<-Home
Inhoud dierenarts.
-Dierenartsen
Nederland
/
Belgïe
-Dierenartspagina.nl
Voor
dierenartsensites -Parasitaire
infecties door: Dr.Hedwig van der Horst.
-Reovirus
Laatste bericht; jan. 2007
-H5N1-virus
Laatste bericht; maart
2009
-Vaccin
geneest muizen van vogelgriep maart2009
-Natuurlijke
middelen tegen griep door: Johan Bolhuis, arts
-Te veel
zonnebloempitten aan
een papegaai
-De meest voorkomende
VOGELZIEKTEN
bij zaadetende vogels.
-Zoonosen
door: Dr.
Hedwig van der Horst.
-Vogels
in de rui.door: Dr Hedwig van der Horst.
-Noorse-bloedmijt
-Zwarte luis
-Bloedmijten
-Dutchies
- roofmijt
-Luchtpijpmijt.
-De inwendige organen;
longen,
het hart en de bloedsomloop,
lever,
levercirrose,
nieren,
het vrouwelijkegeslachtsorgaan.
-Kliermaag verwijdingssyndroom(KDS) ,
Proventricular Dilatation Syndrome
-
Kliermaag
Dilatatie Syndroom (KDS) Gerry M. Dorrestein,
NOIVBD
-Vogelmest
als indicator voor verschillende ziekten .
-Richtlijnen ter voorkoming
en
genezing v.ziektes.
Door: Harrie v.der Linden
-Worminfecties. door Peter Bastiaansen (dierenarts)
-
Drinkwater en zuurgraad 1.
Hedwig van der Horst
.
-
Drinkwater en zuurgraad 2.
Paul van der Vliet .
-Het
aanzuren van drinkwater anders bekeken. door: John van der
Jagt.
-Nagelsknippen.
-Vitamine D3 is nodig voor de
calcium- en fosforstofwisseling.
-Sepia/calcium
-Vapona Casette tegen
insekten in vogelverblijf.
-DNA
Geslachtsbepaling Prof. Dr.
Luc Peelman
-Endoscopische
geslachtsbepaling of laten chippen ?
-Mexicaanse
griep nu ook bij vogel
top
=============================//=================================
Dierenartsen
uit
Nederland en
BelgïeP
Gespecialiseerd /
ervaring in vogels.
Een website/forum is niet de
aangewezen plaats om uitgebreid in te gaan op ziektes van je vogels!
Mijn advies is dan ook: Indien u vermoed dat uw vogel ziek is ,
twijfel dan geen moment en
raadpleeg een goede specialist !
Uw vogel kan al
dagen ziek zijn voordat er uiterlijke symptomen optreden. Een vogel is
erg kwetsbaar,en daarom kan een simpele verkoudheid soms al een
aanleiding zijn voor andere ziekten door een verminderde weerstand. Omdat vogels zo kwetsbaar zijn kunnen ze hier dan snel aan dood gaan. Kijk op onderstaande lijst waar U met Uw vogel terecht kunt indien
nodig, niet iedere dierenartspraktijk kan U verder helpen met Uw vogel
omdat de vogel niet altijd een veel geziene gast is.
Dierenartsen
in Nederland;
www.poicephalus.nl
Van dierenartsen met een
*
is bij mij
bekent dat ze Gespecialiseerd of ervaring met vogels hebben .
1:*Dierenkliniek De Baronie.
dierenarts / vogelarts
Dr. Peter Bastiaansen
Beeksestraat 60b. 4841 GD
Prinsenbeek
Tel: 076 - 5415030 Fax: 076
- 5424141
http://www.dierenkliniekdebaronie.nl
www.poicephalus.nl
2:*Bijzondere dierenpraktijk "Den
Horst . Dierenarts voor vogels en reptielen.w.poicephalus.nl Mevr. Dr. Hedwig van der Horst.
Dorpstraat 25b 5133 AD Riel.
Tel:
06-54668826
vogelpraktijkdehorst@hotmail.com
3:*Diagnostisch Laboratorium
NOIVBD
(Nederlands
.Onderzoek
.Instituut
voor Vogels en
Bijzondere Dieren.)
Gerry M. Dorrestein. Wintelresedijk 51 - 5507 PP
Veldhoven.
www.poicephalus.nl
Ten allen tijde
bereikbaar via 06 1105 7602
info@NOIVBD.nl
www.NOIVBD.nl
www.poicephalus.nl
4:*Dierenartsenpraktijk Zelhem & Halle
www.poicephalus.nl
Drs A.A. Oranje -
Drs. P.C.R. van Rossum. Halseweg 27/d - 7021
HV
-Zelhem.Tel;0314 - 621272
http://www.dierenartsenpraktijk
www.vogelziekenhuis.nl
5;*Dierenartsenpraktijk Naarden.
www.poicephalus.nl
Drs.G.Theel.
Zwarteweg 12A-1412 GD
Naarden.Tel;035-6945073
http://www.dierenartsnaarden.nl/
6:*Dierenartspraktijk Feld .
www.poicephalus.nl
Dr.F.W.M. Feld. v.Bemmelstraat 1 - 3818 PA
Amersfoort Tel 033-2864772
www.poicephalus.nl Fax: 033-4650156
(hoek Kapelweg)
http://www.dierenkliniekfeld.nl
www.poicephalus.nl
7;*Dierenkliniek IJburglaan
dierenarts / vogelarts Carreen Loriaux en Rob van Zon, IJburglaan 983
1087EN Amsterdam Tel: 020-4161435
Spoed buiten openingstijden: 06-40279286 of 06-40276387
info@dierenkliniekijburglaan.nl
www.dierenkliniekijburglaan.nl
8:*
Afdeling Vogels en
Bijzondere Dieren – Faculteit Diergeneeskunde Utrecht Yalelaan 108 (De Uithof) 3584CM
Utrecht. U heeft geen doorverwijzing nodig en kunt rechtstreeks een
afspraak op de poli maken bij een specialist. Afspraak maken: 030-253 9411 of
https://www.diergeneeskunde.nl/direct-afspraak-maken/ Telefonisch spreekuur: 13u30-14u30 op 030-253 1799 24/7 spoeddienst: 030-253 9411 Facebookpagina afdeling:
www.facebook.com/VBDUKG
9:*Veterinair
centrum Someren
wwdierenarts /
vogelartsw.poicephalus.nl
Dr. Bas ten Bruggen Cate Slievenstraat 16 -
5711 PK Someren
Tel: 0493 -
491770
10:*Vogelkliniek
Zuid-Nederland
www.poicephalus.nl
Dr. T. Evers Bogardeind 76 - 5664 EK
Geldrop
Tel:040 - 2800377
info@vogelkliniek.nl
11:*Dierenkliniek
Centrum Oost
www.poicephalus.nl Dr. P. van Doormalen . Oostenburgergracht
183 - 1018 ND Amsterdam Tel: 020
- 6206611
Dierenkliniek-centrum-oost.nl
www.poicephalus.nl
12:*Dierenkliniek
"Hoofdstraat" www.poicephalus.nl Drs. F. Verstappen. specialist "Vogels,
Bijz. dieren" www.poicephalus.nl
Hoofdstraat 121-123 - 3971 KG -
Driebergen- Rijsenburg.
Tel;0343-512063
Fax: 0343- 577283 http://www.dierenkliniekhoofdstraat.nl
13*Dierenziekenhuis Drachten
(vroeger Dierenkliniek "De Toren"
)
w.poisephalus.nl
Dr. Anton Beijer & Dr. Jantsje Beijer
www.poicephalus.nl De Bolder 74 9206 AR
Drachten
tel. 0512-513627
http://dierenziekenhuisdrachten.nl/
14:*Dierenkliniek
Christenhuis, www.poicephalus.nl Oudorperstraat 18 1023 SW
Amsterdam. Tel;020-6364681 Website:
Dierenartschristenhuis.nl
15:wDierenkliniek Risdam www.poicephalus.nl Hoorn-Centrum
Nieuwe Steen 41 1625 HV Hoorn (Risdam)
www.poicephalus.nl Lambert Meliszweg 20 1622 AA
Hoorn (Centrum)
www.poicephalus.nl Telefoon: 0229 - 23 59 41 Fax: 0229 - 27 02 64 www.poicephalus.nl Email:
jbaas2@cs.com
www.dierenkliniekrisdam.nl
www.poicephalus.nl
16:
Dierenkliniek De Wetering
www.poicephalus.nl Dr. S.T. v/d Wardt.
Weteringschans 141 - 1017 SE Amsterdam
Tel: 020 - 6221884
Dierenkliniekdewetering.nl
www.poicephalus.nl
17: Dierenkliniek
Zuiderkaag. www.poicephalus.nl De Boog 74
1741 MT
Schagen Tel: 0224
– 218997
www.dkzuiderkaag.nl
18:
J. Frowijn en J.A. Vermeulen
www.poicephalus.nl Zunabrink 202 206 - 7544 DV
Enschede
Tel;053-4780520
www.poicephalus.nl
19: S.A.B.I. Wolters
www.poicephalus.nl Europaplein
19 1078 GS AmsterdamTel.020-6642094
www.poicephalus.nl
Fax. 020 - 6797984
www.poicephalus.nl
http://www.dierenkliniek-europaplein.com/dierenkliniek-vogels.html
20: Dierenkliniek Den Heuvel
. G. van Dorssen Oirschotseweg 113. 5684NH.
Best
Tel; 0499- 374205
www.poicephalus.nl
21: Dierenartsenpraktijk
Zehlem-Halle
www.poicephalus.nl
Halseweg 27/D 7021 HV Zelhem Tel: 0314-621 272
www.poicephalus.nl
http://www.dierenartsenpraktijk-zelhem-halle.nl
22: Dierenkliniek Aerts –Bosch.
www.poicephalus.nl Y. Aerts en
M.M.J Aerts-Bosch Dullaertstraat 43.
4561 KA
Hulst.
Tel. 0114-314015
http://www.dierenkliniekhulst.nl
23:
/////////
24: S.F.G.G. van der Sanden
www.poicephalus.nl
Lammergierstraat 15b. 6215 AH
Maastricht
Tel: 043-3438842
www.poicephalus.nl
25: Dierenkliniek Broerdijk.
www.poicephalus.nl
J.M.M. Cornelissen
Broerdijk 1 - 6523 GM Nijmegen
Tel: 024 - 3225331
www.poicephalus.nl
http://www.dierenkliniekbroerdijk.nl
26:
E.M. Zegers
www.poicephalus.nl Dierenarts E.M. Zegers.
Samuel Esmeijerplein 14. 3067 AP
Rotterdam Tel;010-4550005
http://www.dierenartszegers.com
27: Gezelschapsdierenkliniek Roosendaal
www.poicephalus.nl
Drs.B.
Magnus. Gastelseweg 45 - 4702 JL -
Roosendaal Tel;0165 - 557500
www.poicephalus.nl
gezelschapsdierenkliniekroosendaal.nl
www.poicephalus.nl
28:
Dierenkliniek Visee .
www.poicephalus.nl
A.M. Visee. L.Zimmermanplein
50 . 3122 GR Schiedam Tel:
010-2470110
www.poicephalus.nl
http://www.dierenkliniekvisee.uwdierenartsonline.nl
29: Dierenkliniek Hoograven.
www.poicephalus.nl D.
Blokland-Heijnen. Detmoldstraat 10
Utrecht
Tel. 030-2886469 w w.poicephalus.nl
http://www.dierenkliniekhoograven.nl
30: Dierenarts P.J.Kindermans.
www.poicephalus.nl
v.Hogendorplaan 24.
3135 CD Vlaardingen
Telefoon 010-4343084
www.poicephalus.nl
http://www.dierenartskindermans.nl/index.html
31:
Dierenartsenpraktijk A J Diender.
ww.poicephalus.nl Bert Diender.
Dokter Stavermanstraat 57.
4382 LE Vlissingen
Tel.
0118-410910
http://gids.vlissingen.nl/adressengids/Natuur,-Milieu,-Dieren?
id=108&pi=69&org_id=197413&when=&time=&pi=69
32: Dierenkliniek De Langstraat
www.poicephalus.nl
Eerste Zeine
112. 5144 AM
Waalwijk
Tel;0416-334000
Bereikbaar: dagelijks, dag en nacht 0416 - 340 821
info@delangstraat.com
www.delangstraat.com
www.poicephalus.nl
33: R.G.G. Bronnenberg
www.poicephalus.nl Egelinglaan 36. 3705TD
Zeist
Tel: 030 6961055
www.poicephalus.nl
34: Dierenartspraktijk 't Bijsterveld
www.poicephalus.nl 't
Bijsterveld 3 5701 GW Helmond
Tel;0492-525348 .nl
www.poicephalus.nl
www.poicephalus.nl
35: Dierenkliniek De Koerdijk www.poicephalus.nl Dr. S.Volp. Koerdijk 16
-7443 PR- Nijverdal
Tel: 0548-615222
www.poicephalus.nl
36:
B.J. Mangus Korvelseweg 184 5025 JM
Tilburg
Tel: 013 - 5802500
Praktijk: 013 - 5420274
37: Dierenkliniek Prinsenland
www.poicephalus.nl
Mahatma
Gandhistraat 12 3066 VA Rotterdam
Tel;010-4473013 w
www.dierenkliniekprinsenland.nl
ww.poicephalus.nl
38:
Dierenziekenhuis Rotterdam
www.poicephalus.nl
Pascalweg 4 3076 JP Rotterdam-Lombardijen
Tel:010-4925151
Fax:010-4925145
www.poicephalus.nl
Dierenziekenhuis.nl
www.poicephalus.nl
39: Robert Jassies, Rietveldlaan 80
Wageningen
Tel;0317-412432 www.poicephalus.nl
40: Dierenartsenpraktijk Walcheren
Gezelschapsdierenpraktijk Oostkapelle www.poicephalus.nl Oude Domburgseweg 33A
4356 CB Oostkapelle
Tel: 0118-581443
www.poicephalus.nl
http://www.dapwalcheren.nl
41: Dierenkliniek voor
Gezelschapsdieren"Leeuwarden" www.poicephalus.nl
Jelsumerstraat 47 8917 EM Leeuwarden Tel. 058-2123891
www.poicephalus.nl
Kliniekvoorgezelschapsdieren.com www.poicephalus.nl
42: DAP Schonauwen
www.poicephalus.nl
Dr. R.J. Corbee
Cascademuur 24 3991 VP Houten Tel:
030-6352316 Fax: 084-2226503
info@dapschonauwen.nl
www.dapschonauwen.nl www.poicephalus.nl
43: Dierenartsenpraktijk De Roosberg
www.poicephalus.nl
Dierenarts Janneke de Ruijter.
Roosbergseweg 16a · 4854 PM
Bavel
Telefoon
0161-437777 fax: 0161-43
77 88
info@dapderoosberg.nl
www.poicephalus.nl
www.dapderoosberg.nl
www.poicephalus.nl
44: Dierenkliniek
Hardenberg www.poicephalus.nl
Mevr. C. Poot. 7771 EN Plutolaan 7
Hardenberg Tel: 0523- 261013
www.poicephalus.nl
http://www.dierenkliniekhardenberg.nl
45:
www.poicephalus.nl
-------/////-------
:*Vogelkliniek
Den Haag.
Dr. I
Palgi is met pensioen zins 2009 .
-------/////-------
Kliniek
voor vogels
Meppel
Verwijderd wegens klachten .
Papegaaienpraktijk Hellendoorn Ommerweg 52
. 7447 RG
Hellendoorn
Verwijderd wegens
klachten .
top
top
Dierenartsen in Belgïe
www.poicephalus.nlwww.poicephalus.nl
Van deze
dierenartsen
*
is bij mij bekent dat ze
Gespecialiseerd of ervaring met vogels hebben .
www.poicephalus.nl
1: H. Decock. Guido Gezellestraat 60.
Aartselaar Tel;03 877 42 41
www.poicephalus.nl
2:Dr
Guy Werquin Elverdingsestraat 50.
8900 Ieper
Tel;(057) 20.48.58
Email
guy@werquin.com
3: L. Wellens Lommelsesteenweg 183
Leopoldsbrug Tel;011 345
442
4: Dr
P.
Dooghe Beemdstraat 10c
3920 Lommel Tel;011-544 122
wwww.poicephalus.nl
5: Dierenartsenpraktijk Trigenio Dr. Peter
Coutteel Dorsel 38
2560 Nijlen Tel;03 481 92 55
Tel.: 03/380.00.30 Fax: 03/380.00.38 E-mail:
coutteel@pandora.be
www.poicephalus.nl
6: Dierenarts
vétérinaire DVM .
www.poicephalus.nl Dr. Ludwig Van der Wouwer Heuvelstraat 18. 2560
Nijlen Tel: 03 4111156
Email;
Ludwig.vdw@pandora.be
7: Dr. J.v/d Cruysen Geraardsbergse
steenweg 130 9860 Oosterzele Tel;09
3625637
8: Dr. Deprest www.poicephalus.nl
Ruislede Tel;051 689 893
wwwwww.poicephalus.nl.poicephalus.nl
9: *Dr. Dieltjes Villerslei
232
Schoten
Tel;03 685 13 42
10: Dr.
Erwin Louagie Wijnendalestraat 23 Torhout
(Wijnendale) Tel;050 216 934 Email :erwinlouagie@yahoo.com
11: Dr. C. Van den Wijngaert
Wilrijk
Tel;03
808 59 26
12: Dr. Paul Symens Ichtegemsestraat 2. 8211
Aartrijke Tel;050241372
13. *Dr. G. Deconinck. Brusselsesteenweg
661b. 9050 Gent.
Tel;0476-554426 Vogels, Duiven en Pluimvee.
14. Dr. Marc Cleynen. Hendrik Consciencestraat 17. 2970
Schilde (België – Provincie Antwerpen)Tel;03.3834078
15. Ferdie Van der Sanden. Strodorp 41
Lanaken-Veldwezelt Tel;
0031 89 72 1776
16.Tilly Taveirne
Ichtegemstraat
8680 Koekelare West-Vlaanderen
Tel;0497813707
17. Operaties-radiografie-alle onderzoeken Semey Luc Parkstraat 119b. 1800
Vilvoorde gsm 0495
33.80.42 E-mail
: dierenarts-semey-luc@skynet.be
www.poicephalus.nl
18.*Bjorn Geeroms Assesteenweg 37.
1761 Roosdaal tel 0477 72 61 89 ( seksen
endoscopie )
19. Dierenkliniek Merelbeke . Pluimvee
en Bijzondere diersoorten
www.poicephalus.nl Salisburylaan 133.
9820 Merelbeke
Tel;09 264 74 38 / 09 264 74
41
20. *Dr. Filip Verlinden
Kratenberg 8. 3221
Nieuwrode-holsbeek Tel: 0498/102159 E-mail
filip.verlinden@belgacom.net
www.poicephalus.nl
Heeft u nog adressen
welke niet voorkomen op bovenstaande lijst van dierenartsen welke
gespecialiseerd of goede ervaring hebben met vogels, stuur mij dan hun
gegevens door met u ervaring met deze dierenarts zodat u er ook andere
vogelliefhebbers mee kan helpen.
Ook hoor ik het
graag als u met één van bovenstaande dierenartsen slechte ervaring
heeft. Dit alles blijft natuurlijk anoniem.
www.poicephalus.nl
top
==============================//==============================
voor dierenartsensites
dierenarts.pagina.nl
d
top
========================//==========================
Parasitaire infecties
Door;
Hedwig van der Horst.
Mevr. v.
d. Horst is als dierenarts, gespecialiseerd in vogels.
INLEIDING:
Parasitaire infecties vormen een belangrijk deel van de
vogels die
een vogeldierenarts aangeboden krijgt. Ook bij onderzoek van gestorven
vogels blijkt er regelmatig sprake te zijn van een parasitaire infectie.
Dit is jammer en vaak overbodig, want de meeste parasitaire infecties
bij vogels zijn snel te onderkennen en goed te behandelen.
Sinds
1986 is de Dierengeneesmiddelenwet in werking getreden. Deze wet bepaald
onder andere dat een aantal medicijnen verkrijgbaar zijn via de dieren
winkel. Deze medicijnen kunnen dus zonder tussenkomst van een dierenarts
gekocht worden. De meeste van deze medicijnen zijn bedoeld ter
bestrijding van parasieten.
Het is dus van groot belang dat een
vogeleigenaar een parasitaire ziekte bij zijn vogels herkent. Hij moet
tevens weten welke verschillende parasieten voor kunnen komen, omdat
iedere groep parasieten een aparte behandeling behoeft. Vaak is er nader
onderzoek nodig, om te bepalen welke parasiet in het spel is. Soms is
voor dit onderzoek verenmateriaal of huidstof nodig, soms is ontlasting
voldoende. In overleg met een dierenarts is te bepalen welk onderzoek
nodig is om tot de juiste diagnose te komen. Als de diagnose eenmaal
gesteld is, dan heeft de eigenaar de keuze zijn medicijnen te betrekken
bij de dierenarts of bij een dierenwinkel. Bij de dierenwinkel zijn de
medicijnen geregistreerd voor bepaalde vogels (bijvoorbeeld kanaries,
zangvogels, kooi - en siervogels enz.) Het medicijn mag alleen
toegediend worden als de zieke vogel behoort tot de categorie die op het
etiket vermeld staat. Ook de dosering die op het etiket vermeld staat
moet aangehouden worden. Alleen onder supervisie van een dierenarts en
in bepaalde omstandigheden mag hiervan worden afgeweken. In het
onderstaand overzicht worden een aantal, veel voorkomende, parasitaire
infecties bij vogels genoemd, met een aanbevolen behandeling.
Bij de behandelingen ben ik vanuit gegaan zoals ik ze aanbeveel. Een
aantal van de medicijnen die genoemd worden zijn verkrijgbaar in de
dierenwinkel. De doseringen die ik van deze medicijnen noem, kunnen
echter afwijken van hetgeen er op het etiket staat. Deze doseringen
mogen dan alleen onder verantwoording van een dierenarts gebruikt
worden.
MIJTEN.
De mijten die het meest voorkomen
bij vogels zijn de Rode Bloedmijt (Dermanyssus gallinae) en de Noorse Vogelmijt (Ornithonyssus).
De mijten komen voor bij allerlei vogels. De infectie wordt vaak verspreid door wilde vogels.
De Rode Bloedmijt is vooral actief in de
zomer en nazomer (bij hoge buitentemperatuur). De Noorse Vogelmijt kan
het hele jaar problemen geven.
Problemen die veroorzaakt worden
door mijten bestaan vaak uit onrust in de kooi. De vogels zitten vaak te
krabben, schuren en pikken in hun verenkleed, wat daardoor rommelig
eruit gaat zien. De mijten zitten graag in het nestmateriaal. Daardoor
worden de vogels, steeds als zij op het nest komen aangevallen door de
mijten. Dit resulteert in slechte broedzorg en slechte kweek.
De
diagnose kan gesteld worden door microscopisch onderzoek van stof uit
spleten, kieren, naden, onderkant van zitstokken en nestmateriaal.
Overdag is de mijt niet aanwezig op de vogel. Het heeft dus geen zin om
met het dier naar de dierenarts te gaan.
Mijten kunnen bestreden
worden met bestrijdingsmiddelen. De middelen die behoren tot de groep
Pyrethroïden zijn veilig en worden snel afgebroken in het milieu. Pulvex
is een van deze middelen. Het is een poeder dat met behulp van een
zoutvaatje gestrooid kan worden in kieren, naden en spleten. Ook de
vogels zelf kan licht bepoederd worden. Deze behandeling moet herhaald
worden
(na 5 dagen bij een buitentemperatuur van boven de 20
graden C., na 7 dagen bij een temperatuur tussen 12 en 20 graden en na
14 dagen bij een temperatuur beneden de 12 graden C.) Het is
verstandig om voor de behandeling het nestmateriaal te verwijderen en de
zitstokken te desinfecteren.
top
WORMEN.
De meest voorkomende wormen behoren tot de spoelwormen.
Deze groep
kan onderverdeeld worden in: de oogworm, " normale " spoelworm, haarworm
en de gaapworm. Naast de spoelwormen kunnen lintwormen een probleem
vormen.
OOGWORMEN.
De
oogworm komt voor bij beo's. De infectie (de wormeitjes) worden
verspreidt door krekels. Als een beo een besmette krekel eet, dan komen
de wormeitjes vrij in de maag van de vogel. De eitjes ontwikkelen zich
tot wormen die vanuit het maagdarmkanaal naar het oog verhuizen.
De infectie komt vrijwel alleen voor bij geïmporteerde vogels. Het
is niet bekend of de infectie zich in Nederland kan verspreiden. De worm
bevindt zich achter het knipvlies of tussen het ooglid en het hoornvlies
en is daar meestal zichtbaar op het moment dat de vogel met zijn ogen
knippert. Meestal heeft de vogel geen last van een oogworm, maar een
enkele keer kan de worm een oogontsteking veroorzaken. Het is verstandig
om de vogel te behandelen voordat deze problemen optreden.
De
behandeling kan bestaan uit een injectie Ivomec.
top
SPOELWORMEN.
Spoelwormen komen voor bij beo's, toekans,
spreeuwen en lijsters. De meeste spoelwormen leven in de dunne darm.
Alleen bij een heftige infectie worden de vogels ziek en krijgen ze
diarree. Een enkele
keer is het aantal wormen in de darm zo groot, dat
de darm verstopt raakt, en de vogel sterft.
Diarree kan
veroorzaakt worden door zeer veel ziekten. Het is met het blote oog niet
te zien of het
gaat om een spoelworminfectie of een andere ziekte.
Het is wel zeer eenvoudig om spoelwormeieren aan te tonen met behulp
van microscopisch onderzoek van de ontlasting.
Daarom is het
verstandig om, bij aankoop van nieuwe vogels, eerst de ontlasting na te
kijken door een dierenarts, voordat de nieuwe vogels in contact komen
met de rest van het bestand. Spoelwormen kunnen bestreden worden met
diverse middelen.
Een er van is Panacur (actief bestandmiddel:
fenbendazol) Dit is een erg veilig middel dat de wormen geleidelijk
doodt. De dosering is 20 mg/kg lichaamsgewicht, via de bek, herhalen na
10 dagen. Nadeel van Panacur is dat de vergroeiing van de veren ("kromme
veren") veroorzaakt als het toegediend wordt tijdens de rui.
Ivomec (actief bestandmiddel: ivermectine) en Ripelcol (actief
bestandmiddel: levamisol) zijn ook te gebruiken. Het nadeel van deze
middelen zijn, dat deze alle wormen ineens doodt. Deze dode wormen
kunnen op hun beurt een verstopping van het darmkanaal veroorzaken,met
fatale gevolgen voor de vogel. Ivomec en Ripercol kunnen wel tijdens de
rui gegeven worden.
Ripercol is vrij giftig en het moet daarom
zeer nauwkeurig toegediend worden
(180 - 540 mg/l drinkwater gedurende 1
- 3 dagen) en liever niet per injectie omdat
vergiftigingsverschijnselen
dan eerder optreden.
De vergiftigingsverschijnselen bestaan uit
braken, trillen, van de stok vallen,toevallen en krampen. Als deze
verschijnselen optreden, dan moet het drinkwater onmiddellijk vervangen
worden door schoon drinkwater.
Bij vogels met een
lichaamsgewicht boven de 30 gram moet Ivomec toegediend worden via een
injectie. Kleine vogels kunnen behandeld worden met een druppel Ivomec op de
kale huid. (verkrijgbaar onder de naam Antiluchtpijpmijt van Bogena)
De huid aan de zijkant van de hals wordt hiervoor meestal
gebruikt.
top MAAGWORMEN.
Maagwormen komen vooral voor bij lijsters en
spreeuwen. De dieren ondervinden meestal weinig last van de infectie.
Bij heftige infectie kunnen de dieren gaan braken en soms kan een
verstopping van het darmkanaal optreden, zoals dat bij de spoelwormen
beschreven is. De diagnose wordt gesteld met behulp van microscopisch
onderzoek van de ontlasting.
Behandeling bestaat uit toediening
van medicijnen met het actieve bestanddeel oxfendazol.
HAARWORMEN.
Haarwormen komen voor bij vele vogels. bij ernstige infectie kan
bloederige diarree, braken en bloedarmoede gezien worden. Meestal is de
infectie vrij onschuldig. De infectie kan worden overgebracht door
regenwormen, maar de vogels kunnen ook elkaar besmetten.
De
infectie is vast te stellen met behulp van microscopisch onderzoek van
de ontlasting.
De infectie kan bestreden worden met Panacur (zie
spoelwormen) of Mebenvet (bevat: mebendazol). Net als Ripercol is
Mebenvet vrij giftig. Het kan de lever beschadigen en verstopping van de
darm door dode wormen veroorzaken. Het middel kan toegediend worden via
de bek (5-15 mg/kg lichaamsgewicht) 1 maal per dag gedurende 2 dagen.
Bij kooien met een natuurlijke zandbodem, kan de kans op herinfectie
verminderd worden door een betonnen bodem aan te leggen.
top GAAPWORMEN.
De gaapworm komt veel voor bij fazanten en
kraaiachtigen zoals de beo. Via regenwormen, slakken en duizendpoten
kunnen andere vogels besmet raken. Als vogels besmette wormen, slakken etc. eten,
dan komen de wormeitjes vrij in de maag. Uit deze eitjes
ontwikkelen zich de wormen, die via de darm en de long naar de luchtpijp
trekken. Daar veroorzaken de wormen een ontsteking met veel
slijmvorming. Hierdoor wordt de vogel heftig benauwd, gaat schudden met
de kop, raakt zijn stem kwijt en reutelt. Een besmette vogel kan door
verstikking om het leven komen.
Een enkele keer is de worm te
zien in het begin van de luchtpijp, als de vogel met wijd geopende bek
probeert adem te halen. In vrijwel alle gevallen zijn, met behulp van
microscopisch onderzoek, de eitjes van de gaapworm aan te tonen in de
ontlasting.
De meest eenvoudige en afdoende behandeling bestaat
uit een injectie Ivomec.
LINTWORMEN.
Lintworminfecties
komen meestal voor bij importvogels.
Lintwormen worden verspreid
door insecten. Daarom zijn insectenetende vogels vaker geïnfecteerd dan
andere vogels. In het algemeen geeft deze infectie weinig problemen. Bij
heftige infecties kunnen de vogels vermageren en diaree krijgen. In
enkele gevallen kunnen de lintwormen een verstopping in de
darm
veroorzaken, met fatale gevolgen voor de vogel.
Het is lastig om
een infectie bij een levende vogel aan te tonen. Soms zijn de delen van
de lintworm als kleine witte korrels aanwezig op de ontlasting. maar dit
komt zelden voor. Ook microscopisch onderzoek van de ontlasting kan niet
altijd uitsluitsel geven. Lintwormen scheiden hun eieren namelijk in
zeer korte perioden uit. Buiten deze perioden zijn er in de ontlasting
geen eieren aan te tonen.
De besmette vogel kan behandeld worden
met middelen die niclosamide bevatten (500 mg/kg lichaamsgewicht, via de
bek, 1 maal per week, 4 maal) of met Drontal (bevat: praziquantel. Dosering: 10-20 mg/kg via de bek, 2 maal met 10-14 dagen tussentijd) of oxfendazol.
Niclosamide zet onder andere de darm aan tot
uitscheiden van de parasiet. Vaak zijn, na een behandeling van de
besmette vogel met niclosamide, de lintwormen terug te vinden in de
ontlasting. Hiermee kan een diagnose bevestigd worden. Bij de andere
middelen blijft de gestorven lintworm nog een tijdje in de
darm achter
en wordt daar verteerd.
In volières met natuurbodems (vooral als
daar compost in verwerkt is), kunnen lintworminfecties een probleem
vormen. Bij het voorkómen van herinfecties is het, naast een rigoureuze
insectenbestrijding te overwegen om een natuurbodem te vervangen door
beton.
top PROTOZOEN.
Protozoen zijn een primitief soort parasieten die
onder andere voorkomen in de darm (coccidiën) en in het bloed (malaria
en Hemoproteus).
COCCIDIEN.
