raken. Vogels in een
open volière die met vele bij elkaar zitten zijn natuurlijk veel vatbaarder dan een huiskamervogel of
vogels die koppelgewijs altijd binnen gehouden worden. Papegaaien en parkieten die als gezelschapsdier
in de huiskamer worden gehouden zullen maar sporadisch besmet zijn met wormen. Hoewel het wel kan.
Kaketoes die vaak op de grond zitten zijn weer vatbaarder en ook jonge vogels die uit het nest gehaald
zijn om met de hand groot gebracht te worden, kunnen al een wormbesmetting bij zich dragen. Het komt
meerdere malen voor dat jonge huiskamervogels een enorme wormbesmetting hebben. Ook is het bekend
dat bv. de Australische parkieten zoals Rosella's erg gevoelig zijn. Op hun beurt zijn jonge vogels veel kwetsbaarder  dan oudere vogels welke al vaak  een natuurlijken weerstand hebben opgebouwd tegen een wormbesmetting. Ook blijken er genetische verschillen te zijn in het wel of geen weerstand hebben
tegen wormen.

Hoe vaak ontwormen?         

We lezen en horen nog wel eens dat men 1 of 2 keer per jaar het hele bestand standaard ontwormt omdat
dat in ieder geval geen kwaad kan . "Preventief " wordt er dan gezegd. Toch is het beter te ontwormen op
basis van mestonderzoek. Treft men hierin geen wormeitjes aan, dan is ontwormen zinloos en belast je de
vogels alleen maar met een toch altijd giftig wormmiddel (wie ontwormt zichzelf standaard twee maal per
jaar?) Zitten er wel wormeitjes in de ontlasting dan is één of twee keer per jaar juist vaak te weinig en
moet men soms wel denken aan 5-6 keer ontwormen voordat men de infectie de baas is. Juist met één of
twee keer per jaar bevorder je de kans op resistentie . Daarom  is het aan te raden om altijd één of
enkele keren per jaar de ontlasting van de vogels na te laten kijken en aan de hand van die bevindingen
een passend ontwormschema op te stellen in overleg met de dierenarts.
 

Welke middelen.

Er zijn diverse middelen en mogelijkheden om de vogels te behandelen.Het is afhankelijk van de ervaring
die men heeft, het aantal vogels die behandeld moeten worden en de omstandigheden.
Zo heeft ontwormen via drinkwater bij vogels die altijd buiten zitten en kunnen drinken van regenwater
of vijver weinig zin. Betreft het slechts enkele vogels dan is het aan te raden om het te doen via een
kropnaald, zo weet men zeker dat de vogel zijn medicijn in de juiste hoeveelheid binnen gekregen heeft.
Betreft het een heel bestand,dan is het aan te bevelen om te kiezen voor een middel door het voedsel of drinkwater. Vaak moet men dit dan enkele dagen achtereen geven  afhankelijk van middel en dosering.
De middelen:
Fenbendazol, beter bekend onder de naam Panacur.
Het is te verkrijgen als poeder of in een vloeibare vorm. Toediening via de voeding of rechtstreeks via
een kropnaald. Als men via de voeding behandeld, is het aan te raden om de vogels te rantsoeneren zodat
men zeker weet dat het zachtvoer met het ontwormmiddel volledig wordt opgenomen. Nadeel is dat men
nooit precies kan doseren, de ene vogel eet meer dan de andere. Voordeel is dat men de vogels niet
allemaal hoeft te vangen. Nadeel van Fenbendazol  is dat wanneer men het geeft in de ruiperiode, het
verandering aan de veren kan geven. De zogenaamde "kromme veren". Panacur is verder een veilig middel
wat de wormen geleidelijk doodt.
 

Levamisole, bekend onder de naam Ripercol of Levasole.
Levamisole zou de wormen allemaal min of meer gelijktijdig doden waardoor je eerder kans hebt op
verstoppingen. Mijn ervaring is dat dit in de praktijk meevalt. Het middel is goed door het drinkwater
te doseren. Wel moet men zich aan de juiste dosering houden, daar het toxisch is voor de vogels bij
overdosering.

Ivermectine, er zijn diverse merknamen, de meest bekende is wel Ivomec, meestal wordt dit middel
opgelost in propyleenglycol toegediend via druppels op de huid of via de kropnaald (Iverquantel).
Ook zijn er kwekers die het door het drinkwater geven. Ga echter nooit zelf experimenteren maar
overleg eerst met een dierenarts.

Flubendazole , Flubenol, kan ook een verstoorde ontwikkeling geven van de bevedering van parkieten en papegaaien.

Praziquantel, dit middel wordt gebruikt bij vogels met een lintworminfectie.
Het is te verkrijgen in combinatie met Ivermectine onder de naam Iverquantel drops. Het middel moet
ook weer oraal ingegeven worden.

Tropet Ovo Pellets, middel te gebruiken door het eivoer zou werkzaam zijn tegen spoel, haar, en
lintwormen. Ook te verkrijgen in de vorm van druppels om in te geven.

Preventie.

Naast al deze chemische middelen om een besmetting aan te pakken en te genezen , blijft het
belangrijker om preventieve maatregelen te nemen om juist te voorkomen dat men een wormbesmetting
krijgt. ik denk hieraan het regelmatig laten controleren van het vogelbestand. Extra aandacht verdienen
nieuwe vogels tijdens hun quarantaine, even een mestmonster laten onderzoeken is een kleine moeite.
Daarnaast moet hygiëne hoog in het vaandel staan. Regelmatig je verblijven schoonmaken inclusief
vervangen van de zitstokken, schoon drinkwater, schone voerplateaús. Niet met je schoenen de ontlasting
van de ene kooi naar de andere brengen, en vul zelf maar in.

Dierenkliniek De Baronie.  
Peter Bastiaansen.  
Beeksestraat 60b. 
4841 GD  Prinsenbeek           
Tel: 076 - 5415030  Fax: 076 - 5424141       

 top
 

=======================//=======================

top                    Drinkwater en zuurgraad 1

door Hedwig van der Horst, dierenarts te Riel.

Tegenwoordig wordt er inderdaad een zoutzuuroplossing gebruikt bij de papegaaien die gehuisvest zijn
bij de stichting Nederlandse Opvang Papegaaien (NOP). Dit is ontstaan uit het gebruik van appelazijn in
drinkwater voor sportduiven. Dit zou helpen tegen de gevreesde Coli (een bacteriële darminfectie).
Deze coli-infectie kwam ook regelmatig voor bij de papegaaien van het NOP, met name in de winter.

Diverse mogelijkheden
Omdat appelazijn een natuurproduct is, en dus niet altijd een constante zuurgraad heeft (de ene fles kan
zuurder zijn dan de andere), is er gezocht naar een vervangend product dat wel een constante kwaliteit
kent. Dit is uiteindelijk gevonden in citroenzuur (een chemisch gemaakt poeder en dus geen citroensap!)
en zoutzuur. Citroenzuur werkt het gemakkelijkste bij grote groepen dieren zoals de dieren die bij de
stichting NOP in het park gehuisvest zijn. Zoutzuur is vloeibaar en dus makkelijker te doseren voor
individuele vogels. Zoutzuur gebruik ik vaak in de ziekenboeg van het NOP.

Dosering
Met zoutzuur en citroenzuur is vrij uitgebreid onderzoek gedaan bij het NOP. Hierbij is gekeken naar de acceptatie van het ‘zure water’ door de vogels zelf en naar de invloed op het aantal bacteriën in de
ontlasting van de vogels. Er is gewerkt met een zoutzuurverdunning van 10% en met 100% citroenzuur.
Van het zoutzuur gaf 1,5 ml per liter drinkwater een reductie te zien van het aantal bacteriën met een
factor 3.000. Dus van elke 3.000 bacteriën bleef er na het gebruik van de zoutzuuroplossing nog maar
1 bacterie over! Citroenzuur gaf eenzelfde resultaat bij een dosering van 1 gram per liter  water.
Beide doseringen werden goed geaccepteerd door de vogels. Bij het citroenzuur gingen de dieren zelfs
iets meer drinken: een teken dat zij het lekkerder vonden dan gewoon kraanwater. Het gehalte aan
citroenzuur kon verhoogd worden tot 6 gram per liter water. Bij deze dosering ging echter 10% van de
vogels beduidend minder drinken. Bij zoutzuur lag deze grens ongeveer bij 3 ml per liter drinkwater.