Coccidiose kan een
probleem zijn bij beo's, toekans en kleinere vogels. Alleen bij zeer
heftige infecties zijn de dieren algemeen ziek en hebben diaree, die
soms met bloed vermengd is. Vogels kunnen elkaar rechtstreeks besmetten
als een vogel voedsel of water drinkt dat vervuild is met besmette
ontlasting.
De infectie kan aangetoond worden middels
microscopisch onderzoek van de ontlasting.
De behandeling van
coccidiose bestaat uit Flagyl (bevat: metronidazol ) 10-30 mg/kg
lichaamsgewicht via de bek, 2 maal daags gedurende 10 dagen of 2
injecties.
MALARIA en
HEMOPROTEUS.
Vogelmalaria wordt veroorzaakt door Plasmodium.
Malaria en Hemoproteus komen voor bij toekans, spreeuwen, lijsters,
vliegenvangers en andere vogels. De infecties worden verspreid door
stekende insecten. Er zijn verschillende soorten malaria, waarvan 1
dodelijk is. De andere soorten geven milde infecties.
Hemoproteus veroorzaakt in het algemeen milde infecties. De twee ziekten
komen vooral voor bij importvogels, maar kunnen ook voorkomen bij in
Nederland gekweekte vogels.
Het meest opvallende symptoom van
malaria en een hemoproteus infectie is een ernstige bloedarmoede en
benauwdheid. Beide infecties zijn aan te tonen door middel van
bloedonderzoek.
De dieren kunnen behandeld worden met middelen die chloroquine ( 250 mg/120 ml drinkwater
gedurende 1-2 weken) bevatten.
Als dit niet effectief is kan primaquine worden toegevoegd.
CONCLUSIE.
Sinds de dierengeneesmiddelenwet in werking is
getreden heeft de eigenaar meer verantwoording gekregen voor wat betreft
de behandeling van zijn vogels. Uit bovenstaand overzicht blijkt dat
voor vrijwel iedere infectie een aparte behandeling nodig is. Vaak is
het, zonder nader onderzoek, onmogelijk om de ene infectie van de andere
te onderscheiden:
Een mijtinfectie en malaria geven beiden
bloedarmoede, maar bloedarmoede kan ook bij vergiftigingen optreden.
Malaria, een Hemoproteus infectie en een gaapworm infectie
veroorzaken alle drie benauwdheid. Maar longontsteking door bacteriën en
schimmel komen ook vaak voor.
Spoelwormen, lintwormen
en coccidiose geven diaree. Bloederige diaree komt voor bij coccidiose
en bij een ontsmetting met haarwormen. Diaree is echter een heel
algemeen symptoom dat kan
voorkomen bij infecties van het maagdarmkanaal
door bijvoorbeeld bacteriën, maar ook door
beschadiging van andere organen door bacteriële of virale aandoeningen.
Een brakende
vogel kan besmet zijn met maagwormen of haarwormen. Maar ook als een
vogel iets
gegeten heeft wat bijvoorbeeld de slokdarm irriteert, of als
het dier heftig benauwd is kan braken
optreden.
Kortom, voordat
men wil gaan behandelen is het belangrijk om er achter te komen wat er
precies aan de hand is. Het risico dat men een verkeerde behandeling
toepast is anders veel te hoog, met alle consequenties van dien.
top
=============================//==========================
top
Reovirus,
NIEUWSBRIEF
C.O.M. NEDERLAND WAARSCHUWING.
Belangrijke mededeling voor
alle kwekers van Parkiet en papegaaiachtigen
Onderstaand
bericht is door ons ontvangen van het Nederlands Onderzoek Instituut
voor Vogels en Bijzondere Dieren met het verzoek om een waarschuwing te
doen uitgaan. Indien u onderstaande
adviezen opvolgt, kunnen we
verdergaande besmettingen beperken of voorkomen, en kunnen
tentoonstellingen en beurzen normaal doorgang vinden.
Reovirus
risico in Nederland en België.
Inleiding Afgelopen najaar en winter
in de periode van de shows en vogelbeurzen zijn er talloze slachtoffers
gevallen door een infectie met het parkieten reovirus. Zie ook de
Parkieten Sociëteit januari 2007 (hieronder geplaatst) en de website www.noivbd.nl onder de Nederlandse vlag en cases.
Het virus is vooral in de herfst en wintermaanden actief. Sinds 2002 zien we jaarlijks rond oktober-
november wel ergens enkele uitbraken, plotseling grote sterfte
van vogels (grasparkieten en andere
vooral Australische parkieten) welke
niet met medicijnen te stoppen is. In het seizoen 2006/7 zijn door ons
meer dan 25 uitbraken gezien met meer dan 2000 dode vogels!
Ziekteverschijnselen
Verschijnselen welke we aan kunnen treffen bij
onze parkieten en papegaaien welke besmet raken met
het reovirus zijn:
depressiviteit, ze stoppen met eten, krijgen een groenige gelige te
dunne ontlasting uiteindelijk met bloed erbij (omdat ze enkel dagen niet
gegeten hebben) en worden heel sloom/traag. Soms kunnen de vogels als
secundaire complicatie ademhalingsproblemen krijgen. De sterfte kan
in
enkele weken oplopen van 10 tot 100%.Daarom is het dan ook altijd te
adviseren om bij opvallende en
onverwachte sterfte, sectie op je dode
vogels te laten doen om zo achter de doodsoorzaak te komen.
De
overdracht van het virus gaat door direct of indirect contact vooral via
de ontlasting van besmette
vogels, via speeksel en ontlasting in
drinkwater en waarschijnlijk moet ook de weg via gedroogde
ontlasting
als stofdeeltjes in de lucht niet onderschat worden.
Shows en
beursen Wees alert bij het organiseren van beursen en vogelshows. Het
organiseren van beurzen en vogelshows
in een regio waar het virus actief
is, zien we dan ook als een ernstig risico. Door de organisatie moet
goed gecontroleerd worden of er geen zieke vogels binnenkomen. En
kwekers moeten niet deelnemen aan een show als ze thuis ziekte en
sterfte hebben. Het verdient uiteraard altijd aanbeveling om goede
hygiënische maatregelen in acht te nemen ook in gebieden waar geen
sterfte van parkieten of papegaaien is geconstateerd. Te denken valt
aan desinfectie matten bij de ingang en kooien na elke show/beurs
schoonmaken en desinfecteren.Daarnaast is het natuurlijk belangrijk dat
ook alle vogels bij binnenkomst gecontroleerd worden.Verder is het
altijd erg belangrijk de vogels die thuiskomen na een show of vogels die
van een beurs komen, thuis enige weken (minstens 2 weken) apart van de
andere vogels te houden quarantaine. Deze vogels worden dan pas verzorgd
als de “eigen” vogels eerst verzorgd zijn.
Behandeling en bestrijding Er zijn
geen medicijnen beschikbaar om vogels die besmet zijn met het virus
succesvol te behandelen. Apart houden van zieke vogels en geen vogel
gaan mengen of verplaatsen. Alleen zieke vogels naar een aparte ruimte
brengen!! Het virus is erg stabiel en formaldehyde, quaternaire
ammonia verbindingen, verwarmen tot 60 graden is onvoldoende om het te
doden. Het is vooral extreem stabiel in besmet organisch materiaal zoals
ontlasting. Dus op de eerste plaats goed schoonmaken. Gelukkig zijn
er wel een aantal middelen waar we, na onze hokken eerst goed
schoongemaakt te hebben, mee kunnen desinfecteren. Ik noem er een paar: -Virkon –S (verkrijgbaar in België)
-F10 ontsmettingsmiddel . -D-50 Een zeer efficiënte methode is ook om de hokken met brander
schoon te branden of direct
zonlicht. -In de literatuur wordt ook
beschreven dat chlorhexidine 4 ml door een liter drinkwater een
bescherming (desinfectie van het drinkwater) zou kunnen geven.
Indien u problemen heeft of bang bent dat uw vogels het virus hebben
opgelopen, kunt u altijd voor
advies bellen:
Dr Gerry M.
Dorrestein Pathologie Laboratorium NOIVBD Veldhoven Tel 06 11
05 76 02
top
=======================//==========================
top
REOVIRUS infecties in Nederland.
(gepubliceerd in de Parkieten
Societeit januari 2007) Gerry Dorrestein meldde mij net per email het
volgende: NB Ik heb bovendien uitbraken vastgesteld
in in Midden
Nederland, Friesland, Groningen en Drente. En vandaag (8 januari 2007)
kwam ook een
eerste geval binnen uit Belgie.
INLEIDING Op dit
moment zien we dat er weer bij diverse kwekers in Nederland het REOvirus,
[Respiratory (luchtwegen), Enteric(darmen) , Orphan] de kop opsteekt. Hoewel het REOvirus een erg
interessant virus is, daar er
mogelijkheden zijn dat juist dit virus de groei van tumorcellen kan
stoppen,
is
het op dit moment ook het virus wat vele vogelliefhebbers
slapeloze nachten bezorgt. In enkele weken
tijd kun je zomaar de helft
tot 100% van je bestand verliezen. Reovirussen komen voor bij vele
diersoorten. Elke diersoort heeft echter zijn eigen specifieke stam. Zo
is het reovirus van het paard niet
besmettelijk voor een parkiet en die
van een papegaai weer niet voor de kat.
VOORKOMEN Men vermoedt dat het virus
jaren terug Nederland binnen gekomen is met de import van een grote
partij grasparkieten. Het virus is vooral in de herfst en
wintermaanden actief. Sinds 2002 zien we jaarlijks
rond
oktober-november
wel ergens enkele uitbraken, plotseling grote sterfte van vogels welke
niet met
medicijnen te stoppen is. De soorten welke aangetast worden
zijn erg verschillend maar het is gezien bij
o.a. koningsparkiet (Alisterius
amboinendis), pennant rosella (Platycerus elegans),
halsbandparkiet (Psittacula
krameri), cloncury (Barnardius barnardi macgillivrayi),
Bourks parkiet (Neophema
bourkii) en andere Neophemas, , grasparkiet (Melopsittacus undulatus),
edelpapegaai (Ecletus roratus), en diverse Amazone papegaaien.
Uit
een onderzoek van drs. Judith M.A. van den Brand en anderen (2006) bleek
dat er alleen al in 2002
tot en met 2004 meer dan 80 uitbraken in Nederland vastgesteld zijn
.
KLINISCHE VERSCHIJNSELEN Verschijnselen welke we aan kunnen treffen
bij dieren die besmet zijn met het Reovirus zijn afhankelijk
van de
diersoort en het type van het virus. Zo zien wij bij de mens vnl.
klachten als hoesten, verkouden
zijn.
De meeste mensen zijn wel eens
besmet door een reovirus en hebben hier dan ook antistoffen tegen.
Bij de kat zien we ook vooral verschijnselen zoals niezen, iets wat op
niesziekte kan lijken. Bij muis en rat
zien we nogal eens een
ontsteking van de hartspier optreden (myocarditis)Kalkoenen en
kuikens hebben
vaak weer te maken met pees problemen (tendovaginitis).
De kuikens lopen minder en blijven vaak op hun
hakken zitten groeien
niet meer, worden mager en sterven uiteindelijk. Verschijnselen welke
we aan
kunnen
treffen bij onze parkieten en papegaaien welke besmet
raken met het reovirus zijn:
Depressiviteit, ze stoppen met eten,
krijgen een groenige gelige te dunne ontlasting uiteindelijk met
bloed
erbij (omdat ze enkel dagen niet gegeten hebben) en worden heel
sloom/traag. Het zijn vrij
algemene en zeker geen specifieke
ziekteverschijnselen welke we ook kunnen zien bij vogels die besmet
zijn
met andere ziekten zoals Pacheco's disease of Papegaaienziekte
(chlamydia). Soms kunnen de vogels
als secundaire complicatie
ademhalingsproblemen krijgen.
Het reovirus tast het immuunsysteem
(milt,lever) van de vogel aan wat vervolgens leidt tot
weerstandsvermindering en functieverlies van de lever en uiteindelijk
een enorme sterfte in het
vogelbestand van een kweker. De sterfte kan in
enkele weken oplopen van 10 tot 100%.Daarom is het dan
ook altijd te
adviseren om bij sterfte, sectie op je dode vogels te laten doen om zo
achter de
doodsoorzaak te komen. De overdracht van het virus gaat
door direct of indirect contact vooral via de
ontlasting van besmette
vogels, via speeksel en ontlasting indrinkwater en waarschijnlijk moet
ook de weg
via gedroogde ontlasting als stofdeeltjes in de lucht niet
onderschat worden.Bij kippen vindt er ook een
belangrijk deel van de
overdracht plaats via het ei. Bij onze parkieten en papegaaien is
daarvan nog niets
bekend.
SHOWS / BEURZEN Het organiseren
van beurzen en vogelshows in een regio waar het virus actief is, zien we
dan ook als een
ernstig risico. Daarom zijn in de regio West Brabant de
tweejaarlijkse vogelshow alsmede enkele
vogelbeurzen afgelast.Het
verdient uiteraard altijd aanbeveling om goede hygiënische maatregelen
in
acht te nemen ook in gebieden waar geen sterfte van parkieten of
papegaaien is geconstateerd.
Te denken valt aan desinfectie matten bij
de ingang en kooien na elke show/beurs schoonmaken en
desinfecteren.Daarnaast is het natuurlijk belangrijk dat ook alle vogels
bij binnenkomst gecontroleerd
worden. In gebieden waar geen sterfte
door een besmettelijke ziekte geconstateerd is, is het niet nodig
om
shows en beurzen om deze reden niet door te laten gaan. Wel is het
belangrijk om de hygiëne
maatregelen in acht te nemen. Verder is het
altijd erg belangrijk de vogels die thuiskomen na een show
of
vogels die
van een beurs komen, thuis enige weken apart van de andere vogels te
houden quarantaine).
Deze vogels worden dan pas verzorgd als de "eigen"
vogels eerst verzorgd zijn.
INCUBATIE Een incubatietijd wil
niets anders zeggen dan de tijd die zit tussen het besmet raken en ziek
worden van
de vogels. Voor Reovirus is deze tijd erg kort. Twee tot 9
dagen na een besmetting kan een vogel al ziek
worden. Nieuwe
virusdeeltjes kunnen al 24 tot 48 uur na een besmetting uitgescheiden
worden via de
ontlasting.
DRAGERS Onder dragers verstaan wij
dieren die zelf niet ziek zijn maar wel het virus bij zich dragen en dit
nog uit
kunnen scheiden zodat andere vogels zich weer kunnen besmetten.
Of er dragers zijn van het agressieve
type Reovirus waar we nu mee te
maken hebben lijkt niet waarschijnlijk, gezien de grote aantallen vogels
welke sterven bij een besmetting, maar het mag niet uitgesloten worden.
Er is echter voor parkieten en papegaaien nog geen test ontwikkeld
om dragers of vogels, die een
infectie
doorgemaakt hebben en antistoffen
bij zich dragen, op te sporen. Wel wordt daar op dit moment
aan
gewerkt. Hoewel het virus zich zeer snel en agressief uitbreidt onder een bestand
vogels, zullen er
altijd
vogels zijn die op de een of andere manier
weerstand opbouwen, of in het verleden opgebouwd
hebben,
tegen dit
virus. Zij worden dan niet of minder ziek maar dankzij de opgebouwde
antilichamen,
afweerstoffen, kunnen zij een infectie overleven.
SECTIE BEELD Op sectie valt ons meestal een vogel op die normaal
in de veren en in vrij goede conditie is, er zit nog vet
op het hart en
in de buik. Pas als de vogels enkele dagen ziek geweest zijn zien we dat
het vet verdwijnt
en de borstspieren ingevallen zijn. De milt is meestal
rood, vergroot en stevig met necrosehaardjes.
De lever heeft de normale
grootte meestal met veel kleine necrose haardjes.
De darmen zijn vaak hyperemische (rood) of bevatten een wat gassige lichtgroene tot gele
inhoud.
De urine is vaak geel-groen van kleur. De andere organen zoals
nieren en longen zijn meestal niet
zichtbaar aangetast.Door een
microscoop kunnen we in dunne plakjes weefsel zien dat er in de milt
vrijwel geen
levende cellen meer te vinden zijn en dat in lever en
nieren vaak veel dode cellen worden
aangetroffen.Vanwege de
verminderde weerstand en het stoppen met eten kunnen we als extra
complicatie een
bacteriële darmontsteking of een bloederige
darmverandering aantreffen.
BESTRIJDING Er zijn geen medicijnen beschikbaar om
vogels welke geïnfecteerd zijn met het virus succesvol te
behandelen. De
beste oplossing zou een preventieve vaccinatie zijn, alleen zoals zo
vaak als het om
parkieten en papegaaien gaat laat de industrie het
afweten. Waarom is er wel een vaccinatie tegen het
reovirus bij kippen
maar niet tegen het reovirus bij parkieten en papegaaien? We hebben dit
eerder
gezien bij Paramyxovirus (draainekziekte), PBFD (bek en vederrot)
en Polyomavirus bij papegaai-
achtigen.
Dit komt waarschijnlijk omdat er
te weinig interesse en vraag is vanuit de parkietenwereld en
de
productie en registratie van een vaccin een erg kostbare en tijdrovende
zaak is. Het virus is erg
stabiel,
kan zelfs een pH van 3 doorstaan.
Ook formaldehyde, quaternaire ammonia verbindingen
verwarmen tot
60
graden is onvoldoende om het te doden. Het is vooral extreem stabiel in
besmet
organisch materiaal
zoals ontlasting. Gelukkig zijn er wel
een aantal middelen waar we, na onze hokken
eerst goed schoongemaakt te
hebben, mee kunnen desinfecteren. Ik noem er een paar: - Virkon -S
(verkrijgbaar in België) - D-50 - Een zeer efficiënte methode is
ook om de hokken met brander schoon te branden - Direct zonlicht In de literatuur wordt ook beschreven dat chloorhexidine 4 ml door een
liter drinkwater een
bescherming
zou kunnen geven.
QUARANTAINE Het apart houden van vogels die uit het hok geweest zijn of nieuwe
vogels kan de besmetting van het
eigen
bestand voorkomen. Besluit men na
een uitbraak weer met nieuwe vogels te beginnen dan rijst de
vraag
wanneer kan ik weer veilig nieuwe vogels in mijn bestand plaatsen.
Exacte gegevens zijn er niet
bekend
maar men moet eerst geruime tijd
geen dode vogels meer gehad hebben; 3 maanden lijkt een
veilige
marge.
Daarnaast moet men, zoals gezegd, de vogels altijd eerst in quarantaine
gehouden hebben.
Ook hier is geen bepaalde tijd voor te geven maar je
moet toch wel denken aan 5-6 weken.
Een tijd waarin men de vogels goed
kan observeren, zien dat ze in goede conditie blijven en ruimschoots
kan
laten testen op diverse ziektes. Jammer genoeg nog niet op reovirus.
UITBRAAK IN NOORD BRABANT en UTRECHT (PS januari 2007) Op dit moment blijken Noord
Brabant en Utrecht door een erg agressieve stam van het REOvirus
getroffen te zijn. Er zijn diverse kwekers die meer dan de helft van hun
vogels in een zeer korte tijd
(enkele weken) verloren hebben. Met name
de grote Australische parkieten zijn erg gevoelig voor deze
stam. Tot nu
toe zijn bij deze uitbraak geen grote papegaaien getroffen. Hoewel het
beeld soms erg lijkt
op papegaaienziekte is tot nu toe slechts in één
bestand naast het reovirus ook papegaaienziekte
gevonden. Bij alle
andere uitbraken was de test op papegaaienziekte negatief.
Peter Bastiaansen.
Gerry M. Dorrestein Dierenkliniek De
Baronie.
Diagnostisch Laboratorium NIOVBD Beeksestraat 60b .
Wintelresedijk 51 4841 GD Prinsenbeek .
5507 PP Veldhoven 076 - 5415030 .
www.noivbd.nl
top
==============================//===============================
top
Een gevaarlijke tijd voor gezelschapsvogels!
(Overgenomen van de website
www.noivbd.nl)
Gerry M.
Dorrestein, diagnostisch laboratorium NOIVBD, Veldhoven De
winterperiode en speciaal de tijd rond kerst en nieuwjaar is voor vogels
in huis een gevaarlijke tijd.
Het hier beschreven voorval heeft te maken
met het plaatsen van een nieuwe gevelkachel in een volière.
Maar ook het
bereiden van de feestmaaltijden met minimale ventilatie geven speciaal
in deze koude
periode elk jaar weer zeer regelmatig slachtoffers.
In dit specifieke geval gaat het om een kweker van dwergpapegaaitjes
(Agapornis sp en Forpus sp.).
Deze kweker heeft een volière van 5 x 3
meter met daarin vaste kooien van 125 x 60 x 60 cm.
In totaal waren er
op het moment van de problemen 26 vogels aanwezig. Rond 7 december
'05 heeft de kweker door een erkende installateur zijn verouderde
gevelkachel laten
vervangen door een nieuw model Pelgrim. Nadat de
kachel was aangesloten heeft de monteur de kachel
even kort (misschien
een minuut) als test voluit laten branden en daarna de kachel teruggezet
op de
waakvlam. Na ongeveer 30 minuten gaat de kweker kijken in de
volière en ziet dat er 2 vogels dood zijn.
Omdat verder alles er goed
uitzag werd er niet direct aan de nieuwe kachel gedacht.Toen de man een
uur
later weer in de volière kwam lagen er weer dode vogels en zaten er
enkele vogels op de bodem van de
kooi en waren zeer benauwd. Nu heeft de
kweker de waakvlam uitgedaan, alle ramen opengezet en de
zieke vogels
naar buiten gebracht. Ondanks het openzetten van de ramen kwamen er toch
weer nieuwe
vogels bij die plotseling ziek werden (ernstig benauwd) en
binnen een half uur dood waren.
De laatste vogel werd nog ziek ongeveer
3 uur nadat de kachel was uitgezet en ook deze vogel ging dood.
In
totaal zijn er in verloop van 4 uur 11 vogels gestorven terwijl de
kachel maar 1 uur op de waakvlam
gestaan had. Daarna zijn er geen nieuwe
slachtoffers geweest.
De volgende dag werden mij 4 dode vogels
aangeboden voor onderzoek. De diagnose voor deze vogels was
bij alle
vier hetzelfde: een acute hemorrhagische tot fibrineuze pneumonie (zie
foto).
Aan de andere organen werden geen afwijkingen gevonden die deze
plotselinge sterfte konden verklaren.
De kachel is teruggehaald door
de installateur en er is contact gezocht met de firma Pelgrim. Er zitten
in
de kachel geen Teflon®-achtige producten verwerk en de "lakken" zijn
tot 1200oC getest op
hittebestendigheid. De enige verklaring zou een poeder-coating zijn die niet op hitte getest is.
Commentaar; Dit
beeld doet erg denken aan een Teflon® vergiftiging. Deze vergiftiging
zien we speciaal in deze tijd
van het jaar als het huis goed afgesloten
is tegen de winterkoude en de ventilatie in huis vaak gebrekkig
is.
De
Teflon vergiftiging of beter polytetrafluoroethlyene (PTFE) vergiftiging
wordt veroorzaakt door
een"gasachtige" verdamping van een oververhitte
"anti-aanbaklaag". Het merk Teflon is in deze niet de
enige
schuldige.
Ook andere merken kunnen bij oververhitting dezelfde problemen geven.
We
hebben de problemen ook gezien bij andere apparatuur, w.o. een haarföhn,
waarin PTFE is verwerkt
dat oververhit kan worden. Meestal betreft het
een pan die op het vuur staat en vergeten wordt en dan
aanbrandt. Voor
de mens en andere zoogdieren is de concentratie van gas die ontstaat
ongevaarlijk.
De symptomen die meestal bij vogels gezien worden zijn
(letterlijk) van hun stokje vallen of dik zitten
met ernstige
ademhalingsproblemen gevolgd door sterfte. Maatregelen die genomen
moeten worden zijn:
Draai de warmtebron uit en breng de pan naar
buiten, weg van de huisdieren.
Zet ramen en deuren open en zorg voor
volop ventilatie. Breng de vogels die nog niet ziek zijn naar een
andere ruimte of naar buiten. Het is meestal te laat ..voor de vogels
die al benauwd zijn.
Als er zieke, maar nog levende vogels zijn,
plaats deze in een zuurstofkooi. Omdat er sprake is van
irritatie-oedeem
en bloederige veranderingen wordt een diureticum aanbevolen om het vocht
uit de
longen
versneld af te voeren. Als preventieve maatregel geld
hier dat er geen vogels in de keuken
gehouden
moeten worden tijdens het
koken en dat pannen met antiaanbaklaag niet te heet mogen worden.
Gerry M. Dorrestein Diagnostisch Laboratorium NOIVBD Te allen
tijde bereikbaar via 06 1105 7602 info@NOIVBD.nl
www.NOIVBD.n
top
=========================//===========================
top
Het Reo virus is actief:
29-10-2006. Pakara kreeg bericht over het virus en heeft voor u even de vraag bij
de dierenarts voorgelegd . Lees hier de eerste reactie :
Reactie: Wij hebben hier in
deze regio ( Breda) inderdaad een zeer agressieve stam van een REO virus
wat al bij
meerdere kwekers veel schade aangericht heeft. Je moet dan
denken dat er zomaar 1/3 tot de helft van
je kweekkoppels weg kan
vallen. Echt een ramp. Het vervelende is dat het erg agressief is en dat
je er
niets tegen kunt doen alleen HYGIËNE! De boel zoveel mogelijk
gescheiden houden en eventueel een
paraplu antibiotica om secundaire
infecties te bestrijden. Tegen het virus zelf is geen medicijn.
We
zouden alleen kunnen vaccineren maar er is geen vaccin tegen dus valt
ook die optie af. We zien het
vooral bij parkieten en veel minder
bij grote papegaaien is mijn indruk. In het begin zie je niet zoveel aan
de vogels. De ene dag zijn ze klinisch nog gezond en de andere dag
stoppen ze met eten krijgen een
groen
ontlasting waar al gauw bloed bij
komt te zitten, vallen snel en sterk af en sterven binnen enkele
dagen .Op sectie beeld zie je vooral een afwijkende milt, lever en long met
name necrose. De grote show
van de
parkieten sociëteit hier in West
Brabant hebben we om deze reden dan ook afgelast. Ik weet niet
hoe het
in andere regio’s is maar het leek mij zeker hier voor west Brabant niet
verstandig om de show
door te
laten gaan. Wel wil men volgende week de
beurs door laten gaan, in dat geval denk ik dat ik eerst daar alle
vogels maar ga keuren. Maar ik zal nog overleg hebben met het bestuur
mijn voorstel is om ook de beurs
een maand op te schuiven. Nogmaals over
andere streken in het land heb ik geen informatie. 2 jaar terug
hebben
we hier ook eens zo’n uitbraak gehad maar dat is beperkt gebleven bij 1
of 2 kwekers.
Dierenarts Prinsenbeek: Peter Bastiaansen Dierenkliniek De Baronie P.N.C.M. Bastiaansen Beeksestraat 60b 4841
GD Prinsenbeek
Tel: 076 - 5415030 Fax: 076 - 5424141
Reactie
Het is flink besmettelijk en kan behoorlijke uitval geven.
De infecties verlopen meestal snel en heftig.
Denk daarbij aan alle
kromsnavels hoewel meer bij de parkietachtige, rosella´s etc. De
omvang van deze locale uitbraak kan ik niet inschatten maar van tijd
tot tijd duiken er inderdaad
regionale uitbraken op. Die kunnen vrij
heftig zijn.
Geen transport, geen aan- en verkoop van vogels,
niet ruilen of terugnemen en geen vreemden met vogels
in je hokken zijn
meestal voldoende om besmetting te voorkomen
met vriendelijke
groeten,
Anton Beijer, dierenarts Dierenkliniek de Toren,
Drachten. 0512-513627 http://www.dierenkliniekdetoren.nl
30-10-2006
top
==========================//===========================
Nieuwsbrief nr 26 jaargang 2
REO besmetting bij parkieten.
In
Noord-Brabant is recent een besmetting van parkieten met het reo-virus geconstateerd. Omdat daar ook vogelsterfte is geweest
is een show van parkieten in Rucphen naar verluid afgelast.
De
bond heeft contact gezocht met prof.dr.dr.hc.G.M.Dorrestein,
bekend
deskundige op het gebied van vogels en Directeur Nederlands
Onderzoek Instituut voor Vogels en Bijzondere Dieren te Veldhoven. Naar aanleiding van het gesprek met de heer Dorrestein informeren
wij u als volgt. Het reo-virus tast het immuunsysteem (milt en
lever) van de vogels aan en kan in korte tijd leiden tot een sterfte
van tussen de 10 en 100% van de vogels bij een kweker.
De vogels
vertonen de symptomen van de papegaaienziekte, maar
de medicatie
daarvoor slaat niet aan. Of besmetting met het reo-virus heeft
plaatsgevonden kan alleen
na onderzoek van de dode vogels worden
vastgesteld. Het virus komt eigenlijk vooral voor bij de grote
Australische parkieten. Uit een onderzoek van drs. Judith M.A.van
den Brand en anderen (2006) bleek
dat
alleen al in 2002 tot en met
2004 meer dan 80 gevallen (uitbraken) werden vastgesteld
in
Nederland
(zie bijgevoegde kaart van Nederland). Het betrof o.a.
de grasparkiet (M.undulates),
Roodbuikparkiet (psephotus
haematonotus), Koningsparkiet (Alisterius amboinendis),
Pennant
rosella (platycerus elegans), Halsbandparkiet (psittacula krameri),
Bourks parkiet (Neophema bourkii) en andere Neophemas, maar ook vele
andere parkietensoorten.
Tot nu
toe zijn geen dwergpapegaaitjes
getroffen, maar bij een kweker was het virus van zijn parkieten
ook
overgeslagen op een Edelpapegaai (ecletus roratus), Geelvoorhoofd
amazone (Amazona xanthops),
Geelkop amazone (A.ochrocephala) en een
Cuba amazone ( A.jeucocephala). In een aantal uitbraken was er
sprake van de aankoop van vogels via vogelmarkten in Nederland.
Er is geen besmettingsgevaar voor kanaries, tropen, duiven enz. Het virus wordt vooral overgebracht via
de ontlasting. Vandaar de
kans dat het virus via een besmet hok op een tentoonstelling en
daarna bij een
vogel komt niet zo groot is, als tijdens de
tentoonstelling de regels voor hygiëne goed in acht worden
genomen. Toch wordt het advies gegeven om, daar waar de besmetting is
geconstateerd, niet met grote
parkieten naar een tentoonstelling te
gaan. Volgens de heer Dorrestein is er geen reden tot paniek,
maar
hij maant de liefhebbers wel tot voorzichtigheid. Hij geeft de
kwekers van (Australische) parkieten het
dringende advies om wanneer
er sterfte van vogels in eigen hok of in de omgeving is, niet in te
zenden
naar
een tentoonstelling. Organisatoren van
tentoonstellingen in gebieden waar geen sterfte van
parkieten is
geconstateerd behoeven zich geen zorgen te maken. Het verdient
natuurlijk altijd
aanbeveling om goede
hygiëne maatregelen in acht
te nemen. Wilt u meer informatie of wilt u uw vogels
bij
verdenking laten
onderzoeken neem dan contact op met Dr.Dorrestein,
Pathologie Laboratorium
NOIVBD,
Wintelresedijk 51, 5507 PP Veldhoven
(www.noivbd.nl) of tel. 06 11057602.
top
===================//======================
top
H5N1-virus.
H5N1 is een variant van het
vogelpestvirus die gevaarlijk is voor mensen. "H5" verwijst naar het
type
hemagglutinine in de eiwitmantel en "N1" naar het type
neuraminidase. Het betreft in beide gevallen
antigenen die een rol
spelen bij respectievelijk binding aan de celmembraan het loskomen van
nieuw
geproduceerde virussen uit een geïnfecteerde cel.
De veroorzaker is een
influenza-A-virus, dat verwant is aan het menselijk griepvirus.
Het
verspreidt zich door de lucht en via vogelmest.
Via voedsel kan het in
principe niet worden overgedragen.
Wilt u direct worden geinformeerd of
het hele dossier over vogelgriep zien, ga dan naar de site van
het
ministerie
www.minlnv.nl/vogelgriep
Hoogpathogene vogelgriep in Duitsland
9 0ktober 2008
Op 9 oktober jl. is in de Duitse deelstaat Saksen het vogelgriepvirus
H5N1 aangetroffen. Het gaat om
een gemengd bedrijf met ganzen, eenden,
kippen en kalkoenen in Markensdorf, tegen de Poolse grens.
Alle ruim
1.400 dieren zijn inmiddels geruimd, er is een vervoersverbod ingesteld,
een beschermings-
gebied van drie kilometer en een toezichtgebied van tien
kilometer. In Duitsland wordt op dit moment
nog
onderzocht of ook bij
andere bedrijven het H5N1 virus is aangetroffen. De afgelopen drie weken
is
er
geen pluimvee vervoerd van of naar het bedrijf in Markersdorf.
Door de uitbraak is in Nederland onmiddellijk de dubbele reiniging
en ontsmettingsmaatregel van kracht:
minister Verburg van het
ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft
bekend-
gemaakt dat per direct transportauto's waarmee in héél Duitsland
levend pluimvee of broedeieren zijn
vervoerd, onmiddellijk na terugkomst
in Nederland een extra reiniging en ontsmetting moeten ondergaan.
Op
dit ogenblik zijn voor ons land nog geen maatregelen afgekondigd.
======================//========================
top
Vaccin geneest muizen
van vogelgriep
01-03-2009 Wetenschappers hebben een
vaccin ontwikkeld dat muizen voor 100 procent geneest van de
vogelpest-
variant H5N1.
Muizen die besmet werden met dat
gevaarlijke virus, herstelden allemaal na het innemen van een vaccin
dat
is gemaakt naar het voorbeeld van een vaccin tegen pokken.
De resultaten
van het Amerikaans- Chinese onderzoek zijn in de editie van 1 maart van
het vaktijdschrift
Journal of Immunology gepubliceerd, berichtte het
Japanse persbureau Kyodo vanuit Hongkong.
Het onderzoek is gedaan
door medewerkers van de Universiteit van Hongkong en van het Amerikaanse
Nationale Instituut voor Gezondheid. Een betrokken microbioloog in
Hongkong, Malik Peiris, zei dat er
een
geheel nieuwe strategie tegen
H5N1 is ontwikkeld. De wetenschappers bouwden op een vaccin tegen
pokken
dat in het verleden erg effectief is gebleken. Het nieuwe middel tegen
H5N1 bij allereerst
muizen heet Wyeth/IL15/5Flu. Het bevat de 'pokkenverwoester'
vaccinina-virus, voorts een proteïne
die
weerstand bevordert en vijf
genen van de gevreesde vogelgriep H5N1.
Bron: ANP
top
========================//==========================
top
Duitse vogelgriepverdenking dinsdag 17 februari 2009, 09.06 uur
De verdenking
van laagpathogeen H5N3-vogelgriep op een Duits kalkoenbedrijf in
FriesoytheKamperfehn
is nog niet bevestigd. Het nationale
diergeneeskundig instituut Friedrich Löffler Institut onderzoekt de
monsters. De 5000 kalkoenen op het bedrijf zijn uit voorzorg
geruimd.
Daarmee komt het aantal geruimde
dieren in Duitsland sinds
begin december op 575.000. Roemenië meldt een vondst van laag
pathogeen vogelgriep in Tulcea, in het noordoosten van het land.
De
vondst dateert van 7 februari. 17 eenden en 2 ganzen zijn geruimd.
H5/H7-vaccin Juan Lubroth van de Food and Agricultural
Organization van de VN laat
LTO weten dat het bijzonder
teleurstellend is dat er nog steeds geen H5/H7-vaccin is. De
land- en tuinbouworganisatie besprak deze materie afgelopen week
eveneens met de organisatie van farmaceutische bedrijven IFAH. De
nieuwe IFAH-directeur Barbara Freischem beloofde dit met haar leden
(zoals Intervet, Fort Dodge, Merial, etc) te bespreken.
Auteur:
Gertjan van der Wal
top
========================//=========================
Vogelgriep
in Tsjechië woensdag 25 februari 2009,
11.47 uur
Ongeveer 3000 ganzen en 300 eenden op
drie bedrijven in Tsjechië zijn geruimd.
De vogelgriep heerst er. Op de bedrijven werd het laagpathogene H7 vogelgriepvirus
aangetroffen.
De bedrijven liggen in Zuid-Moravië.
Auteur: Jelle
Fee
=======================//==========================
Vogelgriep
in Oost-Engeland maandag 02 maart 2009,
08.33 uur
Het in Oost-Engeland aangetroffen
vogelgriepvirus op 2 pluimveebedrijven is van het type H6N1.
Dat heeft
het Britse ministerie van Landbouw bekendgemaakt. Hoewel niet
bekend is dat dit virustype hoog pathogeen kan zijn, wordt het verder
onderzocht op de
pathogeniteit. Duidelijkheid hierover laat nog wel even
op zich wachten. Tot die tijd blijven de 2
kalkoenvermeerderingsbedrijven met in totaal ongeveer 20.000 dieren
ingesloten. Andere beperkende maatregelen zijn volgens DEFRA - het
Britse ministerie van Landbouw -
op dit moment niet nodig.
Eierproductie: De verdenking ontstond toen de eierproductie van de
hennen plotseling daalde.
DEFRA startte dinsdag 24 februari een
onderzoek. Auteur: Gertjan van der Wal
top
=========================//=========================
top
Papegaaienziekte erg onderschat
20-04-06
UTRECHT - Papegaaienziekte is een zwaar onderschatte aandoening.
Jaarlijks raken naar schatting
honderden Nederlanders ermee besmet
zonder dit te weten. Dat is veel meer dan de officiële cijfers
laten
zien. Omdat de milde vorm van de ziekte doet denken aan de griep, wordt
de ziekte niet herkend.
Dit terwijl deze een ernstig verloop kan hebben
en in een enkel geval zelfs dodelijk kan zijn. Dat zeggen
virologen,
vogeldeskundigen en parasitologen die zich bezighouden met zogeheten
zoönosen, ziekten die
van dier op mens overdraagbaar zijn. Volgens
vogeldeskundige S. Lumeij van de faculteit
Diergeneeskunde in Utrecht en
viroloog A. Osterhaus is er al jaren te weinig aandacht voor deze
ziekte.
Ze pleiten voor een betere registratie van het
daadwerkelijke aantal mensen en vogels die de ziekte
hebben. Op die
manier blijft de ziekte 'in zicht' en is het mogelijk verspreiding in te
dammen.
Op dit moment vertoont die registratie nog mankementen, erkennen
het RIVM en de Voedsel- en Waren
Autoriteit (VWA).
Beide
instanties werken momenteel aan een inhaalslag. Directe aanleiding is de
plotselinge toename van
het
aantal Nederlanders dat de ziekte kreeg. GGD's registreerden vorig jaar 57 officiële patiënten.
Dertig van hen
waren zo ernstig ziek dat ze opgenomen moesten worden in het ziekenhuis.
Beide instanties
erkennen dat het daadwerkelijke aantal Nederlanders dat
de ziekte krijgt veel hoger
moet zijn.
De meeste mensen laten zich niet
op de ziekte testen.
Wat de stijging veroorzaakt, is nog
onbekend. Mogelijk zijn artsen alerter geworden. Ook kan het zijn
dat
de
ziekte besmettelijker aan het worden is. Volgens cijfers van het RIVM en
de VWA werden vorig
jaar
zeven clusters ontdekt, waarbij meer mensen op
dezelfde locatie besmet werden. In andere jaren
ging
het vooral om
individuele besmettingen.
Ook is de stijging mogelijk te wijten
aan onzorgvuldig gedrag van vogelhandelaren, stelt de VWA.
Uit recente
bezoeken bij handelaren is gebleken dat die de vogels onnodig vaak met
antibiotica
behandelen. Hierdoor wordt de ziekte versluierd waardoor de
vogels zelf niet ziek lijken, maar de ziekte
wel verder kunnen
verspreiden.
VWA is een nader onderzoek naar deze praktijken
begonnen. Uit eerdere onderzoeken bleek dat 27 tot
40 procent van het
parkietenbestand bij winkels en handelaren besmet is met de
papegaaienziekte.
Daarvan kan 9 tot 28 procent van de vogels anderen
daadwerkelijk besmetten.
Bron :
Nederlands Dagblad.
top
================================//=================================
top
Rol huisdieren bij vogelgriep onderschat.
ROTTERDAM -
Katten, maar ook andere dieren als honden en vossen kunnen mogelijk
een grotere rol bij de verspreiding van vogelgriep spelen dan tot nu toe
gedacht.
Een team virologen onder aanvoering van de Rotterdamse expert
A. Osterhaus waarschuwt de rol van
huisdieren niet langer niet te
onderschatten en adviseert maatregelen te nemen.
De
Wereldgezondheidsorganisatie WHO en andere instanties hebben het risico
van katten bij de aanpak
van het vogelgriepvirus tot nu toe onderschat,
stelde Osterhaus in de woensdag verschenen editie van
het
tijdschrift
Nature. Samen met zijn teamgenoten van het Erasmus Medisch Centrum in
Rotterdam
onderzocht hij besmettingszaken in Thailand, Indonesië, Irak
en Duitsland.
In deze landen zijn niet alleen kippen en ander
pluimvee, maar ook zoogdieren bezweken aan het
gevaarlijke H5N1-virus.
In een Thaise dierentuin stierven 147 tijgers in 2004 na besmetting.
Indonesische, Iraakse en Duitse autoriteiten meldden dode huiskatten. In
Duitsland is het virus pas nog
vastgesteld in een dode steenmarter. Ook
Nederland, waar het virus nog niet is aangetroffen, heeft
vorige maand
uit voorzorg een dode das laten onderzoeken op aanwezigheid van het
virus.
Doodlopend spoor Tot nu toe gaan organisaties als WHO
en de VN-landbouw-en voedselorganisatie FAO ervan uit dat katten
voor de
vogelgriep min of meer een „doodlopende straat” zijn en het virus niet
doorgeven.
Maar het Rotterdamse virologenteam is daar niet zeker van.
Een ongewoon hoog aantal dode katten zou
volgens hen een „alarmbel”
kunnen zijn dat het virus in de buurt is. Dierenartsen in Irak meldden
bijvoorbeeld bij de strijd tegen het virus onder vogels een
wijdverspreid, groot aantal dode katten,
aldus
het onderzoeksteam.
Osterhaus en zijn collega's sluiten daarbij niet uit dat katten en
andere dieren de ontwikkeling van het
virus naar een nieuwe variant
'faciliteren'.De katten kunnen het virus mogelijk helpen zich te
ontwikkelen
tot een versie die efficiënt van mens op mens overdraagbaar
is.”
Het virologenteam pleit daarom voor meer onderzoek naar de
rol die katten, honden en wilde vleeseters
als vossen, wezels en
zeehonden kunnen spelen in de verspreiding van het virus.
Zij adviseren
de huisdieren in gebieden met de vogelgriep uit de buurt van vogels en
hun poep te houden.
„Ondanks de onzekerheden menen wij dat de mogelijke
rol van katten een plaats moet krijgen in de
officiële draaiboeken voor
de bestrijding van het H5N1-virus.”
bron: de telegraaf 06-04-2006
top
===================================//======================================
top Vogelgriepvirus
kan resistent worden tegen
virusremmer Tamiflu.
15/05/2008 Overheden moeten niet
alleen inzetten op het middel Tamiflu maar doen er verstandig aan
verschillende
typen griepvirusremmers aan te schaffen om goed voorbereid
te zijn op een grieppandemie. Dat zegt een
groep van het National
Institute for Medical Research in het Britse Mill Hill in het
wetenschappelijk
tijdschrift Nature. De Britten ontdekten een
verandering in het vogelgriepvirus H5N1 waardoor de
virusremmer Tamiflu
van producent Roche niet goed meer werkt.
Er zijn twee
commerciële virusremmers op de markt die bij een grieppandemie ingezet
kunnen worden.
Naast Tamiflu is er Relenza, een product van
GlaxoSmithKline. Daarnaast is er nog een product in
ontwikkeling bij het
bedrijf Biocryst Pharmaceuticals.
De virusremmer Tamiflu
blokkeert een specifiek eiwit op de buitenkant van de virusmantel.
Het
eiwit speelt een belangrijke rol bij de verspreiding van het virus. Via kristallografisch onderzoek is
gebleken dat het betreffende eiwit van
structuur kan veranderen en daardoor kan resistentie optreden
tegen het
middel Tamiflu. Bij het veel minder gebruikte middel Relenza speelt dat
niet.
bron: Volkskrant, 15/05/08
Copyright ©2008
AgriHolland B.V.
top
==============================//==================================
top Natuurlijke middelen tegen vogelgriep
Door:
Johan Bolhuis, arts
Dit artikel is gepubliceerd in het
decembernummer van Ortho, http://www.ortho.nl/
Het spook van het
vogelgriepvirus waart rond in de wereld. Vaccinatie tegen algemene griep
helpt niet
tegen een nieuw, specifiek virus zoals dit vogelgriepvirus.
Wel kan het de kans op complicaties en sterfte
door andere vormen van
griep verlagen. Reguliere antivirale middelen als Tamiflu® zijn bewezen
effectief als virusremmers, maar of het voldoende de H5N1 zal remmen is
onduidelijk. Groot probleem
blijft de resistentie, die voor dit middel
reeds is waargenomen.
In het tijdschrift Ortho zijn al enkele
antivirale middelen besproken die mogelijk van nut zijn bij een
griepepidemie. Dat waren lactoferrine en vitamine C, ozontherapie en het
antivirale protocol (beschreven
door van Meerendonk). Deze zijn in de
praktijk effectief gebleken. De vraag is of praktijkervaringen
alleen
voldoende onderbouwing geven en voldoende zijn om effectief te kunnen
worden ingezet in geval
van een pandemie.
Werkwijze
Mijn uitgangspunt is dat bij levensbedreigende ziekten en dus ook bij
een virale epidemie er voor
middelen moet worden gekozen die volgens
gedegen onderzoek effectief zijn gebleken.
De praktijkervaring kan dan
als basis dienen om uiteindelijk voor de patiënt een keuze te maken.
Daarom is er als volgt te werk gegaan. In Dr. Duke's Phytochemical and
Ethnobotanical Databases is
gezocht naar natuurlijke stoffen uit planten
met een antiviraal effect. Dit leverde een lijst op van 206
antivirale
stoffen. Vervolgens is in Pubmed in de eerste plaats gezocht naar
gerandomiseerde,
dubbelblinde, placebogecontroleerde klinische studies
bij mensen met infecties met griepvirussen, de
zogenaamde orthomyxoviridae. Daarnaast is in dit literatuuronderzoek gekeken naar
methodologisch
minder goed opgezette studies, dierstudies en in vitro
experimenten.
Resultaat Ondanks de vele boeiende artikelen
die ik tegen ben gekomen, viel het vinden van gekwalificeerde
studies
over natuurlijke middelen tegen griepvirussen tegen. De enige middelen
die met
gerandomiseerde studies
zijn onderzocht tegen een influenzavirus
zijn een gestandaardiseerd
vlierbessenextract en Kan Jang.
Vlierbessen extract (Sambucol):
In de eerste studie is dit
gestandaardiseerde vlierbessenextract onderzocht tijdens een influenza
B-epidemie in 1993 in Israël. Van de groep die het vlierbessenextract
kreeg, was er bij 93,3% na twee
dagen griep al een duidelijke
verbetering te zien en minder koorts terwijl in de controlegroep pas
91,7%
van de mensen na zes dagen verbetering merkte. Een compleet
herstel was bij tenminste 90% van de
groep die vlierbessenextract kreeg
binnen twee tot drie dagen terwijl in de controlegroep dat minstens
zes
dagen duurde. Vlierbessenextract remt de hemagglutinatie en de
replicatie van tenminste 10 soorten influenzavirussen en heeft een immuunstimulerend effect. De tweede studie was uitgevoerd bij zestig
mensen in Noorwegen die nog minder dan 48 uur griepachtige symptomen
hadden. Mensen kregen 4 maal
daags 15 ml vlierbessenextract of 4 maal
daags een placebo gedurende vijf dagen. De groep die het
vlierbessenextract had gekregen was gemiddeld vier dagen eerder
hersteld. Behalve deze twee studies
waren er geen andere
gekwalificeerde studies te vinden van natuurlijke middelen tegen
griepvirussen.
=============================//===========================
Extra informatie;
vogelgriep.
http://vogelgriep.startpagina.nl/
http://www.h5n1-virus.nl/
Vogelgriep wat is dat? Blijf op de
hoogte.
top
==========================//============================
top
Te veel zonnebloempitten aan een
papegaai
Zonnepitten zijn
er in verschillende kleuren. wit - grijs gestreept - zwart gestreept
en zwarte.
De mooiste witte pitten komen uit Kenia. Witte pitten
worden ook geleverd door Egypte. De gestreepte
uit o.a. Argentinië -
Canada - Hongarije en China. Vooral de Hongaarse is mooi vol. Uit de
U.S.A. worden
zwarte zonnepitten geïmporteerd. Zonnepitten zijn een
onderdeel in het mengsel voor grote parkieten en
papegaaien.
Een papagaai is helemaal niet
makkelijk wat voeding betreft, en als het dier een bepaalde voeding
gewend
is, is het erg moeilijk om de vogel te doen overschakelen op een
evenwichtig dieet. Het probleem is dat
de
papegaai een zaadmengeling
krijgt en eerst (en soms alleen) de zaden opeet die hij het lekkerst
vindt.
De eigenaar gooit zoals het hoort elke dag het eetbakje leeg en
vult het met een nieuwe mengeling, de
vogel eet weer enkel zijn
favoriete zaden en totaal onbewust creëert de eigenaar een vogel die
uitsluitend één bepaalde graansoort eet.
Helaas is de zonnebloempit de favoriet van de papegaai :
zonnebloempitten bevatten zeer veel vet, wat na
enkele jaren tot
leververvetting kan leiden. Deze leververvetting is onomkeerbaar,
is dus niet met
medicatie te genezen en heeft vroegtijdig overlijden
van de vogel tot gevolg. Teveel
zonnebloempitten
kan tevens krampaanvallen veroorzaken : deze
aanvallen duren twee, drie minuten en
ontstaan plots zonder
andere symptomen. Het ontstaan is te verklaren door een tekort
aan calcium, waarvoor de zonnebloempitten verantwoordelijk zijn.
Zonnepitten, op zich
zeer goed voedsel, mogen echter nooit hoofd
voedsel zijn. Vooral papegaaien overeten
zich nog al eens, dus oppassen. Een teveel aan zonnepitten geeft
gebrekverschijnselen
en kan veren plukken in de hand werken.
Poicephalus soorten worden snel vet en hebben
daarom een
niet te vet zaadmengsel
nodig. Een zonnepit kan geen kwaad maar de
meeste bestaande mengsels voor
papegaaien zijn echt te vet. Bij mij krijgen de
kleinere soorten van de Poicephalussen maar een enkele
zonnepit. Grijze roodstaarten mogen meer vette zaden en noten hebben, maar
onthoud "overdaad schaad".
Kijk ook eens onder voeding hier
op mijn site bij groeten en fruit en bij noten.
top
=================================//================================
DE
MEEST VOORKOMENDE VOGELZIEKTEN
BIJ ZAADETENDE VOGELS
top
door Jan van Overmeeren
Coccidiose – Atoxoplasmose – Salmonella – Pseudo-tuberculose –
Megabacterie - Colibacillose
Hierna volgen beknopte
beschrijvingen van de ziekten, symptomen etc. Ik zal ook ingaan op
medicijnen die
toegediend kunnen worden. Ook zullen preventieve
maatregelen ter voorkoming van de ziekten behandeld
worden. Ik
pretendeer hierbij niet volledig te zijn. Ruim 70% van de
sterfgevallen tengevolge van ziekten komt door bovengenoemde ziekten.
Het is volgens mij zeer belangrijk om deze goed te leren
onderscheiden. Voor meer en andere ziekten verwijs ik o.a. naar:
- Gezondheid en ziekten bij Europese cultuurvogels. Uitgegeven door
de S.E.C. (Speciaal club Europese
Cultuurvogels) - Vogelziekten
voorkomen en genezen door Cor Stork - Vogelziekten door H.S.
Raethel - Internet homepage Wout van Gils - Een gezond
vogelbestand door A. Dekkers - Domesticatie van Europese vogels
en aanverwanten. Deel II: Anatomie, ziekten en verzorging door
John Stas
- Kweken met Europese vogels door Theo Kuppens -
Atoxoplasmose (B.E.C.-info nr. 3 jrg. 2003), artikel door Hedwig van der
Horst
COCCIDIOSE Coccidiose is een protozoaire ziekte. De
ziekte wordt veroorzaakt door de parasiet Isospora canaria.
Eitjes (oöcysten)
worden met de uitwerpselen uitgescheiden. Indien de omstandigheden
gunstig zijn
sporuleren ze (komen tot rijping). Indien de eitjes door de
vogels worden opgenomen vestigen ze zich op
de darmwand, waar de wand
van de eitjes wordt afgebroken. De cysten (gerijpte eitjes) ontwikkelen
zich
en planten zich voort. Dit veroorzaakt wondjes op de darmwand en
dat is “gunstig” voor secundaire
effecten. Bijvoorbeeld voor de altijd
op de loer liggende salmonella bacterie.
Er kan dus een menginfectie
ontstaan.
Ziektebeeld Rood aangelopen, soms gezwollen buik
waaronder rode gezwollen darmlussen zichtbaar zijn. Mogelijk een
waterige of slijmerige ontlasting en snelle vermagering.
Bij
menginfecties t.g.v. salmonella is ook vaak een roodbruine levervlek
zichtbaar.
Voorkomen Goede hygiëne en een droge niet te warme
omgeving. Hierdoor wordt het opgenomen aantal oöcysten
aanzienlijk
beperkt.
Gedurende 3 à 5 dagen/week geef ik EsB3 samen met
Propolis. De resterende dagen wordt het water
aangezuurd.
Genezen Toltrazuril zoals Baycox heeft het voordeel dat het de coccidiose doodt.
Behandelen met 2ml/l gedurende 3 tot 5 dagen. Vervolgens 2 à 3 dagen
multivitaminen plus eventueel
probiotics. Probiotics bevat grampositieve
bacteriën. De toevoeging van multivitaminen veroorzaakt
gunstige
omstandigheden waaronder bacteriën zich kunnen vermenigvuldigen. De
aanwezigheid van extra
grampositieve bacteriën zorgt ervoor dat deze in
de meerderheid zijn. En dat is gunstig voor de maag-
en darmwerking.
Sulfrapreparaten zoals EsB3 zijn coccidiostatica die het aantal
oöcysten herleiden tot de normale
populatie.
Behandeling: 1 tot 3
gr/l gedurende 7 dagen. Vervolgens 3 dagen multivitaminen. Herhalen 2 à
3 maal tot
genezing optreedt.
Alternatieven: S-mez, Coccidex,
Finicox, Coxiplus en Baycox.
Bij een menginfectie bijv. met
salmonella, kan ná behandeling van de coccidiose de salmonella behandeld
worden.
Een goed alternatief is beide ziektes
gelijktijdig te behandelen door ca. 5 dagen Baycox 2ml/l en Baytril
ca.
1.5 ml/l in het drinkwater te doen. Na afloop 2 à 3 dagen multivitaminen
plus evt. Probiotics geven.
Baytril is een breedspectrum
antibioticum. Baytril niet langer dan 10 dagen geven. Dit middel is niet
goed
voor de nieren.
ATOXOPLASMOSE OF LANKESTRELLA Atoxoplasmose is soortgelijke protozoaire ziekte net als coccidiose. Deze ziekte wordt veroorzaakt door
de parasiet Isospora serini. Het
infectieproces verloopt op dezelfde manier.
Echter boren de
protozoa zich hier door de darmwand heen en vormen daar de thryphozoiten,
die via het
bloed door het hele lichaam verspreid kunnen worden. Naast
lever en milt kunnen ook de hersenen en
longen aangetast worden. Atoxoplasmose treedt vaak op bij vogels tot 9 maanden. Veelal zijn de
oudere
vogels drager, zonder zichtbare symptomen en zij geven het door
aan de jongen.
Ziektebeeld De vogels gaan dik zitten en vertonen soms
hersenstoornissen. Ongecontroleerd vliegen, missen van de
zitstokken etc.
Leververgroting, blauw tot zwart gekleurd, uitlopend tot
een brede blauwzwarte band. Vaak diarree, die
lichtgroen gekleurd is.
Sinds enkele jaren komt een vorm van dikke leverziekte voor die
moeilijker te herkennen is.
Vermageren, diarree en een sterk opgezette
buik. Bijna geen leververgroting.
Aangetaste jonge vogels,
waarbij de protozoa de ingewanden hebben verlaten en zich in andere
fatale
lichaamsdelen (zoals hersenen) bevinden, zullen meestal sterven.
Behandeling EsB3 1gr./l water gedurende 2 tot 4 maanden. Dit is mijns
inziens echt het enige dat helpt.
Het is noodzakelijk dit zonder
onderbreking toe te dienen.
Liefst in een verwarmde omgeving
(ziektekooi).
Zodoende is de hoeveelheid die dagelijks gedronken
wordt
redelijk constant. En het probleem om de lichaamstemperatuur van de
vogel op peil te houden
wordt voorkomen.
In BEC-info nr. 3 jrg.
2003 wordt Atoxoplasmose of dikke leverziekte redelijk uitvoerig
beschreven
door
Hedwig van der Horst, dierenarts te Riel.
Zelf heb ik deze behandeling met redelijk succes gedurende een aantal
jaren bij enkele vogels toegepast.
Een van de bijwerkingen van
EsB3 kan zijn: aantasting van de maagwand met bloeding als gevolg.
Dit
kan voorkomen worden door het geven van vitamine K1. Bij langdurig
toedienen van EsB3 is het dan ook
zinvol geregeld K1 te geven.
Bijvoorbeeld door het eivoer mengen. K1 zit ook in brandnetels en
spirulina.
Langdurige behandeling met EsB3 is noodzakelijk omdat de
ziekteparasiet door het hele vogellichaam
verspreid kan zijn. Het duurt
langer om de slecht doorbloede plaatsen parasietvrij te maken.
Gedurende deze behandeling regelmatig probiotics (gram positieve
bacteriën) toedienen, ook via het
eivoer; dat kan geen kwaad.
Als
de gram positieve bacteriën in de spijsverteringsstelsels de overhand
krijgen dan is dit alleen maar
gunstig.
SALMONELLA Salmonella is een bacteriële ziekte van het spijsverteringsstelsel.
We kennen gram positieve en gram negatieve bacteriën. Het zijn de
laatste die problemen veroorzaken
o.a. bij salmonella. De voornaamste
vormen zijn: salmonella gallinarum en salmonella pullorum.
Jonge
vogels vertonen de ziekte als ze afkomstig zijn uit met salmonella
besmette eieren. Ook eivoer
gemaakt van met salmonella besmette eieren
kan een oorzaak zijn. Zeker bij eendeneieren loopt men dat
risico.
Eieren dus voldoende lang verhitten.
Tijdens een TV uitzending,
die aandacht besteedde aan met salmonella besmette eieren, kwam naar
voren
dat het grootste deel van de bacteriën op de schaal aanwezig
zouden zijn.
Salmonella pullorum De ziekteverschijnselen
zijn niet altijd specifiek. Acute sterfte treedt op.
Ernstige diarree
kan voorkomen met een opvallend witte kleur die lijkt op een plasje
gemorste melk.
Zwarte darmlussen of zwarte gezwollen buik en een
min of meer zichtbare leverplek.
Soms zijn er ook
verlammingsverschijnselen. Afwijkende – waaronder klikkende
–ademhalingsgeluiden.
Behandeling Behandelen met Trimethoprim
Sulfa vloeibaar 2ml/liter.
Trimethoprim granulaat 400 mg per zakje: oplossen in 2 liter water.
Behandelen gedurende 5 dagen.
Eventueel verlengen.
Bij voorkeur
niet in de broedperiode. Na en/of tussen de behandeling(en) door
multi-vitaminen en
eventueel probiotics geven.
Salmonella
gallinarum Vergrote lever duidelijk waarneembaar. Bruingele kleur
(kleur van dode herfstbladeren).
Ook hier hebben we dikwijls diarree die
echter meer groenachtig gekleurd is. Meestal is de buik ook
gezwollen en
naar gelang de kleur kan er sprake zijn van een menginfectie (zie onder coccidiose).
Behandeling , Deze is gelijkwaardig aan die bij Salmonella pullorum.
PSEUDO-TUBERCULOSE OF VOGELCHOLERA Dit is ook een bacteriële ziekte.
De ziekteverschijnselen tonen veel overeenkomst met de Salmonella
ziekten. Acute vorm: aangetaste vogels zijn maar kort ziek en kunnen
een uur later al dood zijn.
De vogels hebben diarree. Hersenstoornissen
komen ook voor. Chronische vorm:de lever is dikwijls ontstoken en
als een bruine vlek onder het borstbeen waarneembaar.
Mogelijk heeft de
vogel ademnood. De ziektekiemen worden meestal door de vogel via
voer en water, dat
door de uitwerpselen van muizen geïnfecteerd is,
opgenomen. In principe komt Salmonella het meest in de zomer voor
terwijl Pseudotuberculose een voorkeur heeft
voor de winter. Dit is
echter niet altijd zo.
COLIBACILLOSE
Dit is ook een bacteriële ziekte. Deze ziekte wordt bij nestjongen
de zweetziekte genoemd. Deze maag-
en darmziekte wordt veroorzaakt door
de Escherichia coli en komt vooral bij kanaries en wildzang voor.
De
ziekte ontstaat door een slechte hygiëne en/of overbevolking en/of
overmatig gebruik van antibiotica. De belangrijkste symptomen zijn:
dunne mest, soms gepaard gaande met bloed en opbraken van voedsel,
ook symptonen van koortsontwikkeling.
De nestjongen groeien slecht,
zijn zwak en bevuilen het nest. De ouders kunnen de uitwerpselen niet
verwijderen. De bacteriën kunnen zich explosief vermenigvuldigen en het
hele nest besmetten. Sterfte is
zeer plotseling en vertoont overeenkomst
met die bij acute salmonella.
Behandeling, Tetracycline HCL
10%. Trimethoprimsulfaat 2ml/liter. Liefst niet in de broedperiode. Preventie tijdens de broed. Twee dagen vóór het uitkomen van de jongen
Linco Spectin in het water doen.
Ná het uitkomen 5 dagen Linco Spectin
in het water doen en onder het eivoer mengen. Een ander medicijn
is FC-MIX. Te verkrijgen o.a. bij dierenkliniek Boskamp in Beek. Dit
medicijn behandelt E-coli infecties en ook Salmonella infecties.
Gedurende vijf dagen in het
drinkwater en/of eivoer.
MEGABACTERIE
Megabacterie is eigenlijk een foute benaming. Wat
men onder de microscoop ziet lijkt op een grote
staafvormige bacterie.
Het is echter een schimmelziekte. De ziekteverschijnselen zijn algemeen, t.w.
darmstoornissen, moeilijke rui en niet strak zitten. Onverteerde
zaadresten in de ontlasting. De vogels
gaan hier niet altijd aan dood.
Behandeling, Behandelen met Fungizone gedurende ca. 10 dagen met
2,5ml/l drinkwater. Beter is echter het toedienen
via de kropnaald.
Vervolgens eventueel multivitaminen en probiotics. Voor de kuur moet de
vogel vrij zijn
van coccidiose. Dus vooraf behandelen met EsB3 of Baycox.
Na de behandeling het drinkwater regelmatig
aanzuren met bijv.
appelazijn.
DE ZIEKTEN IN HET KORT
Coccidiose Protozoaire ziekte. Gezwollen buik. Rode darmlussen. Snelle
vermagering en slijmerige ontlasting.