Preventieve werking
Sinds september 2001 wordt in het drinkwater van de papegaaien van het NOP continu 1 gram
citroenzuur per liter water toegevoegd. Sindsdien zijn er beduidend minder dieren die te lijden hebben
van bacteriële darminfecties. Ook lijken er veel minder gistinfecties van de darm op te treden
(de precieze cijfers hieronder zijn echter nog niet bekend). Overigens is ook gebleken dat citroenzuur
en zoutzuur vooral preventief werken en niet werken als ‘echte medicijnen’. Als de dieren namelijk een
dusdanig heftige darminfectie hebben dat zij er ziek van zijn, zijn antibiotica of anti-gistmiddelen nodig
om het dier beter te krijgen. De beide zuren zijn dan blijkbaar niet krachtig genoeg om het dier te
genezen.

Het verzuurde water zorgt ervoor dat ten eerste de hoeveelheid bacteriën die in het drinkwater zit
(en in het verloop van de dag steeds groter wordt),drastisch ingeperkt wordt waardoor de vogels minder
kans lopen ziek te worden. Ten tweede zorgt het verzuren van het water ervoor dat een zieke vogel
minder makkelijk zijn kooigenoten kan besmetten. Als de zieke vogel namelijk een keer het drinkwater
besmet door ervan te drinken of erin te poepen, kunnen de schadelijke bacteriën zich in het zure water
minder makkelijk verspreiden en vermeerderen. Ook in de krop en de slokdarm van de kooigenoten is wat
van dat zure drinkwater aanwezig dat de uitgroei van bacteriën remt. Bij oude of hele jonge papegaaien,
papegaaien die in het verleden tekorten in de voeding hebben gehad of papegaaien waar de afweer door
een andere oorzaak verminderd is, is de kliermaag functie vaak verminderd. Dit resulteert in een lagere
productie van maagzuur (= zoutzuur) door de kliermaag. Ook hier kan verzuren van het drinkwater dat
tekort net een beetje aanvullen.

Conclusie
Kortom, het verzuren van het drinkwater is een mogelijkheid om ziekte te voorkomen zonder dat meteen
naar de gebruikelijke medicijnen (met hun bijwerkingen en hun risico op resistentie) gegrepen hoeft te
worden. Bij de stichting NOP is het in ieder geval een waardewol middel gebleken om het aantal dieren
met darminfecties terug te dringen en daarbij ook nog het gebruik van antibiotica fors te verlagen.’

Noot van de redactie
Let u in bovenstaand verhaal alstublieft goed op de genoemde verdunningen / doseringen.
Zowel de zoutzuuroplossing van 10% als de citroenzuurvariant van 100% worden beiden in slechts zeer
kleine hoeveelheden door het drinkwater gemengd!
Dosering,

Zoutzuur         1,5 ml per liter water
Citroenzuur    1 gram per liter water    


Bijzondere Dierenpraktijk Den Horst, Riel.
Hedwig van der Horst

 

top

                                                         =============================//================================


top                   Drinkwater en zuurgraad 2.


door Paul van der Vliet.
Overgenomen artikel.


Het aanzuren van drinkwater

In de natuur is alles erop gericht om ziekten te voorkomen en daar weten vogels heel goed mee om te
gaan. Omdat we de natuur niet kunnen evenaren zijn we toch genoodzaakt om eivoer en/of water aan te
vullen met het doel om allerlei ziekten bij onze vogels te voorkomen. Het aanzuren van drinkwater is een
voorbeeld. We moeten dan onderscheid maken tussen sterke en zwakke zuren.
Meestal wordt aan het water een zwak zuur, zoals appelazijn, molkosan (melkzuurconcentraat) of
citroenzuur (conserveringsmiddel E330) toegevoegd met het doel het water een lagere zuurgraad
(PH-waarde) te geven.
Salpeterzuur en zoutzuur zijn sterk geconcentreerde zuren met een PH van 1-2 (zeer agressief, daarom
bij gebruik voorzichtigheid geboden: brandwonden op de huid, kleding waar meteen een gat in valt enz.)
We kennen PH-waarden van 1-14. Hoe lager het getal hoe hoger de zuurwaarde.
Drinkwater heeft over het algemeen een PH-waarde van 7-8. Dit noemen we neutraal.
Een waarde lager dan een PH van 7 noemen we zuur en daarboven noemen we het basisch.
Ik geef de voorkeur aan het toevoegen van medicinaal zoutzuur 10% verdunning: 1,5 ml. op 1 liter water.
Na langdurig en succesvol gebruik van zoutzuur 10% bij kanaries ben ik dit ook gaan gebruiken bij mijn
Europese vogels: hoofdzakelijk putters; een vogelsoort met een grote ziektegevoeligheid.
Ik vind dat het gebruik van zoutzuur een positieve bijdrage levert aan het welzijn van onze vogels, mits
goed gedoseerd. U kunt het zonder problemen dagelijks geven.
Ik heb het een jaar lang getest.

A. Door het aanzuren van drinkwater ondersteunt u de vertering van het opgenomen voedsel.
Het stimuleert de afgifte van diverse verteringssappen, waardoor het opgenomen voedsel beter en
sneller verteerd wordt. Dit alles noemen we de stofwisseling. Het zijn de procesveranderingen en
chemische reacties die in het lichaam plaatsvinden teneinde het leven in stand te houden.

B. De groei van micro-organismen (ziekteverwekkende bacteriën) wordt geremd of doet de ontwikkeling
ervan teniet. De aanwezige lactobacillen e.d. die leven in het zure milieu van maag en darmen en
broodnodig zijn voor de vertering van het aangeboden voedsel, kunnen overleven in het zoutzure milieu.

De voordelen

1. Het gebruik van zoutzuur werkt eetlustopwekkend.
2. Ontslakkend.
3. Zijn de vogels eenmaal gewend aan het zoutzuur dan hebben ze minder last van coccidiose .
4. Ze nemen meer grit op. Vermoedelijk lost het grit onder invloed van zuur sneller op .
5. Er hoeft minder ESB3 gebruikt te worden en vaak kan het helemaal achterwege blijven.
6. De gevreesde megabacterie (schimmel) krijgt mogelijk minder kans als u zich aan de dosering houdt.
Maar dit is niet met zekerheid te zeggen.

Het belangrijkste vind ik dat zoutzuur al een lichaamseigen stof is; het wordt door minuscule kleine
kliertjes afgescheiden in de maag.
Voorts kunt u kiemzaad weken in aangezuurd water (1,5 ml. zoutzuur/1 ltr. water). Onjuist gekiemd zaad
kan namelijk ook een bron van infectie vormen.
Bij laboratoriumonderzoek was er geen enkele bacterie of schimmel in het water te vinden.
Het komt m.i. zover dat er in de intensieve kippen- en varkenshouderij geen antibiotica preventief meer
toegepast zal mogen worden.
Er is een middel (combimix) dat gecoate organische zuren bevat, zoals mierenzuur, propionzuur,
azijnzuur, citroenzuur, melkzuur, amoniumzuur en overige ingrediënten. Het is een soort breedspectrum
middel van diverse organische zuren voor preventieve behandeling.
Het product is volledig biologisch afbreekbaar. Misschien is combimix wel het middel van de toekomst.

In zaden (m.n. sesamzaad) kunnen ook organische zuren voorkomen. Helaas is hier nog weinig onderzoek
naar gedaan. Sommige vogelliefhebbers doen kwark of caseïne onder het eivoer (PH = ca. 5,5).
Dit verlaagt ook de PH-waarde.

Ter vergelijking:

Speeksel heeft een PH van 6,5 De maag heeft een PH van 3-4 Maagsap heeft een PH van 1,5-2
De dunne en dikke darm hebben een PH van 6-7 Coca cola heeft een PH van 4.
Waarom zijn toevoegingen noodzakelijk
Vogels in de natuur leven van wilde planten en deze bevatten meestal veel bitterstoffen, looistoffen,
etherische oliën, organische zuren enz. en dat is goed voor de gezondheid.
Veel van deze stoffen stimuleren de productie van maag- en darmsappen maximaal, zodat een goede
stofwisseling is gegarandeerd. Maar helaas kunnen we de natuur niet evenaren, hooguit een stuk
benaderen. Als u over wilt gaan op het aanzuren van drinkwater is het niet onverstandig te beginnen met
een dosering van 1 ml./1 ltr. water gedurende 5 dagen en 2 dagen gewoon kraanwater.
Doe dit gedurende 2 weken. Daarná kunt u overgaan op 1,5 ml./1ltr.water bijv.op vrijdag,zaterdag,zondag.
In het begin kunnen uw vogels enige dagen wat dunnere ontlasting laten zien maar dit gaat vanzelf over.
Het vogellichaam moet even wennen aan de nieuwe stof.

Aanzuren met appelazijn
PH-waarden (1 soeplepel is 10 ml.):

10 ml. appelazijn op 1 liter water = PH 5,5
20 ml. appelazijn op 1 liter water = PH 5,2
30 ml. appelazijn op 1 liter water = PH 5
50 ml. appelazijn op 1 liter water = PH 4,8

Bij een PH van 5 is het aangemaakte water nu zo zuur dat uw vogels het maar minimaal of helemaal niet
zullen drinken.

Aanzuren met zoutzuur
De PH waarden van zoutzuur 10% medicinaal.

1 ,0 ml. op 1 liter water = +/- PH 4,8
1,5  ml. op 1 liter water = +/- PH 4,2
2,0 ml. op 1 liter water = +/- PH 3,9
2.5 ml. op 1 liter water = +/- PH 3,6


Het keerpunt van de zuurgraad ligt bij +/- 3,2 PH.

Dat wil zeggen dat de PH-waarde niet meer zakt,ongeacht de hoeveelheid zoutzuur die nog aan het water
wordt toegevoegd.
Let wel! Bij stress wordt er minder maagzuur geproduceerd en daardoor worden vogels vatbaarder voor
ziekten. Omdat warm weer zeer bevorderlijk is voor darminfecties geef ik tijdens het kweekseizoen 3
dagen achter elkaar zoutzuur 10%. In de rustperiode 2 dagen per week. Ik geef mijn vogels vóór aanvang
van het kweekseizoen 2 dagen per week paardebloemextract. Tijdens de rustperiode 2 dagen per week brandnetelextract: 1 soeplepel = 10 ml. op 1 liter water.

Uw vogels zullen blaken van gezondheid.

Mijn manier van voeren is gebaseerd op de stelling dat weerstand opgebouwd moet worden op een
vogelvriendelijke wijze. Met het geven van antibiotica kunt u nooit weerstand opbouwen. Bij een goede
weerstand kunnen uw vogels zelfs virussen overwinnen en kan het vogellichaam antistoffen opbouwen. Bij onvoldoende weerstand zal uw vogel helaas alsnog het loodje leggen.
De verschillende micro-organismen groeien het best wanneer er verschillende PH-waarden zijn. E-coli
natte nesten en salmonella groeien het best bij een PH van 6-7,5.
Deze bacteriën kunnen zich niet ontwikkelen in een zuur milieu. Een effectieve manier om pathogene
bacteriën te doden is het verlagen van de PH in het drinkwater.

Het Ph-bereik voor de groei van micro-organismen:    
 

Organismen          Minimaal        Optimaal       Maximaal

Bacterie                 3.0-4.0          6.0-7.5          9.0-10.0

Gist                        2.0-3.0           4.5-5.5          7.0-8.0

Schimmel                1.0-2.0           4.5-5.5          7.0-8.0

 

top

===============================//=================================

 

top           Het aanzuren van drinkwater anders bekeken.

door John van der Jagt

In de afgelopen jaren zijn er verschillende artikelen verschenen over het nut van het aanzuren van
drinkwater. Er is inmiddels voldoende bewijs dat het aanzuren een gunstige invloed heeft op het gezond
zijn en blijven van onze vogels.Bij de Nederlandse Papegaaien Opvang in Veldhoven wordt het water sinds
een aantal jaren aangezuurd met citroenzuur en men heeft kunnen vaststellen dat er een positieve invloed
van uitgaat. Weer anderen gebruiken appelazijn, medicinaal zoutzuur of combimix (een mengsel van
organische zuren). De vraag dient zich aan of er eigenlijk verschillen zijn tussen al deze stoffen. Is er
een verschil tussen medicinaal zoutzuur of een willekeurig ander zuur wat betreft de werkzaamheid?
Voor het houdbaar maken van voedingmiddelen wordt het aanzuren sinds vele eeuwen toegepast al dan
niet door gebruik te maken van een natuurlijk fermentatieproces. * Ook in de moderne
voedingsmiddelenindustrie worden deze voedingszuren heel veel gebruikt. Ze zijn te herkennen aan het zogenaamde E-nummer op de verpakking. Welk zuur er wordt toegepast hangt sterk af van het product
waarvan de houdbaarheid verlengd moet worden. Er is echter wel een verschil in de werking van deze
zuren. Hiervoor is een klein beetje chemiekennis nodig. Het verschil tussen de zwakke (organische)
voedingszuren en bijvoorbeeld het sterke zuur HCL (zoutzuur, E 507)is dat ze zich in water verschillend
gedragen. Het voorvoegsel sterk of zwak duidt niet op de "gevaarlijkheid" of "corrosiviteit"van het zuur;
zo is mierenzuur een zwak zuur, maar erg bijtend. Als een zuur aan water wordt toegevoegd zal het zuur
zich splitsen in + en - ionen. Voor een sterk zuur geldt dat deze splitsing volledig is. In een waterige
oplossing van HCL komen er geen HCL moleculen meer voor maar alleen H+ en CL- atomen. Bij een zwak
organisch zuur is dit heel anders. Een deel van het zuur zal zich splitsen in + en – ionen, maar voor een
deel zal het ongesplitste zuur nog als molecuul in de oplossing bestaan. De hoeveelheid ongedissocieerde (ongesplitst) organisch zuur dat aanwezig is, is afhankelijk van het soort zuur en de pH van de oplossing. Vergelijken we bij een pH van 4.1 het percentage ongedissocieerde zuur voor citroenzuur, melkzuur en
azijnzuur dan zijn de uitkomsten als volgt:
Azijnzuur        81.7%  ongedissocieerde zuur
Melkzuur        36.5%  ongedissocieerde zuur
Citroenzuur    9.88%  ongedissocieerde zuur
Zoutzuur als sterk zuur is volledig gedissocieerd en bevat dus 0% ongedissocieerde zuur.

Deze verschillen zijn van grote invloed op de antimicrobiële werking, want naast de pH is de hoeveelheid ongedissocieerd zuur een belangrijke factor. Hoe meer ongedissocieerde zuur er aanwezig is hoe beter bacteriegroei wordt geremd. Azijnzuur is van de hierboven genoemde zuren, bij een gelijke pH, dan ook
de meest effectieve groeiremmer en medicinaal zoutzuur de minste.

Hoe effectief is het aanzuren van drinkwater eigenlijk?   In onderstaande tabel heb ik de groeisnelheid
van E coli bacteriën bij een verschillende pH gezet.      