Geneesmiddel EsB3 of Baycox.
Atoxoplasmose Protozoaire ziekte. Leververgroting, blauw tot zwart. Vaak diarree
die lichtgroen gekleurd is.
Geneesmiddel EsB3 gedurende 2 à 4 maanden.
Salmonella pullorum Bacteriële ziekte. Zwarte darmlussen eventueel zwarte buik.
Ernstige
witte diarree die lijkt op een plasje melk. Geneesmiddel Trimethoprim
Sulfa.
Salmonella gallinarum Bacteriële ziekte. Vergrote lever,
geelbruine kleur. Dikwijls diarree die groenachtig gekleurd is.
Geneesmiddel Trimethoprim Sulfa.
Pseudotuberculose Bacteriële ziekte. Ziektebeeld: zie bij salmonella. Diarree. Acute
vorm: snelle dood.
Chronische vorm: bruine levervlek.
Geneesmiddel Trimethoprim Sulfa.
Colibacillose Bacteriële ziekte. Meestal
nestbevuiling bij de jonge vogels (zweetziekte).
Geneesmiddel Trimethoprim
Sulfa of FC-MIX.
Megabacterië Schimmelziekte. Darmstoornissen, moeilijke rui etc. Geneesmiddel
Fungizone.
NOODBEHANDELING Is men niet zeker van de gestelde
diagnose en een bezoek aan de dierenarts is niet haalbaar, doe dan het
volgende. Plaats de zieke vogel in een ziektekooi en doe 5 druppels Baycox (middel tegen protozoaire
ziekte) en 5 druppels Baytril
(breedband antibioticum)in het drinkflesje, gedurende 5 dagen.
Vervolgens
de situatie beoordelen en naar eigen inzicht handelen.
EXPERIMENTEN Experimenten heb ik uitgevoerd zo wel met jodium als
met propolis. Jodium is een desinfecterend middel
(voor uitwendig
gebruik) tegen bacteriën, schimmels en virussen.
In het badwater doe ik
regelmatig jodium (4 druppels per liter).
Een zieke vogel waar ik in het verleden geen raad mee wist, heb ik
gedurende een tiental dagen
2 druppels per TT-drinkflesje gegeven. Hij
knapte hiervan iets op, maar is nog altijd niet helemaal
genezen.
Propolis is een “natuurproduct” dat door de bijen wordt aangemaakt. Het
is werkzaam tegen dezelfde ziekteverschijnselen als jodium. Dit gebruik
ik vaker preventief: 8 à 10 druppels per liter water samen
met EsB3. Bij
een zieke vogel geconcentreerd ca. 5 druppels per TT-flesje. Soms met
goed resultaat.
ZIEKENKOOI Het is vaak zinvol de omschreven ziekten te behandelen bij een
verhoogde omgevingstemperatuur
20 gr. C. of hoger. Voor alle
duidelijkheid: niet de preventieve behandelingen; deze gebeuren in de
verblijfsomgeving van dat moment.
Ik heb twee ziekenkooien gemaakt, elk met een afmeting van 80 x 40 x
40 cm. In deze kooien zijn zowel
de lichtcyclus als de temperaturen te
regelen.
De eerste kooi tot 50 gr. (intensive care) en de tweede kooi
tot 30 gr. (media care).
Verhoging van de omgevingstemperatuur, zeker in de winter, heeft het
voordeel dat de vogel minder
energie hoeft te besteden aan het op
temperatuur houden van zijn lichaam.
Bovendien neemt hij het drinkwater
beter tot zich.
In de kooien kunnen 4 à 5 aparte vogelkooitjes
geplaatst worden. Het voordeel hiervan is -indien er
meerdere vogels
ziek zijn met verschillende ziekten – dat ze toch afzonderlijk behandeld
kunnen worden.
Als de vogels genezen zijn wordt de temperatuur langzaam
teruggebracht tot de temperatuur die heerst
in de “normale”
vogelverblijven. Voordat de vogels echter hierin teruggeplaatst worden
verblijven ze nog
een tijdje in een grote kooi met de “normale”
omgevingstemperatuur.
HYGIËNE Om bepaalde ziekten te
helpen voorkomen is mijns inziens een bepaalde hygiëne onontbeerlijk.
Wat bedoel
ik hiermee? Alles steriel houden zoals dat op bepaalde
afdelingen in het ziekenhuis gebeurt
is haast niet
te realiseren en naar
mijn mening ook niet goed. Dat de vogels in een dikke laag ontlasting
rondhuppelen
en
het drinkwater bevuilen is zeker ook niet de bedoeling.
Maar een bepaalde bacteriële omstandigheid
is
nuttig en noodzakelijk
zodat zeker de jonge vogels in de groei hun afweersysteem kunnen
stimuleren.
Hoe ver moet je gaan en hoe meet je dat? Ik kan
alleen maar zeggen hoe ik het doe en mogelijk erbij
vertellen waaróm ik
dat doe. En bij dit alles heb ik een redelijk tot goed resultaat.
Ik heb aparte kweek- en uitvlieghokken, door houtwerk van elkaar
gescheiden. Er zit een loopgang voor
met ramen, die ik kan openen. Het
dak bestaat uit lichtdoorlatende golfplaten. De bodem is van beton.
De
drinkflesjes staan middels een spijkertje los van de lat waarop ze
rusten. Zó voorkom ik dat vocht
tussen het flesje en de lat blijft
zitten. Dit kan namelijk een broeihaard voor bacteriën zijn.
Het
drinkwater moet dagelijks ververst worden. En natuurlijk moet hetzelfde
drinkflesje terug naar
dezelfde kooi! Als bodembedekker gebruik ik
beukensnippers die maandelijks ververst worden, zeker
als er jonge
vogels uitvliegen.
Maandelijks worden ook de zitstokken gereinigd
met warm water waarin een chlooroplossing.
Drinkflesjes en voerbakjes
gaan om de twee weken in warm water met chlooroplossing.
Ik laat dit een
dag staan. Nadeel: er moeten voldoende reserveflessen en -bakjes
voorhanden zijn.
Als de jongen uitgekomen zijn doe ik geregeld
voldoende probiotics door het eivoer.
Ik denk dat gram - positieve
bacteriën belangrijk zijn voor jonge vogels.
Het betekent dat ze een
gezonde darmflora kunnen opbouwen. Dit alles gaat, mét een hoop andere
dingen,
redelijk tot goed. Wat niet wil zeggen dat ik nooit een zieke
vogel heb.
Vóór de kweek alles reinigen en desinfecteren. Dat
spreekt vanzelf.
En natuurlijk muizen en ander ongedierte buiten de
vogelverblijven houden.
SAMENVATTING Belangrijk is het onderkennen van bovenvermelde ziekten en alleen
pas dán de benodigde medicijnen
verstrekken. Vooral bij vogels met een
verhoogd risico voor atoxoplasmose - zeker als die vogels een
blauwzwarte lever vertonen - is het mogelijk zinvol te werken volgens
een preventieve behandeling.
Men moet dan proberen te voorkomen, dat de
ziekte wordt doorgegeven aan de jonge vogels.
Als de jonge vogels zelfstandig zijn moet men ze streng gescheiden
houden van de oudere vogels.
Tot en met de rui en ook erná voldoende eivoer en krachtvoer verstrekken.
Bij jonge vogels kan hard zaad
(zeker
als dit het enige is dat gegeven wordt) maag - en darmirritatie
veroorzaken met een grotere
gevoeligheid voor diverse ziekten.
De
aanwezigheid van scherpe maagkiezel (hulp bij het vermalen van het
ontpelde zaad in de spiermaag) is
van groot belang.
Gezonde
vogels die onder goede omstandigheden en op de juiste manier gevoed
zijn, hebben
bovenstaande
behandeling niet nodig. Toch geef ik deze
geregeld aangezuurd water en ook water met
propolis en EsB3
(regelen van
de hoeveelheid oöcysten).
Nog beter is door middel van een
strenge selectie een gezond vogelbestand proberen op te bouwen.
Vogels
die na diverse behandelingen nog steeds “lever” tonen (blauw-zwart) moet
men opruimen.
Heel belangrijk is de hygiëne en vooral een droge
bodem, waar de rijping van oöcysten de groei van
bacteriën en schimmels
(af)remt.
J.v.Overmeeren, Landgraaf. Tel. 045 - 5314427
Dit artikel is een herziene versie van het artikel dat eerder
verscheen in Bec-info nr.1/2003.
top
======================================//=======================================
top Zoonosen
door
Hedwig van der Horst dierenarts te Riel.
Zoonosen zijn ziektes die van dier op
mens kunnen overgaan, in ons geval is belangrijk van vogel op mens.
In
dit artikel worden een aantal vogelziektes besproken en ook het risico
van overdracht op de mens.
Ik zal het hebben over psittacose,salmonellose,colibacillose, tuberculose,campylobacteriose en
influenza.
Psittacose Psittacose wordt veroorzaakt door de
bacterie Chlamydia psittaci.
Deze veroorzaakt ziekteverschijnselen:ornithose bij duiven, niesziekte bij katten,“verkoudheden” bij
paarden,
runderen, schapen, herten, katten,
cavia’s, honden, mensen, etc.
Chlamydia verspreidt zich via verenstof en opgedroogde ontlasting, maar
vooral via “aanhoesten”
(dus via speeksel en neusuitvloeiing). Honden,
katten, paarden, varkens en mensen, besmet met
psittacose,
kunnen de
infectie niet verder verspreiden. Wél kunnen vogels, runderen, schapen
en geiten
de ziekte
overdragen op andere dieren én mensen. Er komen, ook
bij vogels, dragers voor. Dat zijn dieren
die de
bacterie bij zich
dragen, zelf niet ziek zijn, maar andere dieren wel kunnen besmetten.
Grasparkieten bijvoorbeeld kunnen wel gedurende een periode van zeven
jaar drager zijn van psittacose.
Er zijn twee ziektebeelden
bekend.
Het meest bekend is de longziekte, waarbij het dier vaak
met één oog dichtgeknepen zit, een snotneus
heeft en soms benauwdheid
vertoont en rochelt.
Het tweede ziektebeeld geeft een aangetaste
lever te zien. Het dier is sloom en heeft vaak lichtgroene
ontlasting.
Ook zijn de uraten (d.i. het witte deel van de ontlasting dat bestaat
uit urine) vaak geel
gekleurd. Europese vinkachtigen vertonen meestal
weinig ziekteverschijnselen. De meeste dieren komen
een infectie met
Chlamydia vanzelf te boven.
Mensen met psittacose vertonen een
ziektebeeld dat sterk op griep lijkt. Bij griep verdwijnt de koorts
echter meestal na drie dagen. Bij psittacose blijven er echter
koortspieken voorkomen en die kunnen
zeer
hoog zijn. Wordt er niet
ingegrepen, dan ontwikkelt de mens vaak een longontsteking.
Psittacose is aan te tonen door ontlasting op kweek te zetten.
Tegenwoordig zijn met behulp van DNA-technieken, via bloedonderzoek, ook
de dragers goed op te
sporen. Psittacose is goed te bestrijden met
doxycycline (in de handel vaak vibramycine genoemd).
Het is belangrijk
dat het medicijn in de juiste dosering en langdurig genoeg gegeven
wordt. Kiest men
voor medicatie via het voer dan is de dosering 1 gr.
doxycycline per 1 kg. voer en dit gedurende 6 weken.
Salmonellose of paratyphus Salmonellose wordt veroorzaakt door de
bacterie Salmonella. Er zijn veel soorten Salmonella bekend en
deze zijn
ingedeeld in groepen. Bij volièrevogels komt meestal Salmonella voor uit
groep 3. Deze is niet ziekteverwekkend voor de gezonde volwassen mens.
Vogels kunnen echter wel ziek worden van de
Salmonella’s die de mens bij
zich draagt!
De ziekte Salmonellose uit zich op veel
verschillende manieren: diarree en abcessen kunnen in alle
organen
voorkomen en dit kan weer verschijnselen veroorzaken als verlammingen,
draainek, natte mest,
oogontsteking, etc.
Salmonella kan
aangetoond worden middels kweek (meestal van ontlasting) in een
laboratorium. De ziekte
is goed te behandelen met antibiotica zoals baytril, methoxazol en bactrimel. Soms komt resistentie voor:
de
bacterie is dan voor bepaalde antibiotica ongevoelig. Middels een antibiogram (in een laboratorium) is
te achterhalen voor welke
antibiotica de bacterie wél gevoelig is.
Colibacillose Colibacillose wordt veroorzaakt door de bacterie Escherischia coli. Ook
van deze bacterie zijn veel
verschillende stammen bekend en veel ervan
zijn niet ziekteverwekkend voor de mens. Dat geldt voor de
meeste
stammen die ziekten bij vogels veroorzaken.
Ook Colibacillose kan
aangetoond worden via kweek in het laboratorium.De ziekte wordt
gekenmerkt door
hevige diarree. Het dier kan uitdrogen. Escherischia
coli is in het algemeen goed te bestrijden met
antibiotica zoals baytril,
methoxazol en bactrimel. Maar ook hier komt resistentie voor.
Tuberculose Tuberculose wordt veroorzaakt door een groep bacteriën,
genaamd Mycobacterium. Bij vogels wordt
tuberculose meestal veroorzaakt
door Mycobacterium avium (vogeltuberculose) of door
Mycobacterium
genovense. Voor de gezonde volwassen mens is dit onschadelijk. Mensen
met (open)
tuberculose zijn echter wel besmettelijk voor vogels. Dieren
die op deze manier worden besmet zijn nu
wel gevaarlijk voor(andere)mensen; zij dragen immers de bacterie bij zich waar de mens gevoelig
voor is.
Tuberculose veroorzaakt meestal vage klachten. Vogels
met deze aandoening vermageren vaak, “slijten”
en vertonen soms
kreupelheid (bij bot-tuberculose) of benauwdheid (bij long-tuberculose).
Tuberculose is aan te tonen via een gekleurd uitstrijkje van de
ontlasting, via kweek of middels
DNA-technieken. Bij de mens wordt vaak
nog de Mantoux-reactie gebruikt: het beroemde “krasje”.
Tuberculose is
zeer lastig te bestrijden omdat de bacterie zeer lang kan overleven in
de omgeving en
niet
gevoelig is voor de meeste desinfectiemiddelen. Ook
vogels met tuberculose zelf, zijn lastig te
genezen.
Langdurige
behandeling met baytril heeft soms goede resultaten. Wil men een vogel
gaan
behandelen dan
moet men eerst altijd het type Mycobacterie laten
bepalen om te weten te komen of er
risico voor de
mens bestaat. Is een
vogel besmet met een voor mensen schadelijke mycobacterie dan
luidt het
advies
altijd: euthanasie.
Campylobacteriose Campylobacteriose wordt veroorzaakt door de bacterie Campylobacter.
Ook
hier geldt dat er verschillende soorten zijn die niet allemaal
ziekteverwekkend zijn bij de mens.
Campylobacter-bacteriën die bij
varkens voorkomen zijn vaak ziekteverwekkers bij de mens.
Ook bij
meeuwen zijn deze bacteriën wel eens gevonden en deze waren schadelijk
voor de mens.
Campylobacter is aan te tonen via gekleurde
uitstrijkjes van de darm. Ook via kweek(in het laboratorium)
is hij aan
te tonen, maar hiervoor zijn wel speciale methoden nodig aangezien Campylobacteri niet tegen
zuurstof (en dus buitenlucht) kunnen.
Campylobacteriose veroorzaakt vaak griepachtige verschijnselen en
diarree. Campylobacter is in het
algemeen goed te bestrijden met
antibiotica als baytril en erythromycine.
Influenza Influenza of griep wordt veroorzaakt door een virus. Vogelgriep wordt
veroorzaakt door influenza A, die
voor de mens niet besmettelijk is.
Alleen bij struisvogels komt een variant voor die wél griep bij de mens
kan veroorzaken.
Duivenmelkerslongen Dit is een ziekte die
strikt genomen geen zonoose is. Hij veroorzaakt namelijk geen ziekte bij
vogels en
wordt ook niet veroorzaakt door een ziektekiem. De reden dat
ik hem hier wél bespreek ligt in het feit
dat duivenmelkerslongen een
kwaal is die veroorzaakt wordt door contact met vogels.
Vogelliefhebbers zijn zich niet altijd ervan bewust dat het verenstof
van hun vogels gevaar oplevert voor
hun eigen gezondheid. Zij zien graag
dat de vogels goed “poederen”, want dat is een teken van een goede
gezondheid. Dat het poeder gevaar oplevert voor mensenlongen is minder
bekend. Het is een feit dat
verenpoeder van alle vogels (en niet alleen
van duiven) zeer fijn is. Als de mens dit inademt gaat het
direct door
naar de longblaasjes. En eenmaal daar gearriveerd kan het moeilijk door
het lichaam
verwijderd worden. Het verenstof geeft irritatie waardoor er
op het niveau van de longblaasjes een
ontsteking optreedt. Uiteindelijk
gaat deze ontstekingsreactie over in littekenvorming met als gevolg:
stugge longen die zuurstof nog maar met moeite kunnen doorgeven aan het
bloed. Dit alles resulteert in
benauwdheid bij inspanning en
vochtophoping in de longen.
Vaak duurt het tientallen jaren
voordat de duivenmelkerslong zich ontwikkelt. Dit gaat heel geleidelijk
en
bijna ongemerkt. Als het slachtoffer uiteindelijk zoveel last krijgt
van zijn ademhaling dat hij medische
hulp moet inroepen, is het meestal
te laat en er is niets meer aan te doen. Het advies luidt dan ook:
gebruik goede mondkapjes.
Vermeld moet worden dat er zich, ook
bij mensen die niet allergisch zijn voor verenstof,
duivenmelkerslongen
kunnen ontwikkelen. Alleen zal nu het proces trager gaan.
Conclusie Er zijn een aantal zoonosen die vogels betreffen. De
kans dat een vinkachtige(dit is de grootste groep bij
de Europese
cultuurvogels) of een roofvogel een ziekte overdraagt op de mens is
klein. Waakzaamheid is
echter altijd geboden.
top
===================================//========================================
top
Vogels in de rui.
door
Hedwig van der Horst, dierenarts te Riel.
Het ruiproces bij vogels is een
ingewikkeld gebeuren waar zeker nog niet alle feiten van bekend en
onderzocht zijn. Wel weet men dat een aantal factoren een zeer
belangrijke rol spelen. Dat zijn:
1) weefsel dat de veren vormt
2) hormonen
3) omgeving.
De factoren hebben
invloed op het ruiproces. Ik zal ze hierna één voor één bespreken.
De rui en veerfollikels. De
veerfollikels zijn de zakjes waar de veren uit groeien.Alleen gezonde
veerzakjes produceren gezonde,
normale veren. Er zijn een aantal ziekten
bekend die de veerzakjes aantasten en daarmee een abnormale
rui en het
ontstaan van abnormale veren kunnen veroorzaken. Bij Europese
cultuurvogels zijn
huidschimmel
en schachtmijt de meest voorkomende
ziekten van de veerfollikels. Ook komen er erfelijke afwijkingen
voor.
Huidschimmel Huidschimmel is een ziekte waarbij de huid
zelf er op het oog normaal uitziet. Meestal heeft de vogel wel
flink
last van jeuk en zit hij voortdurend te krabben. Het verenkleed wordt
aangetast door het krabben,
maar ook doordat de geïnfecteerde
veerfollikel niet goed kan functioneren. Huidschimmel is vast te
stellen
door enkele veertjes op kweek te zetten. De aandoening is meestal goed
te verhelpen door de
vogels met een speciale vloeistof (imaverol) te
wassen. Het enige probleem is de stress die de vogel dan
ondervindt; de
vloeistof moet namelijk goed ingemasseerd worden.
Schachtmijt Schachtmijten zijn parasieten, die (de naam zegt het al) in de
schacht van de veren zitten.
Het is niet helemaal duidelijk of de mijt
zelf ook de veerfollikel aantast of dat de vogel door de jeuk
zoveel
poetst, dat er veerfollikels en net ontstane veren beschadigd worden.
Feit is dat dieren met
schachtmijten een rommelig verenkleed hebben met
vaak veel buis - en bloedpennen. Bij microscopisch
onderzoek van met
name de afwijkende veren, zijn de schachtmijten meestal eenvoudig te
ontdekken.
De meest eenvoudige behandeling is met ivomec (in bijv.
antiluchtpijpmijt van Bogena). Men moet meestal
minimaal driemaal
behandelen met steeds tien dagen tussentijd, alvorens alle parasieten
verdwenen zijn.
Erfelijke afwijkingen De meest bekende
erfelijke afwijking is polyfolliculitis: een aandoening waarbij meerdere
veertjes per
veerzakje aanwezig zijn. Bij gezonde vogels zit er altijd
één veertje in een veerzakje.
Zitten er meerdere in, dan raakt het
veerzakje verstopt of geïrriteerd en kan het ruiproces niet normaal
verlopen. Helaas is voor deze aandoening geen therapie bekend. Komt de
afwijking slechts in één of
enkele veerzakjes voor, dan kan er
chirurgisch ingegrepen worden. Meestal is dit echter geen optie
omdat er
te veel afwijkende zakjes zijn.
Hormonen Rui en
voortplantingshormonen, Rui en voortplanting gaan niet samen. Een
pop in de rui kan nooit eitjes produceren omdat – op het moment
dat het
ruiproces begint – de eierstok inactief wordt. Een man in de rui kan
nooit een pop bevruchten om
dezelfde reden: zijn testikels zijn op dat
moment inactief. Het begin van de rui kan onderdrukt worden
door
geslachtshormonen toe te dienen. Daarentegen kan de rui opgewekt worden
door progesteron. Dit is
een hormoon dat de activiteit van eierstok en
testikel onderdrukt.
De geslachtshormonen spelen een belangrijke
rol bij het verenkleed van vogels. Dit kleed verandert,
afhankelijk van
leeftijd, geslacht of seizoen. Denk bijv. aan mannelijke vogels die een
seizoensgebonden
pronkkleed hebben. Bij jonge dieren spelen de hormonen
nog geen belangrijke rol; wel is het schildklier-
hormoon dan belangrijk.
Bij poppen waarbij de eierstok niet meer functioneert (en er dus geen
hormonen
meer geproduceerd worden), zal het verenkleed bij de volgende
rui naar het mannelijk type veranderen.
Rui en
schildklierhormonen Schildklierhormoon is nodig om veren te laten
groeien. Bij dieren die niet goed uit de rui zijn gekomen of
die waarbij
de kopveren zich na de rui niet voldoende ontwikkelen (z.g. “kale
kopjes”), wordt nog wel eens schildklierhormoon geadviseerd en
toegediend. In dat geval is de kans namelijk redelijk groot dat de rui
doorzet of versneld wordt en dat de veertjes op de kop binnen enkele
maanden terugkomen. Er zit echter
wel een risico aan het gebruik van
schildklierhormoon. Niet alleen de stofwisseling van het dier kan
ontregeld raken, maar er zijn ook effecten op de veren zelf te
verwachten, zoals verandering van de
structuur van de veren en van de
pigmentatie.
Is er bij een dier te veel schildklierhormoon
aanwezig, dan wordt de onderzijde van de veer
overontwikkeld. Daarnaast
wordt de eumelanine pigmentatie versterkt. Heeft een vogel te weinig
schildklierhormoon, bijv. door een schildklierziekte, dan is de
onderzijde van de veer onderontwikkeld.
Ook de vlag van de veer is dan
te smal en een deel van de baardjes kan ontbreken. De baardjes zorgen er
normaliter voor dat de vlag van een veer één geheel blijft (alle losse
“haartjes” haken aan elkaar vast).
Als de baardjes ontbreken dan krijgt
de veer een pluizig uiterlijk en verliest hij zijn waterafstotende
eigenschappen. Tenslotte kan bij een tekort aan schildklierhormoon in
het bloed, het zwarte eumelanine
pigment geheel of gedeeltelijk
vervangen worden door pheomelanine.
Rui en stresshormonen Rui en stress gaan absoluut niet samen.
Zodra een vogel gestresst is
gaan zijn bijnieren het stresshormoon aanmaken en wordt de rui
geblokkeerd. Dient men stresshormoon toe (corticosteroïden, zoals
prednison en cortisol; zij komen in
veel medicijnen voor), dan zal de
rui voor langere tijd uitgesteld worden.
Omgeving
Rui en
daglichtlengte De lengte van de dag is het allerbelangrijkste in
het ruiproces. Iedereen die vogels houdt zal weten dat
de vogels in de
rui vallen ná de langste dag (21 juli). De rui komt dus op gang als de
dagen korter worden.
Bij dieren die binnen zijn gehuisvest en een vast
dag/nacht ritme hebben, is dit proces na te bootsen.
Wordt de lamp ’s
avonds een paar uur eerder uitgedaan, dan zullen de dieren binnen enkele
weken in de
rui vallen. Hoe eerder het licht dus uitgaat, m.a.w. hoe
groter het verschil tussen de oorspronkelijke
daglichtlengte en de
nieuwe daglichtlengte is, hoe sterker en geforceerder de rui zal
verlopen.
Dit proces heeft echter meer effect in de herfst dan in de
lente. Dus ook op vogels die binnen gehuisvest
zijn, heeft de natuur
zijn invloed!
Bij de “kale kopjes” die binnen zijn gehuisvest, is
het verkorten van de daglichtlengte meestal een
eenvoudige en goed
werkende therapie. Men moet hiermee echter op tijd beginnen, omdat het
begin van
de rui enkele weken op zich laat wachten. Begin verder pas met
het verkorten van de daglichtlengte als
het kweekseizoen is afgelopen.
Rui en voeding
Het spreekt voor zich dat ook een
uitgebalanceerde voeding invloed heeft op de vorming van mooie veren.
Vooral Vit. A is belangrijk aan het begin van de rui. Bij een tekort aan
deze vitamine zal het dier niet of
maar gedeeltelijk ruien. Verder is
het van belang te weten dat veren voor een groot gedeelte uit eiwit
bestaan. Een goede eiwitbron en voldoende essentiële aminozuren zijn dus
noodzakelijk voor goede
vorming van de veren.
top
==============================//===============================
top
Noordelijke kippenmijt
Ornithonyssus sylviarum
In het voorjaar van 2008 werd er in
Vlaanderen (België) voor het eerst een vogelliefhebber overvallen
door
deze zeer schadelijke parasiet. De Noordelijke kippenmijt (Ornithonyssus
sylviarum) is sterk
verwant aan de zwarte luis (Ornithonyssus bursa) en
wordt in de gematigde klimaatzones in de wereld
aangetroffen op kippen
en verschillende soorten wilde vogels. Qua uiterlijk lijkt hij zeer
sterk op de
gewone bloedmijt(Dermanyssus gallinae),maar in zijn
levenswijze zien we een aantal duidelijke verschillen.
Uiterlijk. De Noordelijke kippenmijt is ongeveer 0.8 mm groot en is als adult rood
tot zwart van kleur. Het verschil in uiterlijk met de gewone
bloedmijt is met het blote oog niet te zien. Ook wanneer we de
mijt
sterk vergroten is vrijwel niet vast te stellen met welke soort we te
maken hebben. Alleen mensen
met een ruime ervaring op dit gebied kunnen
het verschil waarnemen, maar voor een exacte bepaling zal
dit toch door
middel van het maken van een preparaat onderzocht moeten worden.
Ontwikkeling. De ontwikkeling verloopt
in 5 stadia; ei, larve, 2 nimf-stadia en adult. De adult leeft voor
het grootste gedeelte op zijn gastheer. In de meeste gevallen zijn ze te
vinden rond
de aarsopening, op de stuit en onder de vleugels. Soms kan
de aantasting zo erg zijn dat de huid geheel
kapot gaat waardoor er zeer
snel infecties kunnen optreden. De eieren worden afgezet op de
gastheer of in het nest van de gastheer. De larven die uit de eieren
komen zullen we over het algemeen alleen in of nabij het nest
aantreffen,maar niet vaak op de vogels zelf.
In deze fase hebben de
larven ook nog geen bloed nodig voor hun ontwikkeling, dus is het
contact met de
gastheer nog niet zo belangrijk. In het daaropvolgende
eerste nimfestadium is er wel bloed nodig.
Nadat de nimf een keer bloed
heeft kunnen afnemen kan hij zijn ontwikkeling vervolmaken en zal hij in
of
nabij het nest verder uitgroeien tot een volwassen mijt. Deze adult
zal wederom de gastheer betreden en
er dan alleen nog maar vanaf komen
om eieren af te zetten.
Levenswijze. De tot dusver bekende bloedmijt en
zwarte luis waren goed van elkaar te onderscheiden door het
verschil
in
levenswijze. De bloedmijt wordt overdag vrijwel niet waargenomen omdat
hij zich schuil houdt
op
allerlei verborgen plaatsen. De zwarte luis
daarentegen krioelt met name overdag rond de nesten en
voerbakjes en
komt daardoor ook zeer snel op ons lichaam terecht. Dit nemen we waar
door jeuk zodra
we
een besmet dierenverblijf binnen gaan. De
Noordelijke kippenmijt leeft vrijwel op dezelfde wijze als
de
gewone
bloedmijt. Hij bevindt zich vooral in en rond de nesten en laat zich
overdag vrijwel niet zien.
Alleen wanneer de vogels gecontroleerd worden
op de aanwezigheid van mijten kan men ze overdag op
het
vogellichaam
waarnemen. Het is dus veel minder eenvoudig om ze van een populatie
gewone
bloedmijten te onderscheiden, temeer omdat beide soorten vaak
door elkaar heen leven.
De ontwikkelingssnelheid van de
Noordelijke
kippenmijt is echter wel veel groter waardoor er veel
sneller een
populatie ontstaat die voor
grote schade kan zorgen. Nadat de
broedperiode is afgelopen
kunnen grote hoeveelheden mijten
wegkruipen en
op een verborgen plaats vele maanden zonder voedsel
overleven. Ze
wachten dan op het
nieuwe broedseizoen. Ze zullen opnieuw de nesten
betreden om de
vogels aan te tasten. Er is bekend dat
ze wel 7 maanden
lang zonder voedsel kunnen. De sterfte door voedselgebrek is in zo’n
kolonie zeer laag.
Ze gebruiken nauwelijks energie omdat ze heel stil
bij elkaar
blijven zitten. Vaak zitten ze verscholen in
de spouwmuur,
tussen plafonds of onder vloeren.
Zo’n schuilplaats kan meters
verwijderd zijn van de
vogelverblijven waar ze vandaan zijn gekomen.
Net
als de andere twee soorten nemen ze stoffen in de
lucht waar die door de
vogels worden afgegeven,
waardoor ze hun gastheren weer feilloos zullen
weten
terug te vinden.
Het overbrengen van ziekten. Ze kunnen uiteenlopende
ziekten overbrengen, omdat ze de gastheren bloed afnemen door middel van
een
“stilet” die door de huid in de bloedbaan wordt gebracht. Ook
wanneer de mens wordt geprikt kan dit
zeer
vervelende allergische
reacties veroorzaken, zoals eczeem of andere vormen van huiduitslag.
Doordat ze
langere tijd op de gastheer verblijven raakt deze geïrriteerd
en gaat overmatig pikken.
Mede hierdoor wordt de toch al verzwakte huid
beschadigd en zullen er infecties optreden.
De sterfte onder de vogels
is dan ook groot en kan in korte tijd flinke vormen aannemen.
Controle. Net als bij de andere mijtsoorten is het belangrijk om een
aantasting op tijd te ontdekken. Het gebruik
van een controlebuisje,
zoals dat bij de bloedmijt is beschreven, kan hierbij een handig
hulpmiddel zijn.
Toch is het bij deze mijt extra van belang om ook de
nesten en de vogels met grote regelmaat te
controleren, met name tijdens
het broedseizoen. Wanneer er bloedmijten in de nesten worden
waargenomen,
kunnen we helaas dus niet snel zien met welke soort we precies te maken
hebben.
Dutchy’s® zullen ook deze mijt goed kunnen bestrijden, maar
omdat de ontwikkelingssnelheid veel groter
is, kan het noodzakelijk zijn
ze frequenter en met grotere aantallen uit te zetten.
We kunnen in die
gevallen het beste de uitzetstrategie van de zwarte luis hanteren, zoals
deze is
beschreven in de specifieke gebruikshandleiding voor zwarte
luis. Wanneer de volwassen vogels zijn
aangetast kunnen we deze buiten
het vogelverblijf behandelen met een chemisch middel wat voor dit doel
bestemd is. Naast deze methode is het gebruik van roofmijten sterk aan
te bevelen, omdat alleen zij in
alle kiertjes kunnen komen waar de
parasieten zich kunnen verstoppen.
Voorjaar 2009
Nieuwe, nog onbekende mijt slaat
toe. Dit voorjaar is er in de provincie Vlaanderen in België een zeer
schadelijke mijt opgedoken waardoor een vogelliefhebber in zeer
korte tijd vrijwel zijn gehele levenswerk uitgeroeid zag worden. De
man dacht te
maken te hebben met de gewone bloedmijt (Dermanyssus
gallinae) en had hiertegen Dutchy’s® uitgezet.
De hoeveelheden
schadelijke mijten in de nesten bleven echter explosief toenemen met
veel dode jongen
tot gevolg. Toen er plotseling ook grote aantallen
volwassen dieren stierven werd de noodklok geluid en
startte Refona
een onderzoek.
Er werd een monster van de mijten
naar het KAD (Kennis centrum voor dierplagen) te Wageningen
gezonden
ter determinatie. Hier bleek het te gaan om de Noordelijke
kippenmijt
(Ornithonyssus sylviarum). Deze mijt is sterk verwant aan
de zwarte luis (Ornithonyssus bursa) en wordt
in de gematigde
klimaatzones in de wereld aangetroffen op kippen en verschillende
soorten wilde vogels.
Tot dusver waren er nog geen meldingen bekend
van aantastingen bij volièrevogels, maar daar is nu dus
verandering
in gekomen. De Noordelijke kippenmijt heeft de uiterlijke kenmerken
van de “gewone”
bloedmijt en houd er grotendeels dezelfde leefwijze
op na. Zijn ontwikkelingssnelheid licht echter veel
hoger waardoor
er veel sneller een enorme populatie kan ontstaan. Hij houd zich in
het broedseizoen met
name op in de nesten en op het lichaam van de
volwassen vogels. Hier zijn ze te vinden rond de
aarsopening,
op de
stuit en onder de vleugels. Doordat de huid van de vogels hierdoor
erg zwak wordt
ontstaan er open
wonden waardoor zeer snel infecties
kunnen ontstaan. Hierdoor zal er vrij snel sterfte
optreden onder de
jongen, maar ook bij de oudere vogels. Omdat er vrij veel gehandeld
wordt in vogels
tussen o.a. Nederland
en België kunnen we er het
beste vanuit gaan dat deze mijt zich inmiddels ook in
Nederland
heeft
gevestigd. Meer informatie vind u op onze website. Bron:
www.refona.nl
Voor
meer informatie;http://www.refona.nl/index.php?pagina=home
top
===================//==================
top
Zwarte luis (ornithonyssus bursa)
De zwarte luis bij voliére vogels.De "Zwarte luis" (ornithonyssus bursa) is
net als de bloedmijt een
ectoparasiet, die alleen aan de buitenzijde van
zijn gastheer leeft. Hij is afkomstig uit de tropische
gebieden en is
waarschijnlijk met import materiaal in onze streken terecht gekomen. Hij
bezorgt met
name kanariefokkers grote problemen tijdens de broedperiode.
Opvallend is dat hij zich met name in het
voorjaar en vroege zomer laat
zien. Daarna worden de aantallen minder en aan het einde van de zomer
wordt hij vrijwel nergens meer aangetroffen. Hieruit valt op te maken
dat hij het vooral op de nestjongen
heeft gemunt en blijkbaar niet goed
in staat is om zich met behulp van volwassen dieren in leven te
houden.
Doordat de mijten zich massaal op de nestjongen werpen om hen bloed af
te nemen verzwakken
ze de
jongen zeer sterk en treed meestal na een
aantal dagen de dood in. Er zijn maar weinig nestjongen
die een
dergelijke aanval overleven. Ook is deze mijt in staat om ziekten over
te brengen. Ten slotte
ondervind
ook de dierenliefhebber zelf last van
deze mijt. Tijdens het verzorgen van de vogels komt hij
op ons
lichaam
terecht en prikt ons aan. Hij spuit dan een geringe hoeveelheid speeksel
in onze huid
waardoor er
kleine rode en jeukende vlekjes ontstaan.
Mensen die hier overgevoelig voor zijn kunnen er
soms vrij
ernstige
klachten aan overhouden in de vorm van sterk irriterende huiduitslag.
Algemene kenmerken. Een volwassen
Zwarte luis is ongeveer 0.5 mm groot, heeft 8 poten en is licht
beige tot transparant van
kleur met een duidelijke tekening op het
lichaam. De eieren worden door de vrouwtjes afgezet
op stof en
restmateriaal in de buurt van het vogelnest. Afhankelijk van de
temperatuur komen de eieren
na 1 à 2 dagen uit. Wanneer de
temperatuur te laag is kunnen de eieren maandenlang blijven liggen.
Ze komen dan pas uit wanneer het klimaat goed is en er voedselaanbod
in de vorm van jonge vogels
aanwezig is. Voordat de mijt volwassen
is doorloopt hij een aantal verschillende stadia.
Leefwijze. Ze leven in de directe
omgeving van de jonge vogels.
Ze houden zich op in de buurt van het
nest.
In tegenstelling tot de bloedmijten zijn ze niet
lichtschuw,
en krioelen ze overdag op de voerbakjes en
over de
randen van de
nestjes. Ze lopen zeer snel en
tijdens het
verzorgen van de dieren
zitten ze binnen
korte tijd overal
op ons eigen lichaam. Ze betreden
de
jonge vogels om
bloed af te nemen, maar we zien ze ook
vaak over
de veren
van de volwassen vogels lopen. Wanneer de pop zich op het
nest bevind wordt ook
deze door de mijten
aangetast. Hierdoor wordt
zij onrustig en verlaat ze steeds vaker het nest en laat
ze de
jongen op den
duur aan hun lot over. Het is duidelijk geworden dat
ze hun eieren ook in het voer van
de vogels afzetten.
Daarom is het
zeer verstandig om het vogelzaad en eventuele andere
voederproducten
niet in het
vogelverblijf te bewaren, maar op een andere plaats in
een goed afgesloten
verpakking. Wanneer het hen
namelijk is gelukt
om eieren in het voer af te zetten kunnen deze daar voor
langere
tijd in achter blijven
zonder uit te komen. Wanneer het voer later
aan de vogels wordt gegeven
komen deze eieren plotseling
wel uit en
zal er een nieuwe plaag kunnen ontstaan. Om dezelfde reden is
het
ook verstandig om de
voorraad bodembedekking elders op te slaan.
Hierdoor krijgt de vogelmijt zo
min mogelijk kansen om zich
te
vermeerderen. Let er ook op dat er zo min mogelijk restanten van
voer achterblijven in het
vogelverblijf. Hierop kunnen de eieren
namelijk maandenlang overblijven en in het
nieuwe broedseizoen
weer
voor problemen zorgen. Een goede hygiëne is voor het voorkomen en
bestrijden van Zwarte luis dus
erg belangrijk.
Symptomen.
Het is belangrijk om een aantasting van zwarte luis heel vroeg
aan te ontdekken.
Controleer daarom om de
drie dagen de nesten op
aanwezigheid van mijten en grijp in zodra u de eerste
mijt heeft
waargenomen.
Wanneer de mijten zich al in grote getale in en rond de
nesten bevinden bent u
te laat en zijn ze bijna niet
meer uit te
roeien. Dit kan een groot aantal dode jongen tot gevolg hebben.
Bestrijding.
Het bestrijden van zwarte luis is niet eenvoudig. Er zijn een aantal
chemische bestrijdingsmiddelen in de
handel, maar in veel gevallen
werken deze niet afdoende. Om het probleem echt goed aan te
pakken kunt u gebruik maken van Dutchy’s® Dit zijn roofmijten die
als
voedsel bloedmijten en andere mijten op het menu hebben staan,
waaronder ook zwarte luis. Ze kunnen,
afhankelijk van de
omstandigheden, vrij lang in de volière en in de nesten overleven en
doen zich intussen
tegoed aan de aanwezige schadelijke mijten, die
met huid en haar worden verslonden. De roofmijt zoekt
zijn prooi op
en laat hem geen moment met rust. Het is belangrijk om deze Dutchy’s®
zo snel mogelijk na
het constateren van een aantasting in te zetten,
zodat het aantal schadelijke mijten niet te groot wordt.
Volg bij
het uitzetten en het berekenen van de benodigde hoeveelheid
roofmijten de instructies in de gebruikershandleiding voor
volièrevogels met zwarte luis strikt op, zodat u zo snel mogelijk
van het
probleem verlost bent.
Voor
meer informatie;
http://www.refona.nl/index.php?pagina=home
top
=====================//=======================
top
Bloedmijt
Dermanyssus gallinae
Bloedmijten of
bloedluizen zijn kleine, niet gelede diertjes die er een parasitaire
levenswijze op na
houden. Wanneer we ze door een loep of microscoop
bekijken zien we dat ze enigszins op spinnetjes l
ijken,
al zijn hun
pootjes wat korter. Ten opzichte van hun (8) poten hebben ze een vrij
groot lichaam, dat
een
rode of donkergrijze kleur heeft. In de
praktijk onderscheiden we twee soorten. De vogelmijt
Dermanyssus
gallinae treffen we aan bij
kippen, duiven, volièrevogels, maar ook bij
knaagdieren.
De reptielenmijt Ophionnyssus natricis komt
alleen bij
reptielen voor en heeft een iets andere
levenswijze.
Gewone
bloedmijt (Dermanyssus gallinae)
Ontwikkeling.
De ontwikkeling verloopt in 5 stadia; ei, larve, 2 nimf-stadia
en adult.
De ideale temperatuur voor de ontwikkeling is 27 ºC en een
luchtvochtigheid van 80 %. Onder normale omstandigheden
leeft een bloedmijt ongeveer 16 dagen. Wanneer de temperaturen laag zijn
kunnen
sommige mijten zelfs 40 dagen in leven blijven. Met uitzondering
van de eieren sterven alle stadia binnen
8 dagen bij een temperatuur die
hoger is dan 40ºC of lager dan 3ºC en een luchtvochtigheid lager dan
30%.
Bloedmijt.
Levenswijze. Een volwassen vrouwtje kan tijdens haar
leven ongeveer 70 eieren produceren.
Per keer legt ze rond de 20
eieren. Dit doet ze over het algemeen tijdens de duisternis op goed
verscholen en licht vochtige plaatsen. Bij reptielen worden de
eieren soms op de dieren zelf afgezet.
We treffen ze dan
voornamelijk aan onder de schubben van de ogen en rond de anaalstreek .
Onder ideale omstandigheden kunnen ze na 1 dag al
uitkomen. Eieren die worden blootgesteld aan lage temperaturen
kunnen weken in tact blijven in afwachting van betere
omstandigheden. Uit het ei komt een
larve die niet
in staat is
voedsel op te nemen, maar zich wel over een geringe afstand kan
verplaatsen.
Dit stadium duurt
ongeveer 2 dagen. Omdat de larve nog
kleurloos en erg klein is valt hij erg moeilijk
waar te nemen. Na
dit
stadium ontstaat er een nimf met een harde huid. Tijdens dit
stadium, dat 5 tot 10
dagen in beslag neemt,
zoekt hij voor het
eerst een gastheer op om bloed af te nemen. Hierdoor krijgt
hij een
rode kleur,
waardoor hij makkelijker waarneembaar is. Na dit
stadium zal de nimf een schuilplaats
zoeken om over te
gaan naar het
volgende nimf- stadium. Deze overgang neemt doorgaans een etmaal in
beslag. Tijdens deze
periode is hij vrij kwetsbaar. Hij bevindt zich
dan in een week en donkerrood omhulsel en kan zich
nauwelijks
bewegen. Het nu ontstane volwassen exemplaar is in staat om zich
voort te planten.
De mannelijke mijten zijn 3 keer zo klein als de
vrouwtjes en zien er niet zo rond en dik uit.
Ze kunnen tijdens hun
leven van maximaal 30 dagen tot 8 keer bloed afnemen van hun
gastheer.
Nadat ze 1 á 2 keer voeding hebben gehad zoeken de
mannetjes een vrouwtje op om te paren.
Wanneer de mannetjes paren
met een vrouwtje dat zich nog niet heeft gevoed, zal dit vrouwtje
alleen
vrouwelijke mijten voortbrengen. Als een maagdelijk vrouwtje
zich een keer gevoed heeft is ze niet meer aantrekkelijk voor de
mannetjes en zal bevruchting uit blijven. Uit de eieren van dit
vrouwtje zullen alleen
maar mannetjes tot ontwikkeling komen. Een vrouwtje zal zich tijdens haar leven maximaal 5 keer voeden.
Ze
kan tijdens 1 voederbeurt tot 15 keer haar eigen gewicht aan bloed
opzuigen.
Vogelmijten betreden elke nacht hun gastheer door bij
hen langs de poten omhoog te klimmen. Tegen de
morgen verwijderen ze
zich weer en zoeken een donkere en beschutte plaats om de dag door
te brengen. Reptielenmijten blijven voor een langere periode op
de gastheer aanwezig. Niet zelden zitten ze 5 dagen
achtereen tussen
de schubben aan de huid vastgehecht en nemen dan voortdurend bloed
af van hun
gastheer.
Nadat ze zich gevoed hebben gaan ze op
zoek naar een geschikte plaats om de eieren af te zetten.
Tijdens
deze zoektocht, die doorgaans in de duisternis plaatsvindt, kunnen
forse afstanden
worden
afgelegd.Hierdoor kan
een aantasting met bloedmijt zich in korte tijd over verschillende
dierenverblijven verspreiden.
Het overbrengen van
ziekten. Een bloedmijt - aantasting is niet alleen vervelend
voor de dieren, zij is ook gevaarlijk.
Bloedmijten kunnen
uiteenlopende ziekten en huidbeschadigingen veroorzaken. De
overdracht van ziekten
gebeurt met name
via het speeksel. Ook mensen
kunnen huidirritatie overhouden aan bloedmijten.
Er zijn zelfs
mensen die er
een vrij ernstige allergische reactie van krijgen en
voor behandeling naar een
arts moeten. Uit onderzoek
aan diverse universiteiten is gebleken dat bloedmijten ondermeer
verantwoordelijk kunnen zijn voor de
verspreiding van de
“rattenkoorts”, een gevaarlijke vorm van hepatitis, en de knaagdierziekte. Reptielen
die vanuit Azië en Afrika worden
geïmporteerd behoren tot de risicogroepen. Bijna al deze dieren
dragen
bloedmijten met zich mee en een vrij hoog percentage aan
schadelijke pathogenen. Het is verstandig om
deze dieren
geruime tijd in quarantaine te houden. Dieren die uit de
“nakweek” komen geven over het
algemeen geen problemen met
gevaarlijke ziekten.
Controle.
Het is van groot
belang om een goede controle te hebben op de aanwezigheid van
bloedmijten. Het tijdig
inzetten van Dutchy’s (zie volgend
artikel) werkt heel goed, zeker zolang er nog geen grote populatie
bloedmijten aanwezig is. Dutchy’s kunnen een reeds aanwezige,
zelfs forse aantasting opruimen, maar
moeten dan wel in grotere
hoeveelheden worden ingezet. Hetgeen kostenverhogend is. Om te
controleren
of en hoeveel bloedmijten in een verblijf aanwezig zijn
maken we gebruik van de gewoonten van de
parasiet zelf. We gebruiken
een klein stukje kunststof elektriciteitsbuis als mijtenval. In dit
buisje doen
we een stukje enkelzijdig golfkarton, zoals bijvoorbeeld
de binnenverpakking van een rol beschuit.
We rollen dit karton op
tot het precies in het buisje past. Dit buisje bevestigen we op een
tactische
plaats
in het dierenverblijf. In een kippenhok zal dit
onder de zitstok zijn. Wanneer tegen de morgen de
bloedmijten van de
kip af komen zoeken ze een schuilplaats om de dag door te brengen.
Veel mijten zullen
in het buisje in de golfjes van het karton
kruipen. Als we het karton uit het buisje halen en uitvouwen zien
we
of er mijten aanwezig zijn en in welke hoeveelheid.
Zie
dutchy's - Roofmijt.
top
========================//============================
top
Dutchy’s - Roofmijt
Algemeen.
Dutchy’s zijn roofmijten uit de familie Laelapidae en komen in
Nederland vrij in de natuur voor.
Ze leven in
de grond en jagen daar op
allerlei bodemorganismen. Wanneer we deze roofmijten uitzetten
in
dierenverblijven worden ze felle bestrijders van bloedmijten. Ze jagen
de hele dag achter hen aan en
doden ze om ze vervolgens op te eten. Het
is een kwestie van tijd; de roofmijten komen vrijwel altijd als
winnaar
uit de bus.
Levenscyclus.
Dutchy’s zijn roofmijten van ongeveer 1 mm groot. Ze hebben een
druppelvormig lichaam, zijn licht van
kleur en heel beweeglijk. Ze
voeden zich met allerlei organismen, zoals de larven van kleine muggen,
springstaarten en verschillende soorten mijten, waaronder ook
bloedmijten. De eieren worden in de
grond of op een andere geschikte
plaats afgezet. Na enkele dagen komen hier de larven uit, die na een
aantal vervellingen uiteindelijk volwassen roofmijten worden. Dutchy’s eten gemiddeld 5 bloedmijten per
dag. Wanneer we ze
tijdig in zetten zullen ze vaak de ontwikkeling van een plaag voorkomen. Ze zijn ook in
staat om flinke aantastingen te bestrijden, maar dan
moeten er meerdere roofmijten worden uitgezet.
Roofmijt.
Wanneer u Dutchy's heeft ingezet
kan het zijn dat u gedurende een
periode van een aantal
dagen meer bloedmijten gaat waarnemen.
Dit komt doordat de
bloedmijten door de roofmijten uit hun
schuilplaatsen worden
verdreven. De roofmijten zullen echter achter
hen aan
blijven jagen waardoor dit effect na een korte periode weer
verdwijnt. Dutchy's zijn tevens in staat een periode
van
voedselschaarste te overleven. Er vindt dan alleen geen
voortplanting
plaats. Ook eten ze elkaar op als dat nodig
is. Ze doen niets met onze
dieren. Bij blijvend
voedselgebrek sterven ze na enkele weken uit.
Een
volwassen roofmijt leeft gemiddeld 6 weken.
Leefmilieu.
Dutchy’s leven bij voorkeur bij een
temperatuur van 15 tot 25 ºC. Wanneer de temperatuur onder
of
boven deze waarden komt gaan ze over in een rustfase. Ze
wachten dan rustig af tot de omstandigheden
beter worden en
gaan dan vervolgens weer op jacht. Wanneer de
roofmijten aangeleverd worden zitten ze verpakt in een
kunststof fles met daarin een
hoeveelheid strooimateriaal.
Er zijn flesjes van 2500 stuks (10 doseringen), 5000 stuks
(20 doseringen)
en 10.000 stuks (40 doseringen). Wanneer je
dit materiaal met een loepje bekijkt zie je de roofmijten
tussen de korreltjes bewegen. Het is de bedoeling dat dit
strooimateriaal in kleine hoopjes op beschutte
plaatsen in
het dierenverblijf komt te liggen. In de eerste twee weken
komen de roofmijten dagelijks
terug in dit hoopje om elkaar
te ontmoeten en te paren. Tevens zitten er nog heel veel
eieren en larven in
dit materiaal die allemaal nog uit
kunnen komen. Voor de exacte manier van uitzetten verwijzen
wij u naar
de specifieke gebruikershandleidingen. zie
onder.
Dosering.
Wanneer u de
roofmijten uitzet bij een lichte aantasting één hoopje
strooimateriaal per vierkante meter
voldoende. Als er
sprake is van een middelzware aantasting is het beter om
twee, of als het om een
ernstige aantasting gaat drie
hoopjes per vierkante meter dierenverblijf neer te leggen.
Deze hoopjes
hoeven niet gelijkmatig over het gehele
dierenverblijf te worden verdeeld. Langs de zijwanden is
prima,
als u zich maar aan de hiervoor genoemde doseringen
houdt. U berekend het aantal vierkante meters
door
de
oppervlakte van de bodem en van minimaal 1 zijwand bij
elkaar op te tellen. Heeft u de benodigde
hoeveelheid
berekend! geef dan uw bestelling op via onze webshop.
Chemische middelen. Het gebruik van chemische
bestrijdingsmiddelen kort voor of na het inzetten van
Dutchy’s moet worden
fgeraden. Deze stoffen werken nadelig
op de populatieontwikkeling van de roofmijten en kunnen er
zelfs
voor zorgen dat deze geheel afsterven, zodra ze met de
restanten van deze stoffen in aanraking zijn
gekomen. Het is verstandig om na het gebruik van deze middelen een
wachttijd van 6 weken in acht te
nemen alvorens Dutchy’s
uit te zetten. Wanneer we nesten ophangen in vooraf
behandelde vogelkooien is
dit geen probleem, als de nesten
dan maar onbehandeld zijn. Het is wel verstandig om de
roofmijten dan
alleen in de nesten uit te zetten.
Gebruik van Knoflook. Er is gebleken dat
toevoegingen van knoflook aan het voer schadelijk kunnen zijn voor de
ontwikkeling van
de roofmijten. Proeven hebben uitgewezen dat
bloedmijten en "Zwarte luis" op zich niet veel last
ondervinden van deze
stoffen. De roofmijten lijken hier echter gevoeliger voor te zijn. Bij
verschillende
afnemers werd dan ook een verminderde werking van Dutchy’s
waargenomen na het gebruik van knoflook.
Voor meer
informatie; http://www.refona.nl/index.php?pagina=home
top
====================================//=====================================
top
Luchtpijpmijt.
Sternostoma tracheacolum
Deze mijt
komt voor bij tropen, parkieten en in mindere maten papegaaien. Luchtpijpmijten vestigen zich
in de luchtpijp en luchtzakken,
hierdoor veroorzaken ze ademhalingsmoeilijkheden.
Ziekteverschijnselen De
mijten veroorzaken ontstekingen, mede doordat zij zich met hun
klauwen vasthaken in slijmvliezen en
bloed van de gastheer zuigen.
Uitwendig ziet men enig verlies van conditie, wat bol in de veren
zitten,
verlies van stem (zangvogels), ademhalings moeilijkheden/
hapt zichtbaar naar lucht met knarssende en
piepende geluidjes.
Indien men zo'n vogel ter hand neemt en vlak bij het oor houdt hoor
je een piepende/
zware ademhaling. Met vrij regelmatige tussenpozen
worden slikbewegingen gemaakt en ziet men
wurgende pogingen om iets
uit de luchtpijp omhoog te werken, waarbij vaak de kop zodanig
bewogen word
alsof de vogel iets wil wegslingeren. Bij zware
infecties kunnen sterfgevallen optreden.
Aantonen van de luchtpijpmijt bij de levende vogel De mijten bevinden zich in de luchtpijp, de longen en de
luchtzakken, ingebed in wat slijm.Als de mijten in
de luchtpijp
aanwezig zijn, kunt u deze soms bij de levende vogel waarnemen als u
als volgt handelt.
Maak de veren van de hals met water vochtig en
veeg deze dan zodanig omhoog en omlaag, dat aan beide
zijden van de
hals een strook onbevederde huid vrijkomt. Door nu de halshuid naar
de borstzijde uit te
trekken, komt de luchtpijp in de huidplooi te
liggen.Indien vervolgens de vogel voor een lampje houdt ziet
u de
mijten als zwart puntjes in de luchtpijp.
Hoe vindt de besmetting met de mijten plaats? Zowel de volièrevogels als vogels in de vrije natuur kunnen
gedurende langere tijd dragers van de mijt
zijn zonder ziek te
worden. Het kan dus weken tot maanden duren voordat een besmetting
zichtbaar
wordt. Op deze wijze kan ongemerkt de mijt in een vogelbestand ingebracht worden. Besmetting van de
andere vogels vindt plaats door voornamelijk de vrouwelijke mijten die in de
neusholte voorkomen.
Uitwendige omstandigheden, zoals een te
hoge of een te lage luchtvochtigheid en temperatuur,
voeder
-of omgevingswisseling en sociale stress kunnen de ziekte
plotseling acuut maken.Via het voer kan
het tijdens het
voederen van de jonge vogels door hun ouders overgebracht
worden. Vanaf het besmet
raken met de mijt kan het weken tot
zelfs maanden duren voordat de ziekteverschijnselen
optreden.
Sternostoma tracheacolum, leggen eieren in de
longen van de gastheer. Larven komen uit kort na het
leggen van de
eieren en verpoppen zonder voeding. Vrouwelijke nimfen(larven)
verplaatsen zich naar de
achterste luchtzakken terwijl de mannelijke
nimfen de neiging hebben om binnen de longen te blijven om
daar hun
ontwikkeling te voltooien. De zwangere vrouwelijke mijten hebben de
neiging om de achterste
luchtzakken te bezetten , de nimf zit ook in
de luchtpijp van de gastheer terwijl de volwassen niet-
zwangere
vrouwelijke mijten zijn aangetroffen in de bovenste
luchtwegen, met name in de keelholte en
neusholte. Met experimenten en
waarnemingen komen we tot de conclusie dat de levenscyclus
(van ei
tot volwassen) is afgerond in minder dan 6 dagen. Overdracht wordt
veroorzaakt door de
volwassen niet-zwangere vrouwelijke mijten, in
deze fase kom je ze vaak tegen op de kop en het
verenkleed, snavel
en neusgaten van besmette vogels. Ze worden zo overgedragen tijdens
het elkaar
poetsen, niesen of drinkwater,voeding, zitstokken of
andere oppervlakken. Volwassen mannelijke mijten
zijn meestal in
kleine hoeveelheden of zelfs afwezig bij de besmetting, ter
ondersteuning van dit
argument kunnen maagdelijke vrouwtjes spontaan
bevruchte eitjes leggen met voornamelijk mannelijke
nakomelingen. En
zo zijn we het ringetje weer rond.
Bestrijding
Luchtpijpmijt
met Bogena
anti luchtpijpmijt . Om de luchtpijpmijt effectief te
kunnen bestrijden is het van belang dat alle mijten, dus ook
die in
diepere gedeelten van het luchtzaksysteem of in de
buikholte, worden bereikt. Vandaar dat Beaphar
heeft gekozen
voor het zogenaamde spot-on systeem . Hierbij wordt het
werkzame middel direct op de
huid aangebracht. De vloeistof
dringt door de huid heen, wordt opgenomen in het bloed en
doodt alle in
het lichaam aanwezige mijten.
Werkzamestof: Ivermectine 0,12 %
Bij constatering van luchtpijpmijt
dienen alle vogels in de voliere behandeld te worden. De dosering is
een druppel per vogel, aan te brengen op de onbevederde huid in het
halsgebied of
onder de vleugel(oksel). Het is beslist noodzakelijk de
veertjes wat opzij te houden en er zorg voor te
dragen dat de druppels
op de huid komen, en niet op de veertjes, teneinde goed opgenomen te
worden.
Om te voorkomen dat door een vogel die aan de aandacht
is ontsnapt alsnog de rest weer besmet,
verdient het de aanbeveling om
na 4 weken de behandeling nog eens te herhalen. Als luchtpijpmijt
regelmatig in u bestand voor komt dan bij voorkeur vogels 1-2 maanden
voor de kweekperiode behandelen.
Ook ouders besmetten de jongen in het
nest. (voorkom nestbesmetting)
Na deze behandeling zal het zeker
gedaan zijn met deze mijt ,maar kan er toch nog een knarsend en
piepend
geluid blijven hier en daar, maar dan hebben de mijten duidelijk schade
aan de luchtpijp en
longen
teweeg gebracht ,en dit zal dan blijvend zijn
,zeker bij een schrikreactie van de vogel zal hij dit
knarsend
geluid
laten horen ,over het algemeen gaan de vogels hier niet dood aan ,mits
je ze op tijd
behandeld
natuurlijk. Bij goed observeren en tijdig
ingrijpen zal dit probleem niet of nauwelijks
voorkomen en
gebeurt het
toch dan is het bij tijdig ingrijpen te bestrijden.
Bogena Anti-Parasiet 25
Bestrijdt spoelwormen, (luchtpijp)mijten en luizen.
Verpakt in handige knijppipetten die overdosering
uitsluiten. Anti-Parasiet wordt opgenomen via de huid en
biedt vier weken lang bescherming tegen
in- en uitwendige
parasieten. Anti-Parasiet 25 is geschikt voor kleinere
kromsnavels van 50-250 g
zoals Poicephalus ter grote van een
bonte boer(+/-150gr.). Werkzame stof 25µg per pipet.
Bogena
Anti-Parasiet 150
Is een diergeneesmiddel vrijgesteld van
registratie ter
bestrijding van spoelwormen, (luchtpijp)mijten en
luizen.
Verpakt in handige knijppipetten die overdosering uitsluiten.
Anit-Parasiet wordt opgenomen via de huid en biedt vier
weken lang
bescherming tegen in- en uitwendige parasieten.
Anti-Parasiet 150 is
geschikt voor grote vogels vanaf 300 g
als duiven en grotere papegaaien
zoals kaapse papegaaien en
grijze roodstaarten. Werkzame stof 150µg per
pipet
top
========================//=========================
top
De inwendige organen.
De longen; De longen van een vogel zijn
betrekkelijk klein en niet rekbaar zoals bij de zoogdieren.
Ze bestaan
uit een
aantal luchtkanaaltjes, die zich weer vertakken in zeer dunne
haarvaatjes die zeer
bloedrijk zijn.
De longen zitten vast aan de
wervelkolom, ongeveer in het midden van het lichaam, en zijn
verbonden
met
vijf paar luchtzakken. Deze dunwandige zakken vullen de
ruimten tussen de organen op.,
waardoor ze een
zekere bescherming bieden
aan de organen. De luchtzakken zijn in paren over het
lichaam verdeeld,
waarvan het achterste paar het grootst is. Een vogel die vliegt, trekt
bij de neerslag
van de vleugels de
borstspieren krachtig samen, waardoor
de inwendige lichaamsruimte samengedrukt
wordt en de
luchtzakken wat
verkleind worden. De lucht wordt dan via de longen naar buiten geperst.
Bij de opslag van
de vleugels ontspannen de spieren zich. De luchtzakken
worden dan via de longen weer
gevuld met lucht.
In de luchtzakken
bevinden zich zeer weinig bloedvaten, waardoor er weinig
zuurstofopname
plaatsvindt.
De longen daarentegen zijn zeer bloedrijk, vooral in de
talrijke haarvaten,
die de zuurstof opnemen en
het koolzuur afgeven. Als
een vogel in rust is, worden de ribben bewogen
door spieren die de
lichaamsholte samenpersen en weer ontspannen, waardoor mede de
luchtzakken
worden samengedrukt en
zich vervolgens ontspannen, zodat er
uitwisseling van zuurstof en koolzuur kan plaatsvinden.
In rust ademt
een vogel ongeveer 30 maal per minuut, wat bij snelle beweging op kan
lopen
tot ongeveer
450 maal per minuut.
top
De longen, het
hart en de bloedsomloop.
Het hart en de bloedsomloop. Het hart is een sterke spier die dienst doet als zuig - perspomp.