                                  De temperatuur is 30 °C.

                                                             pH 7.2              pH 4.5           pH 4.1
Aanpassingstijd                                  3.3 uur              7.4 uur          oneindig
Verdubbelingtijd                                0.6 uur              1.5 uur          oneindig
Tijd om een factor1000 te groeien   9.4 uur            22.1 uur          oneindig

Als bacteriën worden blootgesteld aan een zuur milieu hebben ze de tijd nodig om zich aan te passen.
Hier valt al op dat hoe lager de pH is hoe langer het duurt voordat de bacterie zich heeft aangepast. Bij
een pH van 4.1 kan E. coli zich niet aanpassen en vindt er dus helemaal geen groei plaats. Gewoon water uit
de kraan heeft een pH van rond de 7. Binnen 10 uur is er een toename van een factor 1000. Na 24 uur ligt
het aantal bacteriën ver boven de miljoen. Bij deze getallen wordt er wel vanuit gegaan dat er voldoende
nutriënten voor de bacteriën aanwezig zijn. Deze aanname is gerechtvaardigd omdat de vogels met hun
snavel het water snel zullen verontreinigen.

Voor elk type bacterie liggen deze getallen een klein beetje anders, maar door de bank genomen
voorkomt een pH van 4.1 de groei van de meeste soorten. Hier moet nadrukkelijk bij vermeld worden dat
dit alleen maar opgaat voor bacteriën. De meeste schimmels en gisten kunnen zich in dit milieu nog goed vermeerderen. Het is dus niet juist dat we aangezuurd water minder vaak hoeven te verversen. Ook is
een woord van waarschuwing op zijn plaats. De pH wordt uitgedrukt in een logaritmische schaal. Een pH
verlaging met 3 pH eenheden van bijvoorbeeld van pH 7 naar pH 4 betekent dat er 1.000.000 x zoveel +
ionen in de oplossing zijn dan – ionen. Men moet dus voorzichtig zijn met overdosering van het zuur.

In onderstaande tabel is het effect van de concentratie op de pH duidelijk te zien:

Appelazijn
ml/liter                                            pH
20                                                   3.98
10                                                   4.19
5                                                     4.56
2.5                                                  5.22
----------------------------------------
Zoutzuur
ml/literZoutzuur 10% (van 37%)    pH
10                                                   2.25
5                                                    2.60
2.5                                                 3.23
1.7                                                 4.40
1.25                                               5.65

Om een pH van ongeveer 4.3 te bereiken is voor appelazijn 10 ml per liter water nodig en voor (verdunde) medicinale zoutzuur 1.8 ml/liter.

Dan kom ik op het laatste punt. Hoe effectief is aangezuurd water in het vogellichaam. Eerlijk gezegd
geloof ik dat er geen enkel effect is. Ieder orgaan in het lichaam van mens en dier streeft naar een
optimaal evenwicht. Een zuurdere conditie in de krop zal snel weer te niet worden gedaan door het
aanwezige voedsel en de sappen die hierin aanwezig zijn. Later in het verteringsproces is de maaginhoud
van zichzelf al erg zuur, zodat het beetje aangezuurd water hier nauwelijks van invloed op zal zijn.
Ook een negatief effect van aanzuren is om deze reden niet te verwachten. Ik geef mijn vogels 7 dagen
in de week water dat ik met appelazijn op een pH van 4.1 breng (10ml/liter water). Alleen wanneer er
andere stoffen via het water worden verstrekt zoals kleurstoffen, vitaminen of Baycox wordt er geen
appel azijntoegevoegd.


* Voorbeelden zijn: eigengemaakte jam waaraan citroenzuur wordt toegevoegd. Zuurkool, haring en vlees in het zuur en wijn. Bessen, zoals
druiven, bevatten van nature veel zuren. Zonder die zuren zou wijn niet houdbaar zijn.
 

top

=====================================//===================================

top                                                     Nagels knippen.

Het knippen van de nagels is geen gemakkelijk klusje. Alleen al omdat menig papegaai behoorlijk kan tegenstribbelen. Dan wordt netjes knippen al erg moeilijk. Het beste wikkel je de papegaai in een
handdoek met één poot vrij. Makkelijk is het om dan in de vrije poot een stokje of blokje hout te geven .
De vogel zal deze van zelf aanpakken en vast houden waardoor de tenen een beter houding hebben om de
nagels te knippen. Anders dan bij ons staat de nagel van een papegaai los van de huid. Om de nagel te
voeden is deze voorzien van een bloedvat, dit bloedvat mag niet geraakt worden als we de nagels knippen.
Zie onderstaande illustratie. Raakt u per ongeluk toch het bloedvat blijf dan rustig en zorg dat u één van
de volgende middelen van te voren klaar heeft staan.  Aluin kan u helpen om het bloeden te stelpen .
Meestal als het maar een kleine bloeding betreft kunt u bloem op de  bloeding strooien of er  een stukje
keukenrol tegen houden voor een paar minuten. Is de bloeding zo erg dat u het niet kunt stoppen dan kan
een soldeerbout uitkomst bieden. Zorg dat de bout goed heet is en tip dan met de bloedende nagel tegen
de hete bout zodat de wond dicht brand. Zorg altijd dat u deze spullen al klaar heeft staan voor dat er
geknipt wordt.  Als u twijfelt begin er dan niet zelf aan maar laat het aan iemand met meer ervaring of
anders een dierenarts over.

 

De Poicephalus soorten waar het hier om gaat hebben meestal allemaal zwarte
nagels waardoor we het bloedvat niet kunnen zien,knip daarom alleen de punt van
de nagel als dit nodig zou zijn. Wat beter help en minder stressgevoelig is dan
knippen is je vogels zo veel mogelijk verschillende zitstokken te geven van
verschillende diktes waardoor de nagels op natuurlijke wijze kunnen afslijten.
Vogels in volières hebben meestal geen last van te lange nagels omdat zij hele
dagen kunnen klimmen waardoor de nagels op lengte blijven. Het zijn meestal
huiskamer vogels of vogel welke in kistkooien gehouden worden. Vogels met
weinig beweging's vrijheid kunnen niet of te weinig klimmen waardoor hun nagels
                                      niet goed kunnen afslijten.

top

==================================//=================================

 

top                                                  Sepia / calcium.

Afrikaanse papegaaien gebruiken veel calcium ,vooral poppen en jongen hebben behoefte aan extra
calcium. Een te laag gehalte aan calcium in de voeding is mogelijk zelfs een groter probleem dan een
tekort aan vitamine A. Bij vogels kunnen calciumtekorten ernstige gezondheidsproblemen veroorzaken.
Dit komt vaak voor bij de Afrikaanse soorten zoals de Grijzeroodstaarten, en alle Poicephalus soorten.
Ondanks de tonnen sepia die jaarlijks gegeven worden! Het meeste van de opgenomen sepia wordt weer uitgescheiden via de ontlasting. Het probleem met calcium is om het goed opgenomen te krijgen in de
darmen.

Sepia is de populaire naam voor het rugschild van de zeekat Sepia officinalis , een inktvis die in de zomer
algemeen langs onze kust voorkomt. Als deze dieren sterven en tot ontbinding overgaan, komen de
poreuze rugschilden naar de oppervlakte. Onder invloed van stroom en wind spoelen ze vervolgens aan.

Sepia bestaat voor ongeveer 80 tot 90 procent uit aragoniet, een vorm van kalk. Het wordt voor diverse
doeleinden gebruikt. Er wordt een wit poeder uit bereid, dat men met name vroeger veel gebruikte als
kwalitatief hoogwaardig polijstmiddel. In de dierenhandel wordt zeeschuim aangeboden om te voorzien in
de kalkbehoefte van volièrevogels, die de opgehangen schilden ook benutten om hun snavels te scherpen.
Tot in de 19de eeuw werd zeeschuim, als Ossa sepiae, veelvuldig in de artsenijboeken vermeld als middel
tegen allerlei kwalen, variërend van huiduitslag en oogontsteking tot de geslachtsziekten. In de Oriënt
gebruikt men het als afrodisiacum, een middel waarvan men, vaak onterecht, veronderstelt dat het de
seksuele drift stimuleert .