Het
verplaatst het bloed, dat voedingsstoffen en zuurstof bevat,
naar alle
delen van het lichaam. Het hart is verdeeld in vier
fdelingen, die weer
verdeeld zijn in een linker - en een rechterkant
die niet rechtstreeks
met elkaar zijn verbonden. Het linkergedeelte
zuigt het zuurstofrijke
bloed van de longen op en transporteert het
naar alle delen van het
lichaam en de organen. Daar geeft het bloed de voedingsstoffen en
zuurstof af en
dan wordt het zuurstofarme bloed teruggevoerd naar het
rechtergedeelte van het hart en doorgevoerd
naar de longen, waar het
koolzuur wordt afgegeven. Het hart van een duif pompt gemiddeld 240
slagen
per minuut. Bij een grotere inspanning kan dit wel oplopen tot
400 slagen per minuut.
top
De lever De lever is het grootste orgaan in het
vogellichaam. Zonder
lever kunnen ze niet leven. Het is als een
chemische fabriek in het
lichaam. Zij bestaat
uit twee lobben. De kleur is bruinrood. De lever is een zeer
belangrijk orgaan met een aantal belangrijke functies.
De lever zorgt ervoor dat er
belangrijke
voedingstoffen uit het bloed opgenomen kunnen worden en
die te gebruiken voor allerlei processen.
Het ontgiften van het bloed. Uit het bloed worden de schadelijke
stoffen gehaald en omgezet in
onschadelijke stoffen. Het verwijderen
van het ijzer uit de afgestorven bloedlichaampjes, zodat het
weer
gebruikt kan worden voor de nieuwe aanmaak van bloedlichaampjes. Het
vormen van een reserve aan
koolhydraten en vitaminen. De suikers die
eerst in de darm zijn afgebroken, worden in de lever weer
opgebouwd tot
glycogeen en in deze vorm opgeslagen.
Al met al vinden er zo’n 600 verschillende
processen in de lever
plaats. De
productie van gal. De
galzure zouten in de gal moeten in de darm de
vetten oplossen, waardoor
deze beter ontvankelijk worden voor de inwerking van enzymen. Een
vogel
heeft geen galblaas. De gal wordt rechtstreeks vanuit de lever in
de darm gebracht en constant
geproduceerd. Wanneer een vogel lange tijd
niet gegeten heeft, bestaat de groenere ontlasting uit pure
gal. Soms ontstaan er problemen met
deze lever, één daarvan is
levercirrose.
Beschrijving van Levercirrose.
Synoniemen. Verschrompeling van de lever.
Wat is levercirrose? Levercirrose is een aandoening waarbij gezonde
levercellen afsterven en vervangen worden door
littekenweefsel. Vrijwel elke chronische leverziekte kan
uiteindelijk leiden tot cirrose van de lever.
Levercirrose is een proces dat zich steeds verder kan
uitbreiden. Uiteindelijk kan de lever zijn functie
niet
goed meer uitoefenen. In principe is de lever een groot
orgaan met veel reservecapaciteit .
Maar als
er te veel
gezond weefsel is verdwenen, ontstaan ernstige
problemen. Helaas is een vogel vaak
pas te onderzoeken als hij al
is overleden, sectie zal dan uitsluitsel moeten geven. Een van de uiterlijke kenmerken van levercirrose is dat
de vogel langzaam verkleurd, dit omdat ook het
pigment
aangemaakt word in de lever. Zie foto onder.
Niet alle
verkleuringen van vogels hebben met deze ziekte te
maken. Uiteindelijk kun je dit pas
vaststellen na
bloedonderzoek of sectie.
top
De nieren Bij te veel afbraakstoffen in
het bloed worden deze in de nieren gezuiverd en als urine afgevoerd naar
de
cloaca. Het vocht uit de urine wordt weer opgenomen in de bloedbaan,
waarna de ingedikte
afvalstoffen
overblijven, die door het lichaam
worden uitgescheiden als een witte pluim op de mest.
Veel
vogelliefhebbers denken dat de witte pluim kalk is, maar het is niets
anders als ingedikte urine.
top
Het vrouwelijke
geslachtsorgaan. Het vrouwelijke geslachtsorgaan
bestaat uit een eierstok en een eileider. Op de eierstok bevinden zich
1000 tot 1600 eifollikels. Deze eifollikels zijn omgeven door een vlies,
waarin zich de bloedadertjes
bevinden die de eifollikels van
voedingsstoffen voorzien en waarin de eifollikels kunnen groeien. Als
een
eifollikel tot een eicel volgroeid is, scheurt het vlies . Deze
rijpe eicel komt dan voor korte tijd
(slechts 15 minuten) vrij zwevend
in de buikholte voor. De trechtervormige opening van de eileider ligt
dicht tegen de eierstok aan en vangt na korte tijd de eicel op .
Niet iedereen realiseert zich
dat de ontwikkeling van het embryo al begint voordat het ei is gelegd.
Wil een eicel bevrucht worden, dan moet er in die 15 minuten dat de
eicel vrij in de buikholte voorkomt
een zaadcel in de buurt zijn die in
die korte tijd de eicel binnendringt en zorgt voor bevruchting.
De
tijdspanne voor bevruchting is inderdaad zo kort omdat in de trechter al
heel snel de echte eivorming
begint en de eicel dan niet meer bevrucht
kan worden. Maar waar komt die zaadcel vandaan?
Zaadcellen zijn bij
de bevruchting van de pop door de man omhoog gezwommen door de eileider
tot aan
de trechter en komen ook vrij zwevend in de buikholte van de
pop. Slechts één zaadcel kan een eicel
bevruchten. Na deze
bevruchting verandert het vlies dat om de eicel zit en kan er geen
andere
zaadcel meer binnendringen. Korte tijd hierna begint de eivorming
en is bevruchting helemaal niet meer
mogelijk.
Direct na de
samensmelting van zaadcel en eicel begint deze bevruchte eicel zich te
delen en dit is het
echte begin van de groei van het embryo. Dit begin
van het embryo vindt dus plaats in het
trechtervormige
deel van de
eileider en dus ruim 24 uur voordat het bevruchte ei door de pop wordt
gelegd. Om correct te
zijn duurt de broedproces dus niet bijvoorbeeld
28 maar 29 dagen. Het is echter gebruikelijk om de tijd
in de eileider
(+/-24 uur)niet mee te tellen.
De bevruchte eicel wordt
doorgevoerd in de eileider. De eileider bestaat uit vijf gedeelten, die
elk een
afzonderlijke functie hebben bij de vorming van het ei. In het
eiwitvormend gedeelte wordt in ongeveer
3 uur het eiwit om de dooier
gevormd. Na de eiwitvorming worden de beide eivliezen om het eiwit
gelegd.
Dit gebeurt in ongeveer 1 uur, waarna het bijna complete ei in
het eierschaalvormend gedeelte komt,
waarin het ongeveer 21 uur blijft
voor de vorming van de eierschaal. Vandaar gaat het ei via de eigang
naar de cloaca. In ongeveer 25 uur wordt het totale ei geproduceerd. De
tijdsduur tussen het leggen van
het eerste en tweede ei bedraagt 43 tot
44 uur. Als de pop nog geen rijpe eifollikel heeft, kan zij toch
bevrucht worden door de het mannetje, zelfs 14 dagen voordat de eifollikel rijp is. Wel is het zo dat bij
latere paringen de nieuwe
zaadcellen meer kans maken om door te dringen tot de eicel.
De oudere
zaadcellen zijn wat trager van beweging geworden. Ook kan de pop nog
bevrucht worden
tussen het leggen
van het eerste en tweede ei in.
Op het moment van het
leggen van het ei is de bevruchte eicel al door veel celdelingen
gegroeid tot een
klompje cellen van 30.000 - 60.000 en is dan al enige
millimeters in doorsnede. Op een dooier zien we dit
als een klein
witachtig vlekje. Er zijn beslist nog geen typische kenmerken van het
embryo te zien, maar
we hebben wel te maken met een levend embryo.
Tussen ei legen en broeden ,
Een ei koelt na het leggen af van
ruim 42 graden naar omgevingstemperatuur. Als deze temperatuur
onder
de
27 graden ligt, houdt de celdeling in het embryo op en begint er een
rustperiode.
Deze rustperiode eindigt pas als de temperatuur weer
boven de 27 graden komt, dus als we het ei in de
broedmachine zouden
plaatsen of onder een broedende pop leggen. Duurt deze rustperiode te
lang, dan
sterft op een gegeven moment het embryo. Broedeieren kunnen
niet langer dan 10 tot 14 dagen bewaard
worden zonder veel verlies aan kwaliteit.Deze termijn geldt alleen als u zorgt voor optimale
bewaar-
condities en uw kweekvogels in optimale conditie zijn. Bij langer
bewaren wordt het embryo, dat al in het
ei aanwezig is, zwakker en
sterft uiteindelijk af.
Bewaarcondities De condities voor
het goed bewaren van broedeieren worden voor de duidelijkheid
puntsgewijze
behandeld: uw raapt dagelijks uw broedeieren, omdat
de eieren zo kort mogelijk in het blok mogen liggen. De eieren
kunnen
door de dieren beschadigd en/of bevuild worden en dat is nadelig voor de
kiemkracht. U mag de
broedeieren niet wassen. Met wassen verwijdert u de cuticula , een wasachtig beschermlaagje op de
eischaal. Gewassen eieren
worden gevoelig voor bacteriën. Eieren die bevuild zijn met mest kunt u
schoonmaken door de mest met een stomp voorwerp voorzichtig van de
eischaal te schrapen. Zorg er voor
dat u de eischaal niet beschadigt.
Een klein scheurtje in de eischaal maakt het ei waardeloos als broedei.
Bewaar de eieren in een ruimte die een temperatuur heeft van 8 - 12
graden Celsius, bij voorkeur een
ruimte zonder tocht. Lagere en vooral
hogere temperaturen zijn schadelijk voor de kiemkracht van het
broedei .In de bewaarruimte handhaaft u een luchtvochtigheid van ongeveer 60 -
65% om te voorkomen
dat er water uit het ei verdampt. Eieren kunnen
liggend bewaard worden, bijvoorbeeld in een bakje met
droog zaagsel of
in een kartonnen eierdoos waarin eieren in de winkel verkocht worden.
Worden eieren
liggend bewaard, dan moet u de eieren minstens tweemaal
per dag 180 graden om de lengteas van het ei
keren. Dit keren voorkomt
dat de dooier,die wil stijgen in een liggend ei,vastkleeft aan de
eischaalvliezen.
Als dit wel gebeurt, is het ei waardeloos als broedei.
Om goed te keren is het verstandig een merkteken
op het ei te zetten.
Gebruik hiervoor alleen een gewoon potlood en geen stiften en
dergelijke. Er zijn ook
kwekers die de broedeieren staand bewaren in een
hoek van ruim 45 graden, waarbij de stompe punt naar
boven wijst. In
deze stompe punt ligt de luchtzak. Deze eieren worden ook gekeerd door
ze tweemaal per
dag op de andere kant in een hoek van 20 - 35 graden te
plaatsen. Het verschil tussen staand of liggend
maakt niet zo veel uit.
Veel belangrijker zijn de hierboven genoemde andere bewaarcondities.
Het is niet verstandig om
broedeieren van ongeveer 10 graden Celsius zonder meer te plaatsen in
een
broedmachine van 38 graden Celsius . De temperatuurschok is groot
en kan leiden tot vroege
embryo-sterfte. Warm de broedeieren ongeveer
8 - 10 uur op bij kamertemperatuur. Pas daarna worden
de eieren in de
broedmachine gelegd.Deze opwarming is niet nodig als u de eieren
onder een broedende
pop legt.
Slechte eiproductie, Ten
gevolge van ontstekingen van de eileider, die erg gevoelig is voor
invloeden van buitenaf, wil de
eiproductie nog wel eens stagneren. Wat
hiervan precies de oorzaak is, is meestal moeilijk te achterhalen.
Het
komt wel voor dat er geen schaalvorming plaatsvindt (windei). Hier kan
mogelijk de oorzaak liggen in
het feit dat de pop te vet is, waardoor er
vet gevormd wordt rond de eileider, die dan min of meer in
elkaar
gedrukt wordt. Dit heeft tot gevolg dat er geen normale schaalvorming
kan plaatsvinden. Ook een
gebrek aan calcium geeft grote
kans op windeieren.
top
====================================//=====================================
top
Kliermaag verwijdingssyndroom
Kliermaag
Verwijdings Syndroom (KDS), Proventricular Dilatation Syndrome,
Neuropathic Gastric
Dilatation or Macaw Wasting Disease,is een zeer
vervelende en meestal fataal verlopende ziekte die niet
alleen Ara's
maar ook grijze roodstaarten en kaketoe's aantast. Ook andere
kromsnavel soorten kunnen
deze ziekte krijgen, hoewel de amazone
papegaaien relatief bestand lijken tegen deze ziekte.
De ziekte is
voor het eerst herkend in 1971 en is sindsdien vastgesteld in o.a
bovengenoemde soorten
maar ook in
edelpapegaaien, zonparkieten,
grasparkieten en valkparkieten. De ziekte is vastgesteld bij
vogels
vanaf
een leeftijd van 10 weken tot vele tientallen jaren oud.
De aandoening wordt waarschijnlijk
veroorzaakt
door een virus. De
eerste symptomen zijn vaak braken (overgeven vanuit de krop),
verminderde eetlust en kropovervulling ten gevolge van de acute
infectie van krop, klier - en spiermaag
en darmen. Met name bij edelpapegaaien worden ook afwijkingen in het zenuwstelsel gezien
zoals
verlammingen, wankel lopen,
draaihalzen etc. Ongeveer 90% van
de vogels die dit eerste stadium
overleven lijken te herstellen.
Maar
bij de overige 10% van de vogels worden door een chronische
ontstekingsreactie de zenuwcentra in de wand van het maagdarmkanaal
vernietigd. Hierdoor kan de krop zich niet of maar heel langzaam meer
legen ( overvolde krop). De kliermaag raakt opgestopt door de vele
zaden. Deze vogels zitten na het eten vaak langdurig te slikken en met
de hals te rekken. Deze vogels liggen vaak plotseling dood omdat er
een
perforatie in de spierwand ontstaat of omdat de stilstaande
maaginhoud
gaat rotten. Bij andere vogels raakt vooral de spiermaag aangetast met
als gevolg dat de
opgegeten zaden niet meer fijngemalen of tegengehouden
worden maar in zijn geheel en onverteerd in de
ontlasting verschijnen.
Deze vogels vermageren sterk ondanks een buitensporig grote eetlust en
sterven
uiteindelijk van uitputting door de chronische ondervoeding.
Al deze
verschijnselen zijn helaas niet specifiek voor deze aandoening.
Ook andere aandoeningen zoals lood vergiftiging,
bacteriele en
gist-infectie van de krop of maag, dan wel ingeslikte
vreemde voorwerpen
en obstructies (touw) kunnen sterk
gelijkende
symptomen geven. De
diagnose bij een zieke levende vogel kan
heel
moeilijk zijn. Meestal
is er een volledig bloedonderzoek en
ontlastingsonderzoek nodig om
andere aandoeningen uit te sluiten.
De meeste informatie wordt echter
verkregen met een röntgenonderzoek. Looddeeltjes zijn eenvoudig
op de
foto te zien. Op een standaardfoto kan soms de overvolle kliermaag
gezien worden en ook het
ontbreken van de normaal aanwezige maagkiezel
of kleine steentjes is een
sterke aanwijzing. Echter vaak
moet de vogel
wat bariumpap gevoerd worden.
Door
enige tijd daarna opnieuw röntgenfoto's te maken kan vastgesteld
worden
dat er een vertraagde of afwezige krop, kliermaag of
darmlediging is. Al
deze bevindingen kunnen een sterke aanwijzing zijn
voor de aanwezigheid
van een kliermaag verwijding syndroom maar een
onomstotelijk bewijs
vormen zij niet. Voor een definitieve diagnose zijn
stukjes weefsel
uit de krop, kliermaag en/of darm nodig. Bij de levende
vogel noemen we
dit biopten, bij sectie op dode dieren kan een deel van
deze organen
opgestuurd worden. De patholooganatoom kan bij weefselonderzoek
uiteindelijk de
karakteristieke verschijnselen van deze ziekte onder de
microscoop vaststellen en
zo de diagnose
bevestigen.
Kliermaag
verwijding- syndroom is een lastige ziekte omdat zowel het veroorzakende virus, de wijze van
overbrenging (ontlasting en braaksel), de
incubatietijd en de besmettelijkheid onbekend zijn.
Er bestaat ook geen
test waarmee besmette vogels op simpele wijze zijn op te sporen. Als de
ziekte in
een volière opduikt is het zeer moeilijk de ziekte uit te
roeien.
Hoewel het aantal sterf-gevallen meestal niet meer dan 5-10%
bedraagt van het totaal aantal aanwezige
vogels, kan de ziekte gedurende
een periode nog wel 1-2 jaar na het eerste geval nog steeds totaal
onverwacht nieuwe slachtoffers maken. Soms worden aangrenzende hokken
schijnbaar overgeslagen en
duikt de aandoening na drie maanden alsnog
aan het andere eind van de volière op. Er is geen behandeling
of
vaccinatie bekend. Vogels die onverteerde zaden uitpoepen kunnen het
vaak nog heel lang goed doen op
pellet voer (Scenic Bird Food of
Harrison's). Uiteindelijk gaan deze vogels vaak toch dood.
Hoe lang
eenmaal besmette vogels nog besmettelijk blijven is onbekend.
Goede
hygiëne zal de verspreiding van de ziekte moeten voorkomen. Dat wil
zeggen; zo min mogelijke
verhuizingen binnen de hokken, geen nieuwe
aankopen plaatsen bij reeds aanwezige dieren, voederbakken
ontsmetten en
steeds in dezelfde hokken terugplaatsen. Niet met dezelfde schoenen van
het ene hok in
het andere hok lopen en dichte scheidingswanden tussen de
hokken.
Copyright 2007
Dierenartsenpraktijk De Roosberg
top
==============================//===============================
top
Het Kliermaag
Dilatatie Syndroom (KDS)
2009/2010 Gerry M. Dorrestein,
Diagnostisch Pathologie Laboratorium NOIVBD,Wintelresedijk 51,
5507PP Veldhoven. www.noivbd.nl
Inleiding Deze ziekte die als meer dan 30 jaar bekend is, wordt in de
Engelstalige literatuur PDD (Proventricular Dilatation Disease) genoemd. De ziekte komt vooral
voor bij ara’s, kaketoes, grijzeroodstaart papegaaien, edelpapegaaien en
Poicephalus
soorten. Zoals de naam al zegt is een van de belangrijkste
verschijnselen dat de kliermaag verwijd (gedilateerd) wordt. Dit
komt omdat de zenuwen
van de maag (maar ook van de krop en bijnier)
ontstoken raken. Hierdoor raakt de maag (zowel klier- als
spiermaag), maar ook de krop verlamd. Daarnaast kunnen ook de
hersenen ontstoken raken. De eerste
verschijnselen die meestal
gezien worden zijn: “zaden in de ontlasting”. Daarna vermageren de
vogels
sterk. Dit komt omdat de spiermaag het voedsel niet meer kan
malen, de uitgang van de maag(de pylorus)
verlamd is en het voedsel
(de zaden) ongemalen door laat stromen. Hele zaden en brokken kunnen
in de
darm niet verteerd worden en daardoor verhongerd de vogel,
ondanks veel eten. Als de darm of krop ernstig verlamd zijn, lukt zelfs de doorstroming
niet meer, maar de vogel blijft eten,
hij heeft honger!!. Hierdoor
raakt de maag (en krop) overvuld en verstopt. De maag (en krop)
rekken
sterk op en worden volgepropt. Door deze verstopping komt er
geen voedsel meer in de darm en de vogel
sterft de hongerdood (met
een volle maag en krop!). De diagnose kon tot voorkort alleen
gesteld worden
op basis van de verschijnselen (zaden in de
ontlasting en vermageren), een röntgenfoto en een kropbiopt.
Meestal
echter werd de echte diagnose pas gesteld bij een sectie nadat de
vogel dood was.
Casus Een koppel gezonde groenvleugel ara’s ( Ara chloropterus) wordt door
een kweker van pelletvoeding op zaden overgezet. Dit omdat de kweker vond dat de
vogels “ te dik” waren en wat “ schraler” gevoerd moesten worden. Na 5 dagen begint de pop wat
slechter te eten en een dag later
is deze vogel dood. De man lijkt
nog gezond. De vogel wordt aangeboden voor sectie en blijkt
gestorven
met een verstopte kliermaag, overvuld met vooral zaden
(foto 1). Dit heeft geleid tot een met bloed
gevulde darm (hemorrhagische
diathese door een hypoglycaemie) waaraan de vogel gestorven is.
Bij
histologisch onderzoek waren de zenuwen van de krop en maagwand
geïnfiltreerd met lymfocyten,
evenals de cellen in het mergdeel van
de bijnier. Hiermee was de diagnose KDS of PDD rond. Bij de sectie
was er in het pericard vocht aanwezig. Dit is ingevroren bij -20C.
Aan de eigenaar werd geadviseerd om
terug te schakelen naar pelletvoeding (dit hoeft niet vermalen te worden in de maag). Van de
man en een
rosé kaketoe (Eolophus roseicapilla) werd bloed getapt om
dit te controleren op antilichamen tegen het
P40 antigeen van avian
bornavirus (zie discussie hierna). De rosé kaketoe was gehuisvest in
de vlucht
naast de ara’s en in die vlucht was recent de partner
gestorven (geen sectie laten doen). De uitslagen van
de Elisa (P40
antigeen) waren: pericardvocht pop: 0.900, serum man: 0.961 en de
kaketoe: 0.113.
De grens tussen negatief en dubieus is 0.125; en
alle waarden boven 0.200 worden als positief beschouwd.
De beide ara’s waren dus positief en de kaketoe negatief voor
antilichamen tegen P40 antigeen van het
Avian Bornavirus.
Discussie In augustus 2008 werd op een congres door 2 onderzoeksinstituten in
Amerika een virus aangetoond dat, zoals nu bekend is, de veroorzaker is van de
ontsteking in de zenuwen.
Dit virus, het avian bornavirus, is
inmiddels aangetoond in vele landen in de wereld bij papegaaien met
KDS
en ook heeft men met het virus de ziekte kunnen
oproepen bij papegaaien en valkparkieten
(zie referentielijst). Na
dit congres zijn we samen met deze onderzoeksinstituten en de
laboratoriumschool AVANS te Breda begonnen met het ontwikkelen van
testen om de diagnose
(de aanwezigheid van het virus) bij vogels in
Europa vast te stellen.
Deze testen (een PCR en Elisa serologie)
zijn samen onderzoekers uit Amerika en 2008 foto 2)
ontwikkeld
en
getest (De Kloet en Dorrestein, 2009).
Nu
ruim een jaar later zijn wij verheugd te kunnen
meedelen dat er een
gloednieuw ingericht laboratorium in
Veldhoven staat. In dit
laboratorium kunnen we vanaf
januari 2010 starten met het
onderzoeken van vogels op
besmetting met het bornavirus.
Er zijn 2 testen: de elisa
test (serologie) en de PCR (aantonen
sporen van het virus
zelf). De elisa is een bloedonderzoek (serum of plasma)
op
antilichamen
(antistoffen) tegen P40
(avian Bornavirus= ABV) waarvan op dit
moment wordt
aangenomen dat het de verwekker/ betrokken is bij het
kliermaag dilatatie syndroom. De PCR wordt gedaan op
cloaca swabs. De resultaten van de elisa (serologie)
moeten als volgt worden
beoordeeld: 1. De vogel is negatief dwz geen contact met ABV en daarmee een
negatieve vogel.
We hebben diverse voorbeelden waarbij de partner
aan PDD (PCR/serologie ABV positief) is overleden,
maar de negatieve
partner is (na 5x testen) nog steeds serologisch negatief is en ook
enkele uitgevoerde
PCR’s blijven negatief. 2. Vogel is ziek, verdacht van ABV en serologie is positief >>
vrijwel zeker ABV (PDD) 3. Vogel is ziek, verdacht van ABV, maar de serologie is negatief >>
er is geen sprake van PDD door ABV, maar er zal een andere ziekte in het spel zijn.
4. Vogel is gezond, maar positief voor serologie ABV >> verdacht als
drager maar hoeft niet ziek te
worden. We hebben diverse van deze vogels op dit moment in
onderzoek die al een tijd lang serologisch
positief zijn. Sommigen hebben ook een
positieve PCR, anderen zijn bij herhaling PCR negatief.
Toch adviseren we deze laatste groep apart
te huisvesten van de serologisch negatieve vogels.
Wat is nu het voordeel van het
testen van gezonde vogels op de aanwezigheid van antistoffen (serologie, elisa)? Uit onderzoek tot nu toe blijkt dat niet alle
vogels die besmet raken met het virus ook
KDS ontwikkelen. Dat is
ook logisch, want niet iedereen die met het griepvirus besmet wordt
krijgt de
griep. Maar ook worden de meeste mensen die de griep
krijgen (gelukkig maar) weer beter en raken het
virus weer kwijt.
Met deze test kunnen we vroegtijdig de besmetting vaststellen. Het
voordeel hiervan is
dat we dan de voeding kunnen aanpassen; geen
zaden meer, maar uitsluiten pellets. Op deze manier
hebben
we een
aantal vogels zitten die het al meer dan een jaar prima doen en niet
ziek worden, hoewel
ze besmet
zijn. We blijven deze vogels volgen om
te zien of ze uiteindelijk het virus kwijtraken en
daarmee ook de
antilichamen verdwijnen. Een ander voordeel van deze test is dat als
men vogels aan de
collectie wil
toevoegen, men deze kan testen op
antistoffen. Zijn de antistoffen afwezig (dus de test
negatief) dan
heeft deze vogel geen contact gehad met het virus en kan dan zonder
problemen
toegevoegd worden aan
een niet besmette collectie. U zult begrijpen dat nu deze testen beschikbaar
komen we ook pas
echt
kunnen gaan onderzoeken hoe het virus zich verspreid en hoe de ziekte verloopt
na besmetting.
We zullen de komende jaren hierover veel ontdekken.
Referenties BERG M, JOHANSSON M, MONTELL H, BERG AL. Wild birds as a possible
natural reservoir of Borna disease virus. Epidemiol Infect. 2001;
127:173–8. BOND MW, DOWN D, WOLF S.
Screening for psittacine
proventricular dilatation syndrome. Proc Annu Conf Assoc Avian Vet
1993: 92-7. DEB A, BORJAL RJ, BÜRKLE M, WATSON R, HAMMER
S.Evaluation of
Avian Paramyxovirus-1 serology and crop biopsy for
the diagnosis of Proventricular Dilatation Disease in captive Spix’s
Macaws (Cyanopsitta spixii) Proc Europ Assoc Zoo- and Wildlife
Vet
2008: 339-42. BRIESE T, HATALSKI C G, KLICHE S, PARK Y, LIPKIN WI,
Enzyme-linked immunosorbent assay for detecting antibodies to Borna
disease virus-specific proteins.
J. Clin. Microbiol. 1995: 33;348-
51. DORRESTEIN GM, DE KLOET SR, HONKAVUORI KS, BRIESE T, TIZARD I,
BASTIAANSEN P, VERHOEVEN JTP, SARRAFZADEH ZARGAR D,
VERSCHUREN MCM, LIPKIN WI. Comparison of PCR assays for the
detection Avian Borna Virus in histologically proven cases
Proventricular Dilatation Disease in psittacines. Proc Int
Conf Dis
Zoo Wild Anim, Beekse Bergen, The Netherlands 2009:14-8. GANCZ AY,
KISTLER AL, GRENINGER AL, FARNOUSHI Y, MECHANI S, PERL S, BERKOWITZ
A, PEREZ N, CLUBB S,
DERISI JL, GANEM D, LUBLIN A. Experimental
induction of proventricular dilatation disease in cockatiels (Nymphicus
hollandicus) inoculated with brain homogenates containing avian
bornavirus 4. Virol J. 2009; 6:100. [Epub ahead of print] GOUGH RE,
DRURY SE, CULVER F, BRITTON P, CAVANAGH D. Isolation of a
coronavirus from a green-cheeked Amazon parrot
(Amazon viridigenalis
Cassin). Avian Pathol 2006; 35:122-6. GREGORY C, LATIMER KS, NIAGRO
F, RITCHIE BW, CAMPAGNOLI RP, NORTON TM, GREENACRE CB (1994) A
review of
proventricular dilatation syndrome. J Assoc Avian Vet
1994; 8:69-75. GRUND CH, WERNER O, GELDERBLOM HR, GRIMM F, KÖSTERS J
(2002) Avian paramyxovirus serotype 1 isolates
from the spinal cord
of parrots display a very low virulence. J Vet Med B Infect Dis Vet
Public Health 2002; 49:445-51. HARLOW E, LANE, DL. Antibodies, a
laboratory manual. Cold Spring
Harbor Laboratory Press, Cold Spring
Harbor, New York, 1988. HONKAVUORI KS, SHIVAPRASAD HL, WILLIAMS BL,
QUAN PL, HORNIG M, STREET C, PALACIOS G, HUTCHISON SK,
FRANCA M,
EGHOLM M, BRIESE T, LIPKIN WI. Novel Borna Virus in Psittacine Birds with Proventricular Dilatation
Disease. Emerg Infect 2008; 14:1883-6. HOPPES S, GRAY P. Update on
proventricular dilatation disease. Proc Conf Avian Medicine and
Surgery, EAAV, Antwerp, Belgium. 2009:141-6. KISTLER AL, GANCZ A,
CLUBB S, SKEWES-COX P, FISCHER K, SORBER K,
CHIU CY, LUBLIN A,
MECHANI S, FARNOUSHI Y, GRENINGER A, WEN CC, KARLENE SB, GANEM D,
DERISI JL. Recovery of divergent avian bornaviruses from cases of
proventricular
dilatation disease: identification of a candidate
etiologic agent. Virol J. 2008; 5:88. DE KLOET SR, DORRESTEIN GM.
Presence of avian bornavirus RNA and anti avian bornavirus
antibodies
in apparently healthy macaws. Avian Diseases. 2009:53;
568–573. KOBAYASHI T, KAMITANI W, ZHANG G, et al. Borna disease
virus nucleoprotein requires both nuclear localization and
export activities for viral nucleocytoplasmic shuttling. J Virol 2001;75:
3404–12. LIERZ, MICHAEL, HAFEZ M. HAFEZ, KIRSI S. HONKAVUORI, ACHIM
D. GRUBER, PHILIPP OLIAS,
ELSAYED M. ABDELWHAB, ANDREA KOHLS, W. IAN
LIPKIN, THOMAS BRIESE AND RUEDIGER HAUCK. Anatomical distribution of
avian bornavirus in parrots, its occurrence in clinically
healthy
birds and ABV-antibody detection. Avian Pathology 2009, 38, 491_496
LIPKIN W I, BRIESE T. Bornaviridae. In Fields Virology (5th edition),
D. M. Knipe and R. M. Howley, eds.,
Lippincott, Williams & Wilkins,
a Wolters Kluwer Business, Philadelphia, USA, 2007;1829- 51. LUDWIG
H, BODE L, GOSZTONYI G. Borna disease: a persistent virus infection
of the central
nervous system. Progr Med Virol 1988;35:107-51.
MALKINSON M, WEISMAN Y, ASHASH E, BODE L, LUDWIG H. Borna disease in
ostriches. Vet Rec. 1993; 133:304. NOLAN T, HANDS
RE, OGUNKOLADE W,
and BUSTIN SA. SPUD: A quantitative PCR assay for the detection of
inhibitors in nucleic acid preparations. Analytical Biochemistry
2006; 351:308-10. OUYANG, N.
R. STORTS, Y. TIAN, W. WIGLE, I.
VILLANUEVA, N. MIRHOSSEINI, S. PAYNE, P. GRAY AND I. TIZARD.
Histopathology and the detection of avian bornavirus in the nervous
system of
birds diagnosed with proventricular dilatation disease.
Avian Pathology 2009; 38, 393_401. RINDER M, ACKERMANN A, KEMPF H,
KASPERS B, KORBEL R, STAEHELI P. Broad tissue and
cell tropism of
avian bornavirus in parrots with proventricular dilatation disease.
J. Virol. 2009; 83:5401-7. RITCHIE B. Avian Viruses: Function and
Control. Lake Worth: Wingers Publishing
1995. SANGER F, NICKLEN S,
COULSON AR. DNA sequencing with chain terminating nucleotides. Proc.