In de handel zijn verschillende goede merken te koop oa. hoogwaardige wateroplosbare calcium voor
vogels. Beter is het om calcium door het eivoer te geven voor beter opnamen.

top

 

==================================//=================================

top               Vapona Casette tegen

insekten in vogelverblijf.

2008

Omdat er nog regelmatig om de Vapona Casette gevraagt word en het een raadsel bleef of ze nu nog wel
of niet verkocht werden heb ik een mailtje richting Sara Lee Consumentenservice gestuurd zodat we
zeker weten wat de status van de Vapona Casette is.

Zie antwoord___________________________________
2008

Geachte heer De Jongh, 

Hartelijk dank voor uw bericht.

U vraagt of de Vapona Casette nog te koop is.

Helaas moeten wij u meedelen dat wij dit product niet meer maken omdat de vraag ernaar te klein werd om het op
de markt te houden. Wij hebben ook geen voorraad meer van dit product.

Wij vertrouwen erop u met deze informatie van dienst te zijn geweest.

Met vriendelijke groet,

Caroline Haasnoot
Sara Lee Consumentenservice


___________________________________

Vaponastrips (vliegenvangers), waren effectief tegen de kruipende mijt/luis en tegen luchtpijpmijt,
motjes en vliegen, niet tegen de eieren. De eieren van de parasiet worden hierbij niet gedood, je moet na
twee á drie weken de cassette weer open zetten zodat de net uit de eieren gekomen insecten ook zullen
sterven en zo geen nieuwe eieren kunnen leggen. Omdat de Vaponastrip niet meer te verkrijgen is ben ik
gaan zoeken en kwam het volgende tegen.


                            

                       Vapona Casette                            Roxasect Mottencassette


Roxasect Mottencassette - Inhoud: 1 cassette Samenstelling: Werkzame stof: Dichloorvos 30,5%
(3,5 gram per cassette). Nadeel is dat deze cassettes te klein zijn voor de meeste vogelruimtes,
1 cassette werkt tot 1 m3.
Deze cassettes worden op dit formaat gemaakt omdat dit genoeg zou zijn voor één kledingkast.

       

Een volwassen meelmot is ca. 0.8mm lang en heeft een spanwijdte van 2 tot 2.8cm.     
De larve van de meelmot is wit en 7 tot 9mm lang.


Samenstelling
Dichloorvos, is een ademhalingsgif. De stof wordt zeer geleidelijk afgegeven en door de insecten
ingeademd waardoor deze zullen sterven.

De roxasect cassette bevat exact dezelfde werkzame stof als de vapona cassete (dichloorvos)
De dosering is ook hetzelfe maar de verpakking is veel kleiner.Voor de wat grotere kooi heb je dus meer
cassettes nodig.
Bij drogist en apoteker te koop, prijs € 4.19 (2008). Dit is ruim 4 euro per kuub en kan zo een vrij
prijzige oplossing worden.


Vogelmijten of bloedluis kunnen tot ongeveer 1 mm groot worden, zijn ovaal van vorm en,
afhankelijk van de hoeveelheid opgenomen bloed, kleurloos tot rood.
Vaak ziet men een zwarte vlek (het bloed) in een kleurloos lichaam.


Als dit zou helpen is het Vapona probleem opgelost.
Wie gaat dit testen en ons informeren??

top


 

Mottenval Black Stripe

Voor het wegvangen van levensmiddelenmotten.     

 Deze val is ontworpen om heel effectief motten aan te trekken en te vangen.

Helpt niet tegen bloedluis!

Voor het wegvangen van motten o.a. de vruchtmot, meelmot en cacaomot.
Deze val is ontworpen om heel effectief motten aan te trekken en te vangen.
Geschikt voor het vangen van levensmiddelenmotten. Deze motten worden gelokt
doormiddel van een lokferomoon. De feromoonhouders zijn 3 maanden werkzaam.
De val is van stevig kunststof, vangt tot 1000 motten. Eenmaal gevangen kunnen de
motten niet meer weg, dankzij de Blackstripe Liner.
De Blackstripe Liner is een speciaal voor de Blackstripe Mottenval bestemde lijmplank met een niet-
drogende lijm. 

navullingen zijn apart na te bestellen.

Mottenval     € 14,82

lokferomoon € 5,83

Lijmstrook    €2,61

prijzen 2008.

Voor meer informatie   Bestrijdhetzelf.nl

 

top

======================================================//======================================================

 

top                DNA Geslachtsbepaling



De waarde van geslachtsbepaling bij vogels kan op verschillende vlakken gesitueerd worden. Er is om te
beginnen de wens van de kweker die in vele gevallen wordt gedicteerd door de hoeveelheid dieren van
een bepaald geslacht waarover hij reeds beschikt en/ of de marktwaarde waarbij de mannelijke dieren
dikwijls veel duurder zijn dan de vrouwelijke dieren, dit wegens hun mooiere verenkleed of hun betere zangcapaciteit.  Ook een tekort aan vogels van een bepaald geslacht speelt hier een rol.

Van fundamenteler belang is de geslachtsbepaling als hulpmiddel bij het in stand houden van bedreigde
soorten en het opstellen van weldoordachte broedprogramma's.

Wellicht de meest tot de verbeelding sprekende illustratie hiervan is te vinden in de geslachtsbepaling
van de laatste vrij levende Spix ara (Cyanopsitta spixii). Aan de hand van een DNA-analyse uitgevoerd op
een geruide veer van het dier kon het vermoeden dat het een mannetje betrof worden bevestigd.
Pas daarna werd een vrouwtje één van de in totaal 26 in gevangenschap levende dieren vrijgelaten.
Tenslotte heeft geslachtsbepaling van vogels ook een wetenschappelijke waarde, bijvoorbeeld bij het
uittesten van theorieën over geslachtsverhoudingen binnen in het wild levende populaties.
Geslachtsbepaling bij vogels wordt bemoeilijkt doordat ongeveer tweederden van alle vogelsoorten
seksueel monomorf zijn, wat betekent dat het geslacht niet op basis van hun ,uiterlijke kenmerken kan
bepaald worden, tenzij eventueel via langdurige gedragsobservatie. Bovendien stelt men vast dat bij de vogelsoorten met seksueel dimorfisme de geslachtsdifferentiatie nog niet of heel moeilijk zichtbaar is
bij pasuitgekipte kuikens en pas op latere leeftijd ondubbelzinnig tot uiting komt. Wil men toch het
geslacht van deze jonge of monomorfe vogels kennen dan dient hiervoor beroep gedaan te worden op één
van de technieken uitgevoerd in een dierenkliniek of een laboratorium.

De hiervoor tot nu toe meest gebruikte methode is endoscopie. Het voordeel van endoscopie is dat uw
het resultaat direct te zien krijgt en dat er eveneens informatie wordt verkregen over eventueel
aanwezige afwijkingen of beschadigingen aan de gonaden. Endoscopie heeft evenwel een aantal nadelen en beperkingen die mede hebben bijgedragen tot de vraag naar alternatieve technieken. Endoscopie is een
invasieve methode die gebeurt onder verdoving, waaraan steeds enig risico is verbonden. Een klein
percentage van de vogels ontwaakt niet meer uit de verdoving. Het gebeurt soms ook dat de vogels ziek
worden tengevolge de overdracht van bepaalde virussen zoals het polyomavirus, postoperatieve
bacteriële infecties, het optreden van postoperatief subcutaan emfyseem, of een trauma oplopen aan de
interne organen tengevolge onzorgvuldig gebruik van de endoscoop. Daarnaast kan endoscopie bij een
aantal vogelsoorten niet worden uitgevoerd omwille van bijvoorbeeld te grote hoeveelheden vet, vocht in
de buikholte of een vertroebeling van de luchtzakken. De techniek kan evenmin of moeilijk uitgevoerd
worden op zeer jonge of kleine vogels. Bij de kleinere soorten van de Poicephalus kan het geslacht pas na
6 maanden gezien worden.