Natl. Acad. Sci. USA. 1977; 74:5463-7. SCHNEIDER U, NAEGELE M,
STAEHELI P.
Regulation of the Borna disease virus polymerase complex
by the viral nucleoprotein p38 isoform. Arch Virol 2004;149:1409-14.
SCHWEMMLE M, SALVATORE M, SHO L, RICHT J, LEE CH,
LIPKIN WI.
Interactions of the borna disease virus P. N. and X proteins and
their functional implications. J. Biol. Chem. 1998; 273:9007-12.
VILLANNUEVA P, GRAY P, TIZARD I. Detection
of an antigen specific
for proventriculus dilatation disease in psittacine birds.
Veterinary Record
top
==============================//===============================
Vogelmest als indicator
top
voor
verschillende ziekten .
Om te kunnen
begrijpen wat mogelijke oorzaken zijn van veranderingen in het uiterlijk
van vogelmest is
het vereist dat men enige kennis heeft van de
anatomische bijzonderheden van vertering en
urinekanaal van een vogel.De
meeste vogelsoorten hebben een krop. Het is een zakachtige verwijding
van
de slokdarm die dient als voedselopslagplaats. In de krop word het
voer bevochtigd, maar er vind
geen vertering plaats. Een vogelmaag
bestaat uit twee gedeelten: de kliermaag en de spiermaag.
Allereerst
bereikt het voer de kliermaag waar door in de maagwand gelegen klieren
belangrijke
verteringssappen als maagzuur en pepsine aan de voedselbrij
worden toegevoegd. Vervolgens word de
voedselbrij in de spiermaag
mechanisch gekneed en vermalen. Hierbij doen kleine steentjes, die de
vogel in de vorm van bijvoorbeeld maagkiezel hebben opgenomen, goede
hand en spandiensten.
Dit mag dan ook niet aan het menu ontbreken!
spiermaag met steentjes.
Nadat de
voedselbestanddelen de maag verlaten hebben bereiken ze het eerste
gedeelte van de dunne
darm. Hier monden de uitgangen van de alvleesklier uit. De enzymen die in de alvleesklier geproduceerd
worden zijn erg
belangrijk voor de vertering van vetten en zetmeel. Omdat de vogeldarm
relatief kort is,
is de passagesnelheid en dus de verblijf in de darm kort. Niet alle vogelsoorten bezitten een blinde darm.
Ze ontbreken
bijvoorbeeld bij papagaaiachtigen , vinken en duiven. Op het eind mondt
de darm uit in de
cloaca. Hier monden eveneens de urineleider en de
geslachtsorganen uit. Het gevolg hiervan is dat een
vogel mest en urine
niet gescheiden, zoals bij zoogdieren, uitscheidt, maar gezamenlijk. Een
andere
belangrijke bijzonderheid is dat vogels geen urineblaas hebben,
maar dat hun urine in geconcentreerde
vorm als urinezuur worden uitgescheiden. De uitwerpselen van vogels bestaan dientengevolge uit de
volgende onderdelen.
Mest:
Een bruinachtige tot groenachtig
gekleurde streng met een min of meer vaste
Urine:
A.
Urinezuurkristallen: een witachtige tot witachtig geel
gekleurde massa. B. Vloeibaar urinegedeelte: doorzichtige,
kleurloze vloeistof.
Het uiterlijk, de vorm en de kleur, maar
ook de hoeveelheid van de uitscheiding word beïnvloed door
diverse omstandigheden. Bij gezonde vogels onder andere door soort, tijdstip van
de dag, voersoort en voerhoeveelheid, de opgenomen hoeveelheid water en
eventuele voortplantingsactiviteit. Bij zieke vogels
worden veranderingen
in de mest onder andere veroorzaakt door infecties, parasieten,
vergiftigingen,
aandoeningen van de darmen, de nieren of van de
alvleesklier of voedingsfouten.
Wanneer vogelliefhebber
dagelijks
routinematig de mestkwaliteit in de gaten houd,kunnen veranderingen
snel opgemerkt worden.
Het kan aanwijzingen geven om een vroege diagnose
van diverse aandoeningen te
kunnen vaststellen en kan
daardoor bijdragen
tot een snelle oplossing van het probleem.
Enkele typische
veranderingen van de mest en eventuele oorzaken. Op basis van beide
onderdelen van de
uitscheiding van een vogel moet onderscheid gemaakt
worden in veranderingen van de mest en
veranderingen van de
urine-uitscheiding.
1. Verandering van de mest.
Kleurverandering Bij een gezond dier treden kleurveranderingen op als
gevolg van het eten van sterk gekleurde
voedermiddelen als
jeneverbessen, vlierbessen, kersen of wortels of door een voerovergang
(bijvoorbeeld het overgaan van zaden - naar korrelvoeding) Opvallend
donkere of roodachtige gekleurde
mest als gevolg van bijmenging van
bloed. Is het bloed afkomstig uit het voorste gedeelte van de darmen,
dan word het gedurende de darmpassage gedeeltelijk aangetast en
verkleurt daardoor tot zwartbruin.
Is het bloed afkomstig uit het
laatste stuk van de darm, dan is de mest min of meer rood tot roodbruin
van kleur. Mogelijke oorzaken: verwondingen, bijvoorbeeld door
vreemde voorwerpen, zware infecties
(met name bacteriële infecties)
sterke besmetting met darmparasieten (bijvoorbeeld coccidien),
vergiftiging (bijvoorbeeld door zware metalen)
Geelachtige tot
groenachtig gekleurde mest: Een dergelijke kleur mest komt voor bij
ziekten van de
lever ten gevolge van de verhoogde uitscheiding van
galkleurstoffen. Mogelijke oorzaken: ontstekingen
van
de lever door
bacteriën (bv. Psittacose-papegaaienziekte), virussen (Ziekte van
Pacheco) of
darmparasieten. Leverbeschadigingen, bijvoorbeeld door
vergiften, kunnen tot soortgelijke
verkleuringen
aanleiding geven.
Bleek grijsbruin en
volumineus. Een dergelijke kleur word aangetroffen bij zware
aandoeningen van de alvleesklier ten gevolge van een
verstoorde vet- en
zetmeelvertering.
Weke, natte mest Bij een gezond dier treft
men weke, natte mest aan ten gevolge van een voerwisseling of de opname
van
grotere hoeveelheden zachtvoer, fruit of groenten.
Echte diarree: er wordt geen
echte mest gevormd; soms kunnen gasblaasjes in de mest te zien zijn,
terwijl de mest tevens kan stinken. Vaak kunnen tegelijkertijd met de
diarree ook kleurveranderingen
te zien zijn waarbij de mest groen of
geelachtig is. Mogelijke oorzaken: bacteriële infectie,
virusinfectie, schimmelvergiftiging of parasieten.
Bijmenging in
de mest Parasieten: slechts bij een zeer sterke besmetting kunnen met
het blote oog wormen in de mest gezien
worden. Meestal is echter
microscopisch onderzoek nodig om te kunnen vaststellen of er parasieten
of
hun
eieren in de mest aanwezig zijn.
Onverteerde
voerbestanddelen: een alarmsignaal dat aangeeft dat er een zware ziekte
heerst in de
krop,
maag of de darmen. De vogel heeft veel te leiden van
een verteringsstoornis.
Hij vreet mogelijk weliswaar veel, maar kan het
niet goed verteren waardoor hij snel gewicht en kracht
verliest.
Mogelijke oorzaak:
het kan een neurologische verwijding van de maag
zijn,
een ongeneeslijke
virale infectieziekte
(bij papegaaien)
Bij grasparkieten kan
een infectie met "megabacteriën" tot dezelfde verschijnselen leiden.
Onderzoek
van recente datum geeft aan dat het bij grasparkieten hoogst
waarschijnlijk gaat om schimmels.
Maar ook andere aandoeningen van maag,
darmen, alvleesklier of een besmetting met parasieten kunnen
een rol
spelen.
Ik hoop dat dit artikel een
beetje bij kan dragen met het herkennen van veranderingen in de mest en
de
daarbij behorende aandoening. Ga overigens nooit experimenteren met
medicijnen, maar probeer
eventueel wat mest op te vangen om dit door een
dierenarts te laten
onderzoeken.
top
======================//============================
top
Algemene richtlijnen
ter voorkoming en genezing van ziektes.
Door Harrie van der Linden .
Jaarlijks gaan veel vogels dood aan
ziekten die voorkomen hadden kunnen worden als de eigenaar wat
meer
aan ziektepreventie had gedaan. Meer dan de helft van het aantal
doodsoorzaken is terug te voeren
op huisvestingsfouten, onvolledige voeding,
gebrekkige hygiëne en het achterwege blijven van doelmatige
voorzorgsmaatregelen. Wie zijn vogels in een tochtig en vochtig onderkomen
huisvest of te veel vogels in
een te kleine ruimte houdt, vraagt om narigheid.
Hetzelfde geldt voor de liefhebber die zijn vogels
uitsluitend zaad voorzet of
de algemene hygiëne aan zijn laars lapt. Ook het instellen van een
quarantaineperiode voor nieuw aangekochte vogels, behoort tot de normale
voorzorgsmaatregelen ter
voorkoming van ziekten. De aankoop van vogels van
onbekende herkomst op vogelmarkten en vogelbeurzen
is in menig opzicht een
groot
risico en moet om die reden worden afgeraden.
Laten we toch vooral
bedenken
dat
de goedkoopste en meest effectieve bestrijding van ziekten nog altijd
het voorkómen
ervan is. Helaas kan ook de
beste verzorging niet voorkomen dat er wel eens vogels ziek
worden.
Ook
optimaal
verzorgde vogels kunnen een longontsteking of een virusziekte oplopen of
besmet
worden
met parasieten of bacteriën. Kortom ook de liefhebber die zijn dieren
optimaal verzorgt, zal van
tijd tot
tijd met ziekten te maken
krijgen. Ongeacht de aard van
de ziekte ziet de ene zieke vogel er
bijna
precies zo uit als de andere.
Sommige
vogels kunnen diarree of ademhalingsmoeilijkheden hebben,
wat
een aanwijzing
kan
zijn voor een bepaalde ziekte. Vaker worden we echter geconfronteerd met het
volgende algemene beeld: een afkeer van beweging, opgezette veren, suffen,
apathisch gedrag,
veel slapen met twee poten op een stok in plaats van met één
poot opgetrokken in de bevedering zoals
normaal bij het slapen, half
toegeknepen
dof staande ogen, een verminderd vliegvermogen.
Zodra een vogel een of
verschillende van bovenstaande symptomen vertoont, moeten we
ingrijpen.
Neem geen afwachtende houding aan, want een dag uitstel betekent
meestal het einde voor de vogel;
bovendien riskeert u bij een besmettelijke
ziekte ook het leven van de
andere vogels. Vang de vogel dus
direct uit en probeer de aard van de ziekte
te
ontdekken. Soms zijn de symptomen zo duidelijk dat de
oorzaak van de ziekte
gemakkelijk is vast te stellen en men gericht te werk kan gaan.
In de meeste
gevallen echter zal het
stellen van een diagnose voor ons vogelhouders niet mogelijk zijn.
Wanneer u
er
zelf niet uitkomt, aarzel dan niet een dierenarts te raadplegen. Uiteindelijk
is
hij de eerst
aangewezen persoon om bij ziekten van dieren hulp te bieden. Het
is
stellig waar, dat één zieke vogel
vaak
minder waard is dan een bezoek aan de dierenarts, maar als de mogelijkheid van een besmettelijke
ziekte
niet uitgesloten is, is het een welbestede uitgave. Een catastrofe zoals een totale
ontvolking van
uw
fokkerij, kost u behalve veel geld ook een aantal slapeloze
nachten. Bovendien ben ik van mening dat
iemand die dieren wil houden ook de
consequenties ervan dient te aanvaarden. Wat de oorzaak van
het
kwaad ook mag zijn, zet een zieke vogel altijd apart, het liefst in een zgn .
ziekenkooi die voorzien is van
een regelbare warmtebron. Vogels
hebben een hoge stofwisselingsgraad, hun lichaamstemperatuur ligt
enkele graden Celsius boven die van de mens, zodat iedere storing of
ziekte gemakkelijk de normale regulatiesystemen in het lichaam in de
war brengt. Een zieke vogel zal dan ook spoedig moeite hebben
zijn
lichaamstemperatuur op peil te houden. Ook de bloedcirculatie is
verminderd, waardoor het
ziekteproces
versneld wordt en de weerstand
tegen andere ziekten snel afneemt. Essentieel is te
trachten hierin
wat
verbetering te brengen door de patiënt extra warmte te
verschaffen. Begin met de temperatuur in de
ziekenkooi op ongeveer
Celsius af te stellen. Blijft de vogel bij deze temperatuur 'dik'
zitten, voer dan de temperatuur tot 35gr. op. Als de vogel met open
snavel begint te hijgen, is het te
warm en moet de
temperatuur
omlaag. In lichte ziektegevallen heeft het verblijf in een verwarmde
omgeving vaak een
verrassend resultaat. De warmte, benodigd voor het
op peil houden van de
lichaamstemperatuur, stelt de vogel in staat
met zijn eigen afweermiddelen de ziekte te overwinnen.
Wanneer de
vogel opgeknapt is,
kan de temperatuur over een periode van een paar
dagen geleidelijk
weer worden teruggebracht tot de
normale. Enkele
dagen daarna kan de vogel weer in zijn eigen omgeving
worden
losgelaten.
Als kort na elkaar verschillende vogels ziek worden,
zijn er twee manieren om het
kwaad te bestrijden.
De eerste en
helaas meest gebruikelijke is, zelf te klungelen met producten die
men bij de hand heeft.
De kans dat men er op deze manier in slaagt
de ziekte onder controle te krijgen,
is bijzonder klein.
De tweede
en verreweg de beste manier van werken is, alle vogels met verdachte
symptomen apart te
zetten, niets toe te dienen en zich onmiddellijk
tot een dierenarts te wenden met
het verzoek onderzoek
te
verrichten. Men kan zich ook richten tot de Faculteit
Diergeneeskunde,Kliniek
voor Gezelschapsdieren,
afdeling kleine
gezelschapsdieren, vogels en bijzondere dieren te Utrecht,
telefoon
(afspraken) 030-2539411. De kosten die deze instelling voor het nderzoek in rekening brengt,
vallen over het algemeen wel mee. Voor
het onderzoek kan men het beste een zieke vogel aanbieden die
naar alle waarschijnlijkheid
toch niet meer te redden is. De dierenarts kan het dier
dan pijnloos uit zijn
lijden verlossen en het onderzoek onmiddellijk daarna
verrichten. Het pijnloos
doden van een stervende
vogel kan nauwelijks bezwaarlijk
zijn, te meer omdat de ziekteverwekkers veel beter te achterhalen
zijn
bij een post-mortem onderzoek waardoor andere vogels mogelijk
gered kunnen worden.
Men heeft gewoonlijk ongeveer 48 uur nodig om
één of verschillende bacteriën te determineren en te
identificeren -
iets meer tijd als het om paratyfus of om chlamydiose
(papegaaienziekte) gaat - maar na
het eerste onderzoek is meestal al
een min of meer gerichte behandeling mogelijk.
Zieke vogels die
binnen drie etmalen na het optreden van ziekteverschijnselen met de
juiste medicijnen
worden behandeld, hebben een reële kans op
herstel. Daarna verminderen de kansen op welslagen naar
gelang men
het onderzoek uitstelt. Gebreksziekten zijn eigenlijk geen echte
ziekten; ze ontstaan als de
vogels een noodzakelijk voedingselement tekort komen of er te veel van krijgen en ze
verdwijnen
gewoonlijk zodra de oorzaak is opgeheven. De gevolgen
van een verkeerde voeding ziet men het best en
het snelst op
momenten, dat aan de vogels hoge eisen gesteld worden, ruiperiode,
eieren leggen, maar
ook
bij infectieziekten en 'stress'. In
extreme gevallen, vooral bij nestjongen, kunnen er als gevolg van
gebreksziekten misvormingen optreden met onherstelbare
gevolgen.
Een groot aantal gebreksziekten is
het gevolg van een
gebrek aan een bepaalde vitamine of aan verschillende vitaminen.
Iedere vitamine
grijpt op een zeer specifieke wijze in het proces
van de stofwisseling in. Gebrek of een tekort aan een
bepaalde
vitamine uit zich in een ziektebeeld dat karakteristiek is voor de
ontbrekende vitamine.
Men spreekt bij het totaal ontbreken van een vitamine van
avitaminose en bij een tekort hypovitaminose.
Een
teveel aan vitamine, wat zich vooral voor kan doen bij de vitaminen
A en D, wordt hypervitaminose
genoemd.
Beschouwen we nu de
ziektebeelden die het gevolg zijn van vitaminedeficiënties.
Vitamine A-deficiëntie; Vitamine A is de meest belangrijke
vitamine. Zij is onontbeerlijk voor het bestaan van het leven, de
groei
en de voortplanting. Avitaminose A uit zich in een algemene
achteruitgang van de gezondheid,onbevruchte
eieren, zwellingen aan
poten en kop, ruwe bevedering en plotselinge sterfte.
Hypervitaminose A
veroorzaakt leverproblemen, ontkleuren en los
zitten van de veren.
Vitamine D3-deficiëntie; Vitamine
D3 speelt een belangrijke rol bij de beenvorming en is vooral
onmisbaar bij de calcium- en fosforstofwisseling. Daarnaast speelt
deze vitamine ook een rol in de bescherming tegen infecties en de
vruchtbaarheid.
Avitaminose D3 veroorzaakt veelal rachitis,
gekenmerkt dooreen week beendergestel, zachte pijnlijke
gewrichten
en een in S-vorm vergroeid borstbeen. De aandoening komt alleen voor
bij jonge opgroeiende
dieren. Men kan de diagnose stellen door
aftasting van het skelet. Met enige
anatomische kennis is dit
zeer
wel mogelijk. In
twijfelgevallen kunnen door de
dierenarts foto's gemaakt worden. De maatregelen
ter
voorkoming en behandeling van rachitis zijn identiek. Voldoende
vitamine D3 verstrekken en zorgen
voor
voldoende zon. Voorts zorgen
dat de vogels de beschikking hebben over een goed mineralenmengsel
waarin
in voldoende mate fosfor en calcium aanwezig zijn, bv.
voederkalk. In ernstige mate aangetaste
dieren
blijven misvormd,
doordat de verbogen beenderen door de opname van genoemde mineralen
hard
worden
en in de onnatuurlijke vorm blijven staan. Andere
deficiëntieverschijnselen als gevolg van
avitaminose D3
zijn:
slechte groei, verlammingsverschijnselen, ruwe bevedering,
schaalloze eieren en
legnood. Een overdosering vit. D gedurende
langere tijd resulteert in ontkalking van het beendergestel.
Vitamine E-deficiëntie; Het feit dat men de vitamine E in
sterke concentratie aantreft in de hypofyse, de bijnieren en de
testes
doet vermoeden dat het een belangrijk biochemische rol speelt
in de klieren met inwendige secretie.
Verder is vitamine E als
antioxidant van vitamine A indirect van invloed op de
vruchtbaarheid. Een tekort
aan vitamine E resulteert in slechte
broed- uitkomsten. Ook verlammingsverschijnselen en het
onvermogen tot vliegen kunnen een gevolg zijn van een vitamine E-deficiëntie.
Vitamine B-deficiënties;
Een avitaminose B1 veroorzaakt een vergiftiging van het zenuwstelsel door de
afbraakproducten van de suikerverbranding in de spieren.
Vandaar dat
bij een tekort aan vitamine B1 o.a. verlammingsverschijnselen
optreden.
Andere deficiëntieverschijnselen zijn: ruwe bevedering,
bol zitten en een slijmerige ontlasting.
Ook het vitamine B2 is
betrokken bij de stofwisseling van de suikers. Een vitamine B2
deficiëntie uit zich
in een verminderde groei, afsterven van het
embryo in het ei en teenverkrommingen. Een tekort aan
vitamine B6
leidt onherroepelijk tot storingen in de eiwitstofwisseling en een
hiermee gepaard gaande
slechte groei en kramptoestanden. Een vitamine B12-gebrek zal ongetwijfeld leiden tot slechte
broedresultaten, zoals slecht uit het ei komen en een hoge sterfte
gedurende de eerste levensdagen.
Choline-deficiëntie leidt tot
leververvetting en een hiermede gepaard gaande lichamelijke
achteruitgang. Een tekort aan nicotinezuur, ook wel vitamine P
genoemd, veroorzaakt diarree, gemis aan eetlust, vertraagde groei,
een gebrekkige bevedering en ontstekingen aan de huid. Een tekort
aan pantotheenzuur ten slotte veroorzaakt een groeistilstand. Ook
lage broeduitkomsten en een slechte bevedering met kale plekken in
de nek en hals kunnen op een gebrek aan pantotheenzuur duiden.
Behalve de zojuist opgesomde gebreksziekten als gevolg van een
gebrek aan één of verschillende vitaminen, zijn er nog een aantal
bekend waaraan een tekort aan eiwitten of een eiwitovervoeding
ten grondslag ligt. De belangrijkste wil ik niet onvermeld laten.
Vetzucht.
Vetzucht komt het meest
voor bij solitair gehouden vogels, maar ook vogels die lang in
broedkooien zitten hebben er wel eens last van. De oorzaken zijn
voedingsfouten, gemis aan beweging, maar kunnen ook van hormonale
aard zijn. Onderhuids op rug en buikwand worden aanzienlijke
vetvoorraden aangetroffen. Soms doet zich een donkergele
pigmentatie voor met tumoraal aspect. Vetzucht gaat veelal gepaard
met kortademigheid, slaperigheid, onvruchtbaarheid enz. In extreme
gevallen kan de vogel bezwijken aan een hartverlamming. De
behandeling tegen vervetting is simpel. Meer beweging, vogel op
rantsoen zetten, groenvoer en fruit geven. Men onderscheidt twee
vormen van jicht, namelijk gewrichtsjicht en ingewandsjicht. Bij
gewrichtsjicht zijn de gewrichten gezwollen vooral de voetwortel en
de teengewrichten. Deze zijn dik, voelen warm aan, zijn pijnlijk en
bevatten uraten in de vorm van kleine knobbels met een crèmekleurige
pasta-achtige inhoud, vergelijkbaar met etterhaarden. Bij
ingewandsjicht kunnen nieren, lever, milt, darmen, longen en
luchtzakken aangetast zijn. In tegenstelling tot gewrichtsjicht is
ingewandsjicht bij levende dieren niet vast te stellen. Vogels die
sterk vermageren en een krijtachtige ontlasting hebben zijn
verdacht. De oorzaak van jicht staat niet vast. Mogelijke oorzaken
zijn: een tekort aan vitamine A, eiwitovervoeding, nierbeschadiging,
watertekort. Ook erfelijke factoren spelen mogelijk een rol. Jicht
komt in elke leeftijdscategorie voor. De aandoening is bij oudere
dieren slepend. De vogels vermageren sterk en kwijnen langzaam weg.
Beide vormen van jicht zijn ongeneeslijk. Jicht kan preventief
bestreden worden door voldoende fris drinkwater ter beschikking te
stellen, waken voor eiwit-overvoeding en tekort aan vitamine A. Hieronder een overzicht van de meest voorkomende infectieziekten.
Parasitaire aandoeningen en ziekten.
Uitwendige
parasieten; (ectoparasieten)Mijten en luizen. Vogels worden
regelmatig geplaagd door uitwendige parasieten. De voornaamste
uitwendige parasieten die we bij vogels aan kunnen treffen, zijn:
bloedmijt (bloedluis), vedermijt, vederluis, en schurftmijt. Ze alle
in detail bespreken zou te ver voeren en ik zal mij hier dan ook
beperken tot enkele algemene beschouwingen en richtlijnen. Als regel
maken alle huidparasieten de vogels onrustig en doen hun eetlust
verminderen waardoor ze vermageren en hun conditie achteruit gaat.
Vooral jonge vogels zijn er zeer gevoelig voor. Behalve deze
algemene verschijnselen veroorzaken sommige parasieten ook nog
specifieke letsels. De bloedmijt zuigt 's nachts bloed en
veroorzaakt zo bloedarmoede. Vooral broedende en jonge vogels die in
het nestblok zitten, ondervinden veel hinder van de bloedmijt,
waardoor de kweek nadelig wordt beïnvloed en soms geheel mislukt. De
vedermijten tasten de bevedering aan en zetten er hun eieren (neten)
op af. Sommige mijtsoorten dringen de schacht van de zich
ontwikkelende veer binnen en leven van de voedingsstoffen waarvan de
veer moet groeien. Het is duidelijk dat op die manier van een goede
bevedering niets terechtkomt. Ook de al aanwezige bevedering
wordt ernstig aangetast. Ook de kleine vederluis tast de bevedering
aan en zet haar neten erop af. De voedselmijt leeft niet zozeer op
de vogel zelf, maar in de zaadbakken of tussen bedorven zaad. Het is
duidelijk dat ze de vogels schade berokkenen als ze samen met het
aangetaste zaad opgenomen worden. Preventief kunnen we bovenstaande
parasieten bestrijden door de mijten zo min mogelijk schuilgelegenheid te
bieden en te zorgen voor een droog hok en goede hygiënische
voorzieningen. Wanneer we ondanks alles toch met deze parasieten
geconfronteerd worden, zullen we gebruik moeten maken van
insecticiden. De voorkeur gaat uit naar een insecticide op basis van
pyrethrine en piperonylbutoxyde. Het wordt door verschillende
fabrikanten in de handel gebracht en is voor de vogels het minst
schadelijk; chloorhoudende insecticiden echter kan men beter niet
gebruiken. Het spreekt vanzelf dat we ons bij het gebruik van
bestrijdingsmiddelen nauwgezet houden aan de toepassingsvoorschriften die op de verpakking staan aangegeven. Als
ontsmettingsmiddel van kooien en binnenverblijven kan malathion
(4-5%), een organofosfaat, wél veilig gebruikt worden. Uiteraard
dienen de vogels voor de behandeling uit de verblijven verwijderd te worden en
dient er een ruime tijd
gewacht te worden alvorens ze weer toe te laten. Het
zogeheten 'Scaly face' bij grasparkieten werd in de laatste jaren
ook enkele keren vastgesteld bij agaporniden. De aandoening, ook
wel schurftmijtziekte genoemd, wordt veroorzaakt door de mijt , die de vogel rond de snavel,
de ogen, de anus en aan de poten aantast. De schurftmijt zet zich af
op veerfollikels en in huidplooien en dringt direct de opperhuid
binnen. De daarbij ontstane huidveranderingen veroorzaken op en
rondom genoemde lichaamsdelen kraterachtige woekeringen. Als we er
niets aan doen gaan de vogels op den duur te gronde. Over de wijze
waarop de aandoening van de ene op de andere vogel wordt
overgebracht lopen de meningen uiteen. Sommigen zijn van mening dat
sommige vogels latente dragers van de mijt zijn en veronderstellen
dat de parasiet al bij het voeren in het nest op de jongen wordt
overgedragen. De aandoening komt echter incidenteel ook voor bij
oudere agaporniden in samenhang met andere gezondheidsstoringen, die
resulteren in een verminderd weersstands vermogen. Onderzoekingen
hebben aangetoond dat de aandoening zich niet door het
volièrebestand verspreidt. Een behandeling met Ivermectine (Ivermectin)
geeft goede resultaten. De behandeling geschiedt door 2 druppels van
dit middel in de halsstreek van de vogel aan te brengen. De
behandeling wordt zonodig enkele keren herhaald. In het beginstadium
van de aandoening is ook paraffinum liquidum (vloeibare paraffine)
zeer effectief. De aangetaste plekken gedurende 5 dagen insmeren.
Inwendige parasieten;(endoparasieten)Wormen Van de inwendige
parasieten kunnen de wormen een ware plaag vormen. De belangrijkste
wormsoorten die de vogels kunnen parasiteren, zijn de ascariden of
spoelwormen en de capillaria of haarwormen. Spoelwormen zijn ronde
wormen die aan beide einden spits uitlopen, met een lengte van
ongeveer 4 cm; de kleur is lichtroze. Ze leven in de ingewanden van
het halfverteerde voedsel dat voor de vogel is bestemd. Behalve dat
irriteren ze ook de darmwand, wat op zichzelf de spijsvertering
ongunstig kan beïnvloeden. De wormen
produceren een overvloed aan eieren, waarvan de schaal dik en donker van kleur
is en die tegelijk met de uitwerpselen van de vogel afgevoerd worden. Ongeveer twee weken hierna zijn de eieren
besmet voor de vogels. De besmetting wordt
veroorzaakt doordat de vogels de eieren opnemen. De niet opgepikte eieren
vormen
nog maandenlang een besmettingsgevaar. De verschijnselen van een ascaridia-besmetting treden enkele weken na de opname van de eieren op,
bijgevolg nooit bij nestjongen. In het begin is een verhoogde eetlust waar te
nemen, doch desondanks vermageren de vogels sterk. Het borstbeen voelt scherp
aan. Zelden treedt diarree op. Vaak raakt de dunne darm geheel verstopt. Dit
veroorzaakt dan een opgezwollen buik, gebrek aan eetlust en braken. Daar deze
wormen tevens irritatie van de darmen veroorzaken, wordt de opname van
vitaminen
belemmerd en kunnen verlammingsverschijnselen optreden, dit zowel bij lichte
als
bij zware
besmettingen. Onnodig erop te wijzen dat de conditie van de vogels
snel achteruit loopt, met dikwijls
fatale gevolgen. De capillaria zijn,
zoals de naam al zegt, zo dun als een haar. De lengte is ongeveer 1 cm
en de
doorsnede 0,3 mm. Ze zijn met het blote oog nauwelijks te onderscheiden. De
eieren die ze
produceren rijpen in ongeveer een week, dus vlugger dan die van
de ascariden.
De haarwormen veroorzaken, doordat ze zich aan het darmslijmvlies
vasthechten, veel ernstiger en meer
plotseling optredende verschijnselen dan spoelwormen. Hier zien we in het algemeen een ernstige
darmontsteking met
dikwijls bloed in de dunne ontlasting waardoor de vogels ernstig ziek worden,
snel
vermageren en vaak niet meer in staat zijn te vliegen. Besmetting vindt
plaats door opname van eieren die
in de uitwerpselen van besmette dieren worden
aangetroffen. De niet opgenomen eieren blijven, net als
met de eieren van
spoelwormen het geval is, nog lang hun besmettings-vermogen behouden, maar is
toch kortstondiger van aard dan die van de spoelwormen. Een uitstekend
wormmiddel is Fenbendazole in een
orale dosering van 10-50 mg/kg lichaamsgewicht. Het middel wordt uitstekend verdragen.