De beperkingen en nadelen van endoscopie droegen er mede toe bij dat de zoektocht naar een simpele,
goedkope en niet invasieve methode actief werd voortgezet.

De opkomst, eind jaren tachtig en begin jaren negentig, van de nieuwe DNA technologieën betekende ook
hier een doorbraak. Waren de eerste DNA gebaseerde testen nog vrij arbeidsintensief en beperkt
bruikbaar, de huidige methoden zijn relatief simpel en toepasbaar op het merendeel der vogelsoorten,
maar ook deze zijn nog voor verbetering en vereenvoudiging vatbaar.

In wat volgt wordt de meest performante DNA test aan de hand van enkele praktijkvoorbeelden in meer
detail besproken.

Bij vogels, net als bij zoogdieren, wordt het geslacht in eerste instantie bepaald door de erfelijke aanleg,
meer bepaald door het type aanwezige geslachtschromosomen. Mannelijke zoogdieren bezitten naast het
(grote) X chromosoom een (klein) Y chromosoom terwijl vrouwelijke zoogdieren twee X chromosomen
bezitten. Het mannelijke geslacht wordt bepaald door de aanwezigheid van het Y chromosoom en niet
door het aantal X chromosomen (1 X voor mannelijk en 2 X voor vrouwelijk, zoals het geval is bij onder
andere insecten). Bij vogels is de erfelijke grondslag van de bepaling van de geslachten minder duidelijk. Mannelijke vogels bezitten twee (grote) Z chromosomen en vrouwelijke vogels een Z en een (klein) W
chromosoom. Dus, in tegenstelling met zoogdieren, hebben bij vogels de vrouwtjes twee verschillende geslachtschromosomen en de mannetjes twee identieke. Het is evenwel niet duidelijk of het nu de
aanwezigheid van het W chromosoom is dan wel de aanwezigheid van slechts één Z chromosoom dat
bepalend is voor het vrouwelijke geslacht.

De chromosomen van vogels worden onderverdeeld in macro en micro chromosomen. Het Z chromosoom is
een macrochromosoom en is bij een aantal vogelsoorten zelfs het grootste chromosoom aanwezig in alle
cellen, ook rode bloedcellen (RBC) (dit in tegenstelling met zoogdieren waar de volwassen RBC geen
chromosomen en dus ook geen DNA bevatten). Het Z chromosoom bevat een groot aantal genen waarvan
het merendeel niks te maken heeft met de ontwikkeling van het geslacht.
Het W-chromosoom daarentegen is een mini chromosoom dat slechts een handvol genen bevat.

Een afwijkende situatie wordt aangetroffen bij de vertegenwoordigers van de subklasse ratitae die geen microscopisch herkenbare chromosomenpaar bezitten. Bij de Struisvogel, Emoe, Kiwi, Nandoe , Kasuaris
en andere "primitieve" loopvogels kan met andere woorden geen grootteverschil gevonden worden tussen
het Z en W chromosoom. Verschillende studies hebben uitgewezen dat de genen gelegen op het Z en W chromosoom, bij de Emoe gelegen zijn op het 5de chromosomenpaar, de voorlopers van de Z en W
chromosomen bij de meer geëvolueerde vogelsoorten.

De ontwikkeling van de polymerase kettingreactie, beter bekend als PCR naar de Engelse benaming
Polymerase Chain Reaction, eind de jaren tachtig betekende één van de grootste doorbraken in de
moleculaire genetica. Dankzij deze techniek kunnen DNA fragmentjes haast onbeperkt vermenigvuldigd
worden waardoor slechts een minieme hoeveelheid startmateriaal nodig is. Het was onder andere deze
techniek die als basisidee werd gebruikt voor filmen zoals Jurassic Parc waarbij DNA van dinosaurussen
werd vermeerderd vertrekkende van wat dinobloed opgezogen door muggen en bewaard in barnsteen.
Al hoewel dit uiteraard een sterke overdrijving is geeft het wel een idee van de mogelijkheden van de
PCR-techniek. Een druppeltje bloed of een donsveertje zijn immers ruim voldoende om tientallen PCRs
op uit te voeren.

PCR vormt ook de basis van de huidige lichting DNA-testen voor de geslachtsbepaling van vogels en is
gericht naar de specifieke vermeerdering van een klein stukje van het W en Z chromosoom.
De W en Z stukjes verschillen in lengte van elkaar en kunnen zichtbaar gemaakt worden in een
zogenaamde gel. Wanneer in een gel na PCR twee DNA stukjes met verschillende lengte worden
aangetroffen besluit men dat het om een vrouwelijke vogel gaat (ZW), wanneer enkel het Z stukje wordt
gevonden gaat het om een mannetje (ZZ). De twee Z stukjes van het mannelijke dier zijn immers even
lang en zitten op dezelfde plaats in de gel. Het spreekt voor zich dat mengstalen mannelijk/vrouwelijk
niet als dusdanig kunnen herkend worden en als vrouwelijk zullen getypeerd worden. Het correct nemen
van de stalen is derhalve cruciaal en de verantwoordelijkheid van de kweker/eigenaar, eventueel samen
met een getuige van de staalafname, bijvoorbeeld de koper van het dier.
 
In het Laboratorium voor Dierlijke Genetica en Veeteelt van de Universiteit Gent werd een reeks van
mogelijke manieren van staalafname op de bruikbaarheid uitgetest. Bloedafname gebeurde door de
middelste teennagel te knippen (kleine vogels) of door de pootvene aan te prikken (grotere vogels) en
een bloeddruppeltje op een absorberend papiertje te laten vallen. Daarnaast werd de bruikbaarheid van verschillende types veren (slagpennen, donsveertjes...) uitgeprobeerd, inclusief geruide veren.
De veertjes worden in een gemerkt plastic zakje of een briefomslag gestopt. Papiertjes en zakjes kunnen
relatief lang (maanden) bewaard worden in de koelkast, maar kunnen eventueel ook enkele weken bij kamertemperatuur worden opgeslagen zonder dat dit de test beïnvloed. Bloedstalen gaven steeds goede, herhaalbare resultaten na PCR, maar hebben het nadeel dat de vogel dient verstoord te worden.
De gemakkelijkste manier van staalafname is uiteraard het verzamelen van geruide veren. Het nadeel
hiervan is echter dat niet steeds DNA vermeerdering kan verkregen worden (lukt slechts in ongeveer
50% van de gevallen), omdat de veren te oud en/ of te sterk bevuild zijn, en dat contaminatie met DNA
van andere vogels vrij gemakkelijk kan optreden. De best werkende methode gaat uit van een geplukt
donsveertje dat in een gemerkt plastic zakje (ringnummer) met sluitende strip wordt gestopt. De vogel
dient hierbij nauwelijks verstoord te worden en de PCR lukt slechts in een uitzonderlijk geval niet.

Naast het optimaliseren van de analyse en het uitproberen van de verschillende staaltypes werd ook
nagetrokken of de test daadwerkelijk kan uitgevoerd worden op alle vogelsoorten, met uitzondering van
de Ratitae die geen W of Z chromosoom hebben waardoor deze DNA-test voor de struisvogelachtige
sowieso niet bruikbaar is. Er werden stalen genomen van een 5O-tal verschillende soorten, waarbij de
nadruk lag op de papegaaien en parkietachtige omdat de vraag voor geslachtsbepaling bij deze soorten
het hoogst is.  Van alle vermelde soorten lukte de test niet bij de vink (Fringilla coelebs), de distelvink
(Carduelis carduelis), de groenvink (Carduelis chloris), de kanarie (Serinus canaria) en de sijs
(Carduelis spinus). Zowel bij mannelijke als vrouwelijke exemplaren van deze soorten werd wel het
verwachte Z fragment verkregen, maar bij vrouwelijke vogels niet het W fragment waardoor deze
hetzelfde patroon geven als de mannetjes en geslachtsbepaling uiteraard uitgesloten is. De vermelde
soorten zijn nauw aan elkaar verwant en behoren tot de familie Fringillidae. Alhoewel dit nog niet werd uitgeprobeerd is de test waarschijnlijk ook niet bruikbaar voor andere Fringillidae soorten. Het grote
voordeel van deze DNA-test tegenover endoscopie is dat het een niet invasieve methode is waarbij de
last voor de vogel minimaal is (het plukken van 4 of 5 donsveertjes) en het dier ook nauwelijks risico's
loopt. De vogels moeten immers niet getransporteerd worden en behoeven geen verdoving.
De donsveertjes worden in een goed afgesloten en gemerkt zakje of envelop bij het lab afgeleverd of
simpel via de post opgestuurd. Bovendien is de test met een kostprijs van +/-20 Euro ook aanzienlijk
goedkoper dan endoscopie, wat uiteraard aardig meegenomen is.

Voor meer informatie of praktische inlichtingen kan rechtstreeks contact opgenomen worden met de
auteur op het hieronder opgegeven adres.

Prof. Dr. Luc Peelman

Labo voor Dierlijke Genetica en Veeteelt,
Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Gent

top

==============================================//==============================================

 

 

top              Endoscopische geslachtsbepaling


Door een klein gaatje van 2-3 mm in de buikwand te maken kan de dierenarts middels een
glasfibersysteem met en lens erop (endoscoop) door de luchtzakken heen de geslachtsorganen
van de vogel goed en eenvoudig te bekijken.

Endoscopisch onderzoek bij een Meyer papegaai.

De eierstokken van de pop bevatten ‘hobbelige’ follikels en testikels van de man zijn glad. De vogel wordt
hiervoor even onder narcose gebracht met een kapje met zuurstof en isofluraan.
De vogels slapen meestal binnen 1-3 minuten, en zijn na de ingreep die een paar minuten duurt, ook binnen
1-3 minuten weer compleet wakker. Het sterfte risico ligt bij een ervaren dierenarts ver beneden de
5 promille. De nadelen van deze methode zijn dat men met de vogel naar de dierenarts moet en het zeer
geringe uitvang en narcose risico.

                    

Het voordeel van deze methode is dat niet alleen het geslacht direct kan worden vastgesteld, maar dat
tevens een uitspraak kan worden gedaan over de toestand van bijvoorbeeld de eierstok.
Vogels van 10 jaar met een niet actieve eierstok of zelfs een geheel vergroeide (versteende)
eierstok zijn weliswaar nog steeds vrouwelijk, maar zullen waarschijnlijk geen eieren leggen.
Ook kan vaak een indruk worden gekregen over de leeftijd of broedrijpheid van de vogels. Omdat de
dierenarts deze bevindingen zelf in de vorm van een certificaat op schrift stelt is fraude niet zo snel
mogelijk als bij DNA onderzoek door derden.

 top

=============================================================//================================================================

 

top Het is ook mogelijk om u vogel te laten chippen.

Een chip kent vele voordelen.
Een chip kan niet zoekraken en gaat levenslang mee. Een chip is goed leesbaar met speciaal
afleesapparaat, de Chipreader. Met behulp van internet is dan binnen enkele minuten de eigenaar bekend. Bovendien wordt de chip internationaal geregistreerd. De chip heeft de grootte van een rijstkorrel,
maar voor u en uw vogel goud waard!

De meeste dierenartsen kunnen de chip inbrengen, dit gebeurt met een (pijnloze) injectie. Nadat de chip ingebracht is worden de gegevens van uw vogel opgeslagen in een speciale databank. Na ontvangst van uw registratieformulier krijgt u een bewijs van inschrijving, vanaf dat moment is uw vogel altijd weer thuis
te brengen! De code van de chip kan met een afleesapparaat (reader) worden afgelezen.
De chip zelf doet niets; er zit geen batterijtje in en uw vogel zal niet eens merken dat hij of zij een chip
draagt! Pas op het moment dat er een afleesapparaat bij de chip wordt gehouden gebeurt er iets. Het afleesapparaat geeft een onschadelijk signaal af, waardoor de chip actief wordt en met de
identificatiecode van het betreffende dier antwoordt. Invloeden van buitenaf hebben overigens absoluut
géén effect op de chip!

            

Huisdieren als katten, honden en konijnen, maar ook vogels en paarden kunnen middels een eenvoudige
injectie voorzien worden van een zogenaamde transponder. Deze chip is kleiner dan een dubbeltje en
bevat een unieke identificatiecode, die met een ISO afleesapparaat gelezen kan worden.
Ideaal bij identificatie van bijvoorbeeld weggelopen katten en honden of gestolen paarden, en vogels.

Andere redenen voor een goede identificatie.
Een goed systeem om huisdieren te identificeren is om meerdere redenen van belang. Voor de meeste
eigenaren van katten is de belangrijkste reden het snel en eenvoudig opsporen van hun vermiste of
verdwaalde huisvriend. Goede identificatie maakt gestolen of vermiste dieren herkenbaar. Een goed identificatiekenmerk van een kat kan bijvoorbeeld gekoppeld worden aan het eigendomsbewijs. Maar ook
aan andere documenten (zoals gezondheidsverklaring, stamboek- en verzekeringsformulier), waardoor
het altijd zeker is dat die daadwerkelijk bij het betreffende dier horen. Dat is bij de aan- en verkoop
van katten niet geheel onbelangrijk! Dekgelden voor de verkeerde kater behoren tot het verleden.
Bovendien biedt het - zoals eerder genoemd - uitkomst bij fok- en gezondheidsprogramma's, omdat een onmiskenbare identificatie het mogelijk maakt de herkomst op te sporen van een kat met erfelijke of besmettelijke ziekten. Tot slot is het een goed middel om de illegale dierenhandel terug te dringen.
Het is goed mogelijk dat de overheid in de nabije toekomst een verplichting oplegt tot identificatie en
registratie van huisdieren. En niet vergeten, heeft een kat flink huisgehouden rond u voliére waarbij u
vogels ten prooi zijn gevallen kunt u (als u de kat kunt vangen) altijd zijn baasje achterhalen.
 

 



Hoe werkt elektronische identificatie?

Elektronische identificatie bestaat uit een chip (transponder) met een unieke identificatiecode,
een afleesapparaat (reader)en een nationale databank. Het meest belangrijke voordeel van elektronische identificatie is de absoluut unieke identificatiecode van de chip, die niet te veranderen of uit te wissen is.
Daardoor kan er geen enkele twijfel bestaan omtrent de identiteit van het dier. Weggelopen en vermiste
dieren kunnen zo, eenmaal teruggevonden, snel met de eigenaar herenigd worden.

De chip is een minuscuul stukje micro-elektronica, dat door een dierenarts per injectie onder de huid van
een kat, hond of vogel wordt ingebracht. De chip is ongeveer dertien millimeter lang en heeft een
doorsnede van twee millimeter. Het is een gesloten buisje van bio-glas met daarin een microchipje en een
spoeltje dat functioneert als antenne. Het bioglas zorgt ervoor dat de chip niet afgestoten wordt en dat
de chip met het weefsel vergroeit. De chip doet zelf niets. Er zit geen batterijtje in, het dier zal er dus
niets van merken en de levensduur is vrijwel onbegrensd. Pas op het moment dat er een afleesapparaat
bijgehouden wordt, gebeurt er iets. Het afleesapparaat is een elektromagnetisch gestuurd zend- en ontvangstapparaat. Het apparaat geeft een onschadelijk signaal af dat de chip activeert, waarna deze
met de identificatiecode van het dier antwoordt.
                                 Als resultaat verschijnt deze code op het scherm van het afleesapparaat. Als het afleesapparaat en de chip op elkaar zijn afgestemd, duurt het aflezen slechts een
fractie van een seconde.

Wat zijn ISO normen?
Om ervoor te zorgen dat met 1 afleesapparaat ook de in het verleden (met name in
het buitenland) toegepaste chips gelezen kunnen worden, zijn er op internationale
niveau ISO normen vastgesteld, waaraan de chips en daaraan verbonden
afleesapparatuur over de hele wereld dienen te voldoen.
In het verleden bestonden namelijk meerdere systemen naast elkaar, die niet
onderling uitwisselbaar waren, net zoals bijvoorbeeld het geval was bij videobanden
en de recorders.

Daarom is het van belang voor een diereneigenaar dat zijn dier voorzien wordt van een ISO chip, zodat
de chip door ISO afleesapparaten altijd gelezen kan worden.

Hoe gaat de 'chip-prik' bij uw dier in zijn werk?
Een chip is steriel verpakt in een injectiesysteem. In de verpakking zijn een aantal barcodestickers met
de identificatiecode van de chip ingesloten. De naald waarin de chip is iets dikker dan een gemiddelde
infuusnaald.

Als de chip nog steriel verpakt zit, leest de dierenarts eerst met
het afleesapparaat de identificatiecode van de chip af en
controleert of de code overeen komt met het nummer op de
barcodesticker. Vervolgens desinfecteert hij de huid van het dier
op de injectieplaats. Bij langharige dieren is het soms makkelijker
om een paar haren op die plek weg te knippen. De dierenarts brengt
de prik bij honden en katten vlak voor de top van het
linkerschouderblad onder de huid in en bij vogels meestal in de
borstspier.Door het afleesapparaat langs de linkerzijde van de hals
te bewegen, pakt de chip het signaaltje van het afleesapparaat op en stuurt de identificatiecode terug.
Als resultaat verschijnt op het scherm van het afleesapparaat de identificatiecode van het dier.

Wat is de Nederlandse Databank Gezelschapsdieren?
De Nederlandse Databank voor gezelschapsdieren is een centrale nationale onafhankelijke databank die opengesteld is voor de registratie van alle gezelschapsdieren. Van kat tot hond, van fret tot konijn en van
vogel tot paard kan hier worden geregistreerd.

De eigenaar meldt zijn dier(en) door middel van een registratieformulier aan bij de Nederlandse
Databank voor Gezelschapsdieren, die de eigenaar vervolgens een registratie certificaat en een
mutatiekaart toezendt. De Nederlandse Databank zorgt ervoor dat de gegevens van het betreffende
dier, eigenaar en dierenarts in de computer worden opgeslagen.

Hoe gaat de registratie van een gechipped dier in de praktijk?
Nadat de dieren door de dierenarts voorzien zijn van een chip, vult de dieren- arts samen met de
eigenaar het registratieformulier van de Nederlandse Databank Gezelschapsdieren in.
Op dit registratieformulier wordt 1 van de barcode- stickers met de identificatiecode van de chip
geplakt en worden gegevens van het dier, de eigenaar en de dierenarts ingevuld. 1 barcodestickertje
wordt in het KNMvD vaccinatieboekje geplakt en de overige stickertjes kunnen eventueel gebruikt
worden voor het dierenpaspoort, een eigendomsbewijs, gezondheids- verklaring en dergelijke.
Als bewijs van inschrijving ontvangt de eigenaar een registratiecertificaat en een mutatiekaart van de
NDG. Wijzigingen omtrent de eigenaar (bijvoorbeeld een verhuizing) en omtrent het dier (bijvoorbeeld
het overlijden) kunnen bij deze databank gemeld worden, zodat de databank over een zo actueel mogelijk
bestand kan beschikken.

Waaruit bestaat de identificatiecode van een chip?
De identificatiecode bestaat uit 15 posities. Er bestaan chips waarvan de identificatiecode begint met de Nederlandse landencode en er bestaan chips die deze landencode niet bezitten. Ieder land heeft een
eigen landencode door de ISO commissie toegewezen gekregen.; zo is de landencode voor Nederland 528.
Na '528' volgen nog 12 posities; tezamen vormen zij de unieke code van het dier.

Indien ISO standaard afleesapparatuur gebruikt wordt, kan een ISO chip van een dier ook in het
buitenland worden afgelezen. Indien een Nederlands verloren dier in het buitenland gevonden wordt, kan
men aan de landencode (528) zien dat het dier uit Nederland afkomstig is, en kan men zich met de
Nederlandse Databank Gezelschapsdieren in verbinding stellen om de identiteit van het gevonden dier te achterhalen. Indien de chip niet over een landencode beschikt, is het een hele klus om te achterhalen
waar het dier vandaan komt, omdat men niet weet met welk nationale databank zij contact op moeten
nemen.
                                
Gebeuren er geen enge dingen als zo'n chip is ingebracht?
Hoewel we er in Nederland nog maar net mee zijn begonnen
wordt de techniek al geruime tijd in andere landen toegepast.
Dat houdt in dat we niet te maken zullen krijgen met
onverwachte "kinderziektes". Alles is al jarenlang getest en verbeterd. Een voorbeeld hiervan is het
aanbrengen van een speciale coating over het bioglas. Deze zorgt ervoor dat de chip binnen enkele uren
"verkleeft" met de omgeving en dus niet door het lichaam gaat "zwerven". (Een chip die bij grote
uitzondering wat 'wandelt' richt geen schade aan doordat deze altijd in de onderhuidse laag blijft en
maximaal een paar centimeter opschuift.)

Samenvatting van de voordelen van elektronische identificatie

1. Wereldwijd uniek individueel identificatienummer
2. Diervriendelijk, weinig belastend voor het dier, het inbrengen van een transponder is niet pijnlijker
dan een injectie en daarna heeft het dier er geen hinder meer van de chip
3. Fraudebestendig, onvervalsbaar, betrouwbaar, identificatienummer kan niet veranderd of uitgewist
worden .
4. Levenslange identificatie, duurzaam, permanent
5. Voor vrijwel alle diersoorten geschikt
6. Toepasbaar op elke leeftijd
7. Identificatienummer is steeds gemakkelijker afleesbaar met een ISO afleesapparaat
8. Eenvoudig en snel in gebruik
9. Onschadelijk (geen weefselbeschadiging, ontsteking enz.)
10. Onzichtbaar, niet ontsierend, mooie wijze van identificeren
11. Identificatienummer van een afstand leesbaar, van belang bij een moeilijk hanteerbaar dier, dat snel
gestrest raakt bij het vastpakken (bepaalde vogelsoorten) of bij een wild (exotisch) dier.
12. Goede centrale nationale registratie is mogelijk

Nederlandse Databank gezelschapsdieren http://www.databankgezelschapsdieren.nl/  

België Databank gezelschapsdieren http://www.abiec-bvirh.be/

top

====================================//====================================

Maart 2010

Mexicaanse griep nu ook bij vogels.


Het Mexicaanse griepvirus is nu ook aangetroffen bij pluimvee. Het virus werd in Chili vastgesteld bij
kalkoenen in de buurt van de stad Valparaiso, zo melden de Chileense autoriteiten. De boerderij waar de
dieren leefden, is in quarantaine. Tests zouden hebben uitgewezen dat het gaat om het virus van het type
A/H1N1, aldus de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE).
De dieren werden besmet door mensen,van een mutatie van het virus is geen sprake. Het is wel de eerste
keer dat er een officieel geval van Mexicaanse griep bij gevogelte wordt geconstateerd. De OIE wacht
nog op een officieel rapport over het Chileense geval alvorens de besmetting te bevestigen.

Bron: Belga

top