Wordt toegediend met
druppelpipet of knopnaald. Wie de toediening met druppelpipet of knopnaald
niet
aandurft, kan een paar druppels van het middel op een stukje fruit doen. Wel
opletten dat de vogels het
eten. Als de vogels gewend zijn af en toe een
stukje
fruit te krijgen, lukt deze manier van
medicijntoediening wel. Zo niet, dan is
men aangewezen op de drinkwaterkuur. Zeer geschikt voor deze
methode is het
wormmiddel Levamisole. Dosering 400-600ml/l water gedurende 24 uur. Tijdens de
kuur
geen ander drinkwater en groenvoer verstrekken. De orale ontworming,
d.w.z. het wormmiddel
rechtstreeks in de snavel of krop geniet echter de
voorkeur, terwijl de drinkwaterkuur vanwege het
onregelmatige drinkgedrag van
de
vogels niet altijd tot het gewenste resultaat leidt. Een herhaling van
de kuur
na 3 weken is aan te bevelen. Het is wenselijk de
vogels na een wormkuur een extra vitaminestoot
te geven. Vooral een gebrek aan
vitamine A schijnt het besmettingsgevaar aanmerkelijk te
verhogen. Ter voorkoming van herbesmetting dienen de hokken te worden
gedesinfecteerd met een natronloogoplossing
(diverse fabrikaten)Dit moet na een week nog eens worden
herhaald.De buitenvolière moet 25 cm worden afgegraven en voorzien van schoon
rivierzand of ballast (mengsel van geel zand en grind) Ideaal is een
betonnen vloer met rooster onder de zitstokken. Vooral grote papegaaien,amazone’s en dergelijke kunnen
geplaagd worden door
lintwormen. Er
bestaan verschillende soorten. Ze hebben bijna allemaal een platte
gelede vorm
en zijn witachtig van kleur. Voor hun ontwikkeling maken ze gebruik van
tussengastheren ,
zoals slakken, kevers en insecten. De besmetting volgt
doordat
de vogels de besmette tussengastheren
opnemen. Sommige lintwormen veroorzaken
knobbels in de dunne darm, andere dringen het darmslijmvlies
binnen en
veroorzaken soms bloedingen. Hoe dan ook, het is duidelijk dat ze de vogel
schade berokkenen. Lintwormen kunnen de vogels jarenlang onopgemerkt parasiteren. Slechts in zeldzame gevallen worden de
vogels zichtbaar ziek. Men
kan een juiste diagnose stellen door de uitwerpselen microscopisch te
onderzoeken op afgestoten lintwormgeledingen. Een enkele keer gebeurt het wel
dat langere delen van
een lintworm uit de cloaca hangen en aldus als zodanig
te
herkennen zijn. Een goed middel tegen
lintwormen is Mansonil (Bayer) de dosering
is 0,2 gram per kg
lichaamsgewicht .
Coccidiose Coccidiose wordt veroorzaakt door verschillende soorten coccidiën, eencellige
parasieten van microscopische grootte. De coccidiën maken een cyclus door in de vogel; ze
evolueren echter ook in de buitenwereld waar oöccysten (eieren) sporuleren en
infectueus worden. De ziekte wordt van de ene op de andere vogel overgebracht
door het opnemen van voedsel of drinkwater dat via de ontlasting met oöccysten
van coccidiën is besmet. De opgenomen oöccysten worden in het darmstelsel
omgezet in andere levensvormen, die we hier, om het niet te ingewikkeld te
maken, maar coccidiën blijven noemen. Deze coccidiën dringen de cellen van de
darmwand binnen, vermeerderen zich, breken er uit en vernielen daardoor de
darmcellen. Het laat zich gemakkelijk raden welke schade coccidiose aan het
darmstelsel toebrengt: vernietiging van darmcellen, bloedingen en vermindering
van de weerstand van de darmwand waardoor het voor allerlei kiemen mogelijk
wordt door de darmwand heen te dringen en in de bloedbaan
te komen. De coccidiën
die uit de vernietigde darmcellen vrijkomen, kunnen ofwel andere darmcellen
binnendringen, ofwel zich omvormen in oöccysten, dus ofwel dezelfde vogel
aantasten ofwel met de uitwerpselen in de buitenlucht terecht komen om andere
vogels te besmetten. Het ziektebeeld is eenvoudig af te leiden uit het
voorafgaande. De ontlasting is dun en slijmerig, soms treden er darmbloedingen op. De vogels tonen een gebrek aan eetlust en drinken veel door het vochtverlies
tengevolge van de diarree. Voor het overige
het algemene ziekte beeld: dikzitten , suffen en veel slapen.
Slechts een microscopisch onderzoek kan de diagnose bevestigen. Bij acute gevallen van coccidiose
sterven de vogels na enkele dagen; bij chronische gevallen kan de ziekte zich wekenlang voortslepen,
waarna de vogel uiteindelijk van uitputting
sterft. Het zijn vooral de pas uitgevlogen jongen die aan c occidiose
bezwijken. Oudere vogels bezitten een zekere weerstand tegen deze ziekte en worden
slechts zelden ernstig ziek. Papegaaiachtigen zijn ongevoelig voor
coccidiose. Zieke vogels moeten direct afgezonderd en behandeld worden met een sulfapreparaat. Goede resultaten worden bereikt met de
volgende behandeling: 1
gram EsB3 30% per liter drinkwater gedurende drie dagen; vierde en vijfde dag:
kuur met vitaminen A-D3: zesde tot en met achtste dag: als
de eerste drie dagen; negende tot en met elfde dag: multivitaminekuur.
Atoxoplasmose Atoxoplasmose komt vooral veel voor bij kanaries, maar ook bij bastaarden en
wildzangvogels komt de ziekte veelvuldig voor. De ziekte lijkt veel op
coccidiose, maar het verschil
tussen coccidiose en atoxoplasmose is door leken niet vast te stellen.De vogels kunnen met atoxoplasmose besmet zijn zonder er last van te hebben,besmetting geeft dus
niet altijd problemen.Atoxoplasmose laat de
volgende symptomen zien. - de jonge vogels zitten dik; - dunne ontlasting; - de lever is duidelijk zichtbaar, een levervlek zal links onder het middenrif
zichtbaar worden. (zie foto). - de darmen zijn gezwollen - de vogels staan soms met de kop op de grond, afhankelijk van de mate besmetting.
In de hersenen zijn dan de bloedvaten verstopt waardoor ze zuurstofgebrek krijgen. De diagnose is zelf
niet vast te stellen bij levende vogels. De cyclus duurt
tien dagen.
atoxoplasmose ook wel zwarte stip
genoemd.
Hoewel er altijd enige besmetting in
een bestand aanwezig zal zijn, zal u moeten proberen de voerbakken zo te
plaatsen dat de vogels zo min mogelijk met besmette mest in aanraking komen.
Dit om nieuwe besmetting te voorkomen. En waak voor overbevolking in uw
volière. Vele malen hebben we nu al gehoord dat hygiëne in veel gevallen het beste
geneesmiddel is. Maar waak voor overdosering. Vogel hokken hoeven geen
steriele ziekenhuizen te worden. Ook dit werkt op de duur nadelig. Onze vogels
bouwen dan te weinig weerstand op en blijken dan juist vatbaarder voor ziekten
te zijn. De volière ontsmetten doen we dus van tijd tot tijd. één tot twee
maal per jaar met een goed ontsmettingsmiddel o.a. halamid Let hier vooral op
de woorden "ontsmettingsmiddel" halamid. Een nadeel van dit middel is dat het
geen diepte werking heeft. Men dient de volière eerst stof schoon te maken.
Bij voorkeur met een stofzuiger. Verspreid in elk geval geen stof van de
ontlasting van de vogels. Hierna water gebruiken, alles reinigen en dan pas
water met halamid oplossing gebruiken. Dan is halamid een uitstekend
ontsmettingsmiddel tegen
bacteriën en virussen. Heeft u problemen met water dan zijn er nog een rij droog
ontsmetters in de handel verkrijgbaar. Het spreekt vanzelf dat in de meeste gevallen
de vogels
uit de kooien gevangen zullen moeten worden alvorens een goede ontsmetting
toe
te passen.
Luchtpijpmijt. Luchtpijpmijten laten de volgende symptomen zien:happen, niezen;schudden met de kop;met de snavel
langs
de zitstok strijken. Als we de vogel tegen het licht houden, zijn de mijten
soms zichtbaar in de
luchtpijp. Vogels gaan er niet
zo gauw aan dood, maar worden mager. Infectie is alleen mogelijk via direct
contact . De aandoening is o.a. te voorkomen door nooit nieuw verkregen vogels
direct bij de eigen vogels te plaatsen. Nieuw aangekochte vogels 6 weken apart
zetten, als de vogel dan goed gezond blijft, is de kans op het dragen van
ziekteverwekkers gering. Men kan de
luchtpijpmijt op twee manieren behandelen: met malathionpoeder 4 %.
De vogels worden hiervoor in een kleine ruimte (broedkooi) gezet en hierin wordt dan een paar
maal per dag dit poeder verstoven, vervolgens wordt het voorfront afgesloten
gehouden met een doek. Het poeder wordt dan hopelijk in voldoende mate
ingeademd
en opgenomen door de mijt. Verdamping met dichloorvos (o.a. Vapona).Dit middel heeft de voorkeur,het is echter een stof die
giftig is voor de vogels, maar werkt ter
verdelging van de mijten erg goed.Behandelingswijze: in
een afgesloten ruimte van 30 m3
gedurende vier uur een volledig
geopende vapona cassette plaatsen. Vóór die tijd de cassette volledig geopend
gedurende ongeveer twee uur in de buitenlucht zetten.Tijdens vier uur in de
behandelruimte moet om het uur gecontroleerd worden of de vogels dik gaan
zitten. Zo ja, dan onmiddellijk de cassette sluiten en goed ventileren. Binnen een uur zitten de vogels dan weer
strak. De concentratie dichloorvos was dan te hoog. Dit kan komen omdat de behandelruimte te klein is, of er
een te geringe luchtverplaatsing in deze ruimte is. In dit geval moet gedurende zes achtereenvolgende
dagen de cassette
elke dag volledig geopend, maar voor een kortere tijd in het vogelverblijf
geplaatst worden. Wanneer zich deze problemen niet voordoen, dan na vier uur
op
de eerste dag, elke dag de cassette een half uur langer open zetten.Een maand na de eerste kuur de behandeling herhalen, omdat de
larven,
die vrij ongevoelig voor dichloorvos zijn, volwassen geworden
zijn. Normaliter zal er drie dagen na het begin van de behandeling al een
duidelijke verbetering zichtbaar zijn. Vogels die al gedurende langere tijd besmet zijn geweest,
kunnen
ademhalingsstoornissen blijven houden, omdat de mijten grote delen van de
longen
aangetast hebben.
Protozoaire infecties
Giardia-infectie
Giardia-infecties komen bij papegaaiachtigen regelmatig voor. De veroorzaker
behoort tot de
flagellaten (zweepdiertjes). De grootste klacht is verenpikken; dit kan zo
hevig
zijn, dat de andere symptomen,
zoals diarree, vermagering, het schilferen van
de
huid en de meer algemene ziektesymptomen, over het
hoofd worden gezien. Het
verenpikken begint meestal op flanken en dijbenen. Gewoonlijk wordt
aangenomen
dat het verenpikken veroorzaakt wordt door jeuk als gevolg van een allergische
reactie op
Giardia. Microscopisch
onderzoek van verse ontlasting kan de diagnose bevestigen.
Als therapeutica
komen o.a. dimentridazole (Emtryl) en ronidazole in
aanmerking. De kansen op
genezing zijn wisselend.
Behandelde vogels 2-4 weken in de gaten houden omdat
de
infectie vaak opnieuw tevoorschijn treedt.
Trichomoniasis Deze ziekte wordt veroorzaakt door Trichomonas gallinae, een eencellige parasiet die tot de familie van
de zweepdiertjes behoort.
Ofschoon trichomoniasis vooral een gevreesde duivenziekte is, komt de ziekte
ook
regelmatig voor bij papegaaiachtige en andere vogelsoorten. De parasieten worden door de
ouderdieren op de jongen overgebracht door de kropmelk.
Onderling
besmetten de vogels elkaar via het drinkwater.Een kenmerkend verschijnsel van
trichomoniasis is een geelachtige, korstvormige aanslag in
de keel en een
opgezette krop als gevolg van een verhoogde slijmvorming in de keel.
Aangetaste vogels
zijn lusteloos, tonen een matige eetlust, vermageren sterk
en
hebben doorgaans lichte diarree.
Bij nestjongen treedt bovendien vaak een
navelinfectie op, die zich steeds verder uitbreidt, uiteindelijk
ook de lever
en andere inwendige organen aantast en aldus de dood veroorzaakt. Een zekere diagnose is
alleen te stellen door microscopisch onderzoek van het
keelslijm. Aangetaste vogels moeten onmiddellijk
worden geïsoleerd en
behandeld met dimetridazole,
bijvoorbeeld Emtryl oplosbaar poeder 40% (Specia). Het verdient aanbeveling
ook
de gezond schijnende vogels een kuur met dit anti-protozoaire middel te geven.
Bacteriële infecties Bacteriële infecties nemen behoudens een enkele uitzondering zoals
salmonellose-infectie vooral een secundaire plaats in. In principe komen Emterobacteriaceae (grote groep
ingewandsziekten veroorzakende bacteriën die normaal gesproken niet in de
darmen voor mogen komen) niet voor als darmflora. Gezonde vogels hebben
normaal
gesproken helemaal geen darmflora.Wanneer een bacteriesoort kans ziet zich in
de vogeldarm te vestigen, dan is er sprake van een verstoorde verhouding
tussen afweer en infectiedruk. Dit kan het begin zijn van een ingewikkeld en
niet-specifiek ziektebeeld waarbij voeding, verzorging en
hygiëne een voorname rol spelen.
Salmonellose
Salmonellose of paratyfus wordt veroorzaakt door kiemen van het salmonella
type; bij vogels
vrijwel uitsluitend door Salmonella typhimurium, een beweeglijke
staafjesvormige bacterie met een zeer lange overlevingsduur. In uitwerpselen
van besmette dieren kan men na zes weken en
dikwijls veel langer de bacterie nog aantonen.Vogels die salmonella hebben
gehad en ervan genezen zijn,kunnen smetstofdragers blijven en bacillen
uitscheiden. Dit samen met de lange overlevingsduur in de uitwerpselen
verklaart
waarom de ziekte zo besmettelijk is en vrijwel over de gehele wereld wordt
aangetroffen.De besmetting vindt plaats door het opnemen van met bacillen
besmet voer of drinkwater of via het snavelen. Oorzaak vaak ratten, muizen en
buitenvogels (open buitenvolières) waarvan de uitwerpselen in het voer of
drinkwater zijn terechtgekomen. Salmonellabacteriën kunnen ook via de eierstok
op het broedei worden overgebracht. Deze eieren komen meestal niet uit doordat
het embryo in het ei afsterft; komen ze wel
uit, dan sterft het jong
gewoonlijk
kort na de geboorte. De incubatietijd bedraagt 4 à 5 dagen. Het ziektebeeld kan
bij oude en jonge vogels sterk verschillen. Bij nestjongen treedt plotseling
een
hevige darmontsteking op, die in enkele uren meestal dodelijk afloopt.
Volwassen
vogels vertonen aanvankelijk het algemene ziektebeeld: rillen, suffen
apathisch gedrag. In een later stadium treedt diarree op . Niet zelden wordt ademnood
geconstateerd. Meestal vertonen meerdere vogels van het bestand een
overeenkomend ziektebeeld, waardoor het epidemische karakter duidelijk wordt.
Een bacteriologisch onderzoek van de ontlasting kan de diagnose bevestigen. Salmonellose is niet
gemakkelijk te genezen, ook al vanwege de korte
incubatietijd. Zieke vogels
worden behandeld met een antibioticum geschikt voor het bestrijden van
salmonella-infectie zoals Enrofloxacin (Baytril), in samenhang met omvangrijke desinfectiemaatregelen. Ernstig zieke vogels zijn ondanks intensieve
behandeling zelden te redden.
Colibacillose
Colibacillose wordt veroorzaakt door verschillende stammen van de bacterie
Escherichia coli. De besmetting vindt veelal plaats door opname van met
ontlasting bevuild drinkwater of voer. De ziekteverschijnselen zijn niet
specifiek, maar meer van algemene aard. Bijna altijd treedt diarree op. De
ziekte komt vooral voor bij nestjongen en eist veel slachtoffers. Oudere
dieren hebben een zekere weerstand tegen colibacteriën, ofschoon vogels die in
een slechte lichamelijke conditie verkeren er ook vatbaar voor zijn. E-coli-bacteriën kunnen ook in de ademhalingsorganen toeslaan en een
chronische
ontsteking veroorzaken.Colibacillose is slechts door een bacteriologisch
onderzoek van de ontlasting of van de inwendige organen vast te stellen.
Aangezien er verschillende stammen bestaan, met een duidelijk verschil in
antibioticum gevoeligheid, is zonder gevoeligheidstest geen gerichte
behandeling mogelijk. Trimethoprim in combinatie met een sulfapreparaat blijkt
vaak goed te werken. Goede hygiënische voorzieningen, vooral het voorkomen dat uw vogels van met
ontlasting bevuild water drinken, draagt bij de ziekte te voorkomen.
Vogeltuberculose
Tuberculose veroorzaakt door de bacterie Mycobacterium avium, komt bij
papegaaiachtigen nauwelijks
voor. De reden dat ik er hier toch even op inga
houdt verband met de overdraagbaarheid van de ziekte op
de mens. De besmetting
geschiedt veelal met de voeding, maar is ook mogelijk via inademing van met
deze bacteriën verontreinigde lucht. Vogeltuberculose is een slepende, vaak
maandenlangdurende ziekte,
waarbij de vogel in het begin sterk vermagert. Tot
kort voor het einde vertonen ze nauwelijks
ziekteverschijnselen. Later treedt dikwijls diarree op,soms ook krijgt de
vogel ademhalings- stoornissen.
Het met zekerheid vaststellen van de ziekte is bij
levende vogels niet eenvoudig. De tuberculinatietest is
bij vogels niet erg
betrouwbaar terwijl ook het
bloedonderzoek niet altijd bruikbaar blijkt te zijn.
Bij sectie daarentegen
blijken lever en milt vaak groter dan normaal en groenachtig van kleur.
De
aangetaste organen vertonen bleekgele knobbels, die soms door de huid heen
voelbaar zijn.
Behandeling van de ziekte is niet mogelijk.
Stafylococcose
Stafylococcen infecties worden veroorzaakt door Stafylococcus aureuse,ter
gelegenheid van
verwondingen
en insectenbeten. Oorspronkelijk gaat het om een huidaandoening
met
lokaal karakter.
Er kan een abces
optreden als gevolg van bloedbesmetting. De
ziekteverschijnselen zijn van algemene
aard: dikzitten,
lusteloos, geen
eetlust.
Voorts huidletsels zoals abcessen en poot- of teen necrose.
Sterfte binnen
vijf
dagen. De diagnose kan door letsels en bacteriologisch onderzoek bevestigd
worden.
Bij sectie blijkt de
lever aangetast en bezet met witte harden. De ziekte komt het meest voor bij
pas
ingevoerde vogels.De behandeling moet steunen op de gegevens van een deskundig
opgemaakt antibiogram.
Als doorsnee
therapeuticum kan erythromycine gegeven
worden aan een dosis van 100 mg per liter water gedurende vijf
dagen.
Chlamydia-infectie Papegaaienziekte of
chlamydiose zoals de ziekte tegenwoordig algemeen genoemd
wordt, is een veel
voorkomende ziekte bij vogels die ook de mens kan aantasten. De ziekte wordt
veroorzaakt door
Chlamydia psittaci, een smetstof die vanuit de systematiek
gezien tussen de virussen en bacteriën staat.
De besmetting met chlamydia
geschiedt in eerste instantie direct via de ademhaling door inhalatie van
rondzwevende besmette stofdeeltjes of via het voeren van de jongen en van de
broedparen onderling.
Indirect via voer- en drinkbak, transportkisten,
tentoonstellingskooien of door uitwendige parasieten. Papegaaienziekte kan
zich
zeer verschillend manifesteren. Men onderscheidt een acuut en een chronisch
ziektebeeld. De acute vorm van papegaaienziekte uit zich in verkoudheidachtige verschijnselen: suffen,
rillen, moeilijk ademhalen, neus en ooguitvloeiingen,
uitputting en sterfte. Bij chronische infecties zien we
slechts algemene vage
ziekteverschijnselen, slechte veerconditie, dikwijls treedt gewichtsverlies
op.
Papegaaiachtigen kunnen drager zijn van de smetstof zonder zelf
ziekteverschijnselen te vertonen.
Ook kunnen deze ogenschijnlijk volkomen gezonde dieren de smetstof met de
ontlasting uitscheiden en
een voortdurende besmettingsbron zijn voor mens en
vogel. Indien papegaaienziekte als zodanig wordt
erkend
is de ziekte met de
daarvoor geschikte
medicijnen werkzaam te bestrijden.
Grotere parkiet- en papegaaiachtigen
waaronder aratinga’s worden gedurende 45 dagen behandeld met
een met
chloortetracycline (CTC) of doxycycline (DC) geïmpregneerd zaadmengsel dat
gewoonlijk
bestaat
uit 85% gepelde milletzaad, 10% gepelde en gebroken haver
en
5% gepelde zonnebloempitten.
Zeer ernstig aangetaste vogels krijgen een
tetracycline injectie in de borstspier. Tijdens de zaadkuur
dient men bijzondere aandacht te schenken aan de verzorging, omdat de vogels
dan
extra bevattelijk
zijn
voor infecties met bacteriën en schimmels. Het verdient
aanbeveling tijdens de behandelingsperiode
dagelijks een multivitamine en
aminozuurpreparaat aan het drinkwater toe te voegen teneinde de
negatieve
bijwerkingen van de tetracycline af te zwakken en de natuurlijke weerstand van
de vogels te ondersteunen.
Tijdens de behandeling geen grit of kalk
verstrekken. Het regelmatig
reinigen en
desinfecteren van het vogelverblijf met een quarternair
ammoniumproduct, als Halaquat Forte (Veip),
draagt bij de smetstof uit
te
schakelen en herbesmetting te voorkomen.
Virusinfecties. Bij vogels zijn de
laatste jaren verschillende virussen aangetoond en de verwachting is dat het
aantal
virusinfecties in de toekomst nog zal toenemen. In hoeverre dit
problemen
gaat vormen, is moeilijk in te
schatten. Feit is wel dat er tot op heden geen
medicijnen zijn om virussen effectief te bestrijden.
Het voorkomen van
virusziekten kan alleen door vaccinatie, maar het ontwikkelen van een vaccin
is
niet zo
eenvoudig en bovendien een zeer kostbare zaak.De enige wapens die
overblijven zijn optimale hygiënische omstandigheden en quarantaine
maatregelen
voor nieuwe aankopen.
Polyoma Hoewel het polyomavirus het meest voorkomt bij jonge grasparkieten, zijn alle
soorten van
papegaaiachtigen er gevoelig voor. Men onderscheidt verschillende vormen van
polyoma, ook is er een
dramatisch verschil in het ziektepatroon bij de
verschillende papegaaiachtigen. Bij grasparkieten
bijvoorbeeld, kennen we een extreme vorm en een milde vorm van polyoma. Bij de
extreme vorm van
polyoma ziet men tot 10 à 15 dagen een normale ontwikkeling,
dan plotselinge sterfte zonder verdere
symptomen. Andere nestjongen van
hetzelfde ouderpaar tonen een opgezwollen buik en
uitdrogingsverschijnselen
wat vooral goed zichtbaar is aan loopbenen en tenen, die enigszins
verschrompeld
aandoen, soms ziet men zenuwafwijkingen. De dons- en contourveren veren van
zulke
nestjongen zijn sterk onderontwikkeld en er is veel sterfte in de eerste
drie levensweken, soms
oplopend
tot 100%. Jongen die overleven tonen
bevederingstoornissen in de dekbevedering terwijl de
grote vleugel
en
staartpennen nauwelijks zijn ontwikkeld waardoor de vogels niet kunnen
vliegen.
Het zijn in alle gevallen onderontwikkelde vogels die niet meer herstellen.
Bij de milde vorm van polyoma,
deze treedt op als de
jonge vogels na de 15de
dag met het virus
worden geïnfecteerd laten de jonge
grasparkieten vlak voordat
ze het
nestblok
verlaten, alle slag- en staartpennen vallen. Hierbij dient te
worden opgemerkt
dat ook de
milde vorm van polyoma verschillende gradaties kent variërend van
het
verlies van enkele vleugelpennen
tot de zwaardere gevallen, waarbij ook de
lichaamsbevedering is
aangetast. In de spoel van de afgeworpen vleugelpennen
zien we een roodbruine bloederige massa, zodat
wel van
bloedpennen gesproken wordt.
De veerschachten zijn bros en
tonen enigszins gekrulde baarden.
Aan het einde van de
schacht zijn de
pennen iets geknikt. Behalve het feit dat de
jonge vogels niet of
nauwelijks kunnen vliegen
en zich over de
grond of langs het gaas kruipend voortbewegen, vandaar de
benaming kruiper, zijn ze verder
vitaal en
lijken volkomen gezond. Deze vogels herstellen gewoonlijk na
enige
tijd weer normaal, waarbij de meer
ernstige gevallen soms wat in groei
achterblijven in vergelijking
met hun niet aangetaste soortgenoten.
Bij papegaaiachtigen onderscheidt men eveneens de peracute
sterfte zonder
voorafgaande symptomen.
Een ander ziekteverloop bij papegaaiachtigen wordt
gekenmerkt door verschijnselen van lusteloosheid,
geen eetlust,
gewichtsverlies, vertraagde
kroplediging, braken, diarree,
uitdrogingsverschijnselen, ademhalingsproblemen en verhoogde urinevloei
en
vervolgens sterfte binnen een tijdsbestek van twee
dagen. Hier blijkt bij
sectie de buikholte gevuld
met helder vocht en ziet men een smalle
bleke milt en een
bleke gezwollen lever. Bij grotere
papegaaiachtigen treden
de problemen gewoonlijk aan het licht op een
leeftijd van 4 tot 16 weken.
Vogels welke na vijf maanden met het polyomavirus in
aanraking komen zullen
doorgaans antistoffen
opbouwen zonder
ziekteverschijnselen te vertonen. Naar de oorzaak van polyoma is
vooral de
laatste
jaren door talrijke wetenschappers intensief onderzoek gedaan. Uit de
onderzoeken is
gebleken, dat de
ziekte wordt veroorzaakt door het zogeheten avipolyoma-virus, een virus dat
taxonomisch tot
de grote
familie van de papovavirussen wordt gerekend. De naam papovavirus
geldt als familieaanduiding voor het
Papilloma (PA), Polyoma (PO) en Vacuola
(VA) virus.
Volwassen vogels verspreiden het virus door
huidschilfers, veerstof
en uitwerpselen. Verder zijn er
aanwijzingen dat het virus ook via het broedei
kan
worden overgebracht. Een besmettingsroute via de
ademhaling wordt niet
uitgesloten omdat bij
onderzoeken
virusdeeltjes in het longweefsel zijn
aangetroffen. Door polyoma aangetaste
jonge dieren
verspreiden het virus door afgeworpen veren of
veerdeeltjes,
huidschilfers, veerstof, de ontlasting en
mogelijk ook via de ademhaling. Vogels die de
ziekte te boven komen, kunnen 'dragers' worden en op
bepaalde momenten van stress een infectiebron
vormen in fokbestanden. Een
aantal vragen ten aanzien
van de progressie van de ziekte zijn nog
onbeantwoord gebleven. Een open vraag is nog steeds, waarom
sommige fokparen
voortdurend
geïnfecteerde jongen voortbrengen, terwijl andere het ene jaar
gezonde nakomelingen voortbrengen en
het andere jaar zieke. Zoals bij alle
virusziekten zijn er geen specifieke
medicijnen om de aandoening te
behandelen. In Amerika wordt momenteel nog onderzoek verricht naar
een vaccin
als voorbehoedmiddel
tegen de ziekte. Ook wordt momenteel een vaccin met
geïnactiveerd
polyoma-virus door verscheidene universiteiten getest, dit is echter nog niet relevant voor de praktijk.
Maar ook als er in de nabije
toekomst een doeltreffend voorbehoedend vaccin in productie komt, zie ik
het
vogelwereldje kennende
nog geen wereldwijd vaccinatieprogramma van de grond
komen waaraan elke
parkiet- en papegaaienhouder deelneemt. De verwachting is
dan
ook dat er altijd vogels zullen blijven die
de besmetting kunnen
verspreiden.
Daarom is het zaak dat we leren omgaan met het fenomeen polyoma.
Fokkers die
nog
nooit
met polyoma te maken hebben gehad, dienen zich te realiseren dat juist
hun
bestand het meest kwetsbaar
is omdat hun vogels
onvoldoende of zelfs helemaal geen antistoffen tegen
de
ziekte hebben opgebouwd.
Wanneer de ziekte onverhoopt
optreedt, moeten een aantal maatregelen
genomen worden om verspreiding
van het virus binnen het bestand zoveel mogelijk te beperken. Tot die maatregelen behoren:- broedkooien, broedblokken,
enz.
regelmatig desinfecteren met een virusdodend
middel, bijv. Vircon-S; het
gebruik van
een lucht-ionisator, zodat zwevende stofdeeltjes die door
virussen
als transportmiddel gebruikt worden,
snel neerslaan; - zorgen voor een goede ventilatie en afzuiging gedurende de tijd dat de
vogels actief zijn; - als u de kweekruimte met een stofzuiger reinigt een tweede slang aan de
uitlaat van het apparaat
koppelen en deze naar buiten leiden zodat de
opgezogen virussen niet door het hele verblijf verspreid
worden; - geen eieren of jongen overleggen in bestanden waarin polyoma voorkomt; - afgeworpen veren van aangetaste dieren direct verwijderen en afvoeren. - ernstig aangetaste jongen die
naar het zich laat aanzien toch niet
herstellen in laten slapen.
Deze zware gevallen vormen een ernstige infectiebron en
daardoor een bedreiging voor de
andere fokvogels. - ouders van dergelijke vogels een half jaar uitsluiten voor de kweek. Als na die periode opnieuw polyoma in het nest optreedt, het betreffende
kweekkoppel eveneens in laten
slapen, hoe hard dat ook klinkt. Het is
duidelijk dat u geen vogels verkoopt en er ook niet mee showt als
polyoma in
actieve vorm in uw bestand aanwezig is. Doet u dat toch dan werkt u, met de
kennis die u thans
over dit onderwerp heeft, bewust mee aan de verdere
verspreiding van deze
besmettelijke ziekte en
kunt u zich afvragen of u zich nog wel vogelliefhebber
mag noemen.
Snavel- en veerrotziekte (PBFD) Snavel- en veerrotziekte bij papegaaiachtigen of Psittacine Beak and Feather
Disease . zoals de Engelse benaming van deze ziekte luidt, is een besmettelijke
virusziekte die bij een groot aantal papegaaiachtigen, voorkomt. De meest opvallende verschijnselen zijn bevederingstoornissen en
snavelafwijkingen. Voorts blijkt
dat het virus het natuurlijke afweermechanisme van de vogels aantast
waardoor
ze
gevoeliger zijn voor andere ziekteverwekkers. Vooral jonge, in de groei zijnde
vogels zijn
gevoelig voor PBFD. Vaak treden de eerste verschijnselen al op
tijdens de eerst ontwikkeling van het
verenpakje. Niet zelden echter treden de
verschijnselen pas op tijdens de eerste jeugdrui.
Maar ook bij
volwassen vogels komt de ziekte voor. In veel gevallen blijven de
veerafwijkingen beperkt tot de vleugel
en staartpennen. Meestal worden
stolsels in de veerschacht en verdikkingen en insnoeringen aan de basis
van de
veer vastgesteld. Soms is ook de lichaamsbevedering aangetast en wijkt de
veerstructuur en de
pigmentatie van de bevedering duidelijk af van die van
gezonde dieren. Menigmaal worden ook
snavelmisvormingen aangetroffen met
ernstige ontstekingen van het hoorn van de snavel. Als gevolg van
de
aantasting van het natuurlijke afweersysteem gaan de vogels uiteindelijk te
gronde aan diverse
bacteriële infecties en/of schimmelinfecties.
Verspreiding van het virus geschiedt door huidschilfers,
veerstof en uitwerpselen. Ouders kunnen het
virus op de jongen overbrengen tijdens het voeren.
Mogelijk is er ook een
besmettingsroute via het broedei. Een bijzonder groot gevaar gaat uit van de
zogenaamde 'PBFD-dragers', dit zijn met PBFD besmette dieren die zelf geen
ziekteverschijnselen
vertonen, maar de ziekte wel kunnen verspreiden. In
Nederland kan men vogels met afwijkingen laten
onderzoeken door de Vakgroep
Pathologie, Afdeling Bijzondere Dieren van de Faculteit voor
Diergeneeskunde
in Utrecht teneinde vast te stellen of het PBFD-virus al of niet aanwezig is.
Verdachte dieren echter
niet. In de USA is een test ontwikkeld waarbij door middel van bloedonderzoek
de besmetting kan worden aangetoond. Ook vogels die verdacht worden, kunnen
worden getest.
Inmiddels is
deze test ook in Europa beschikbaar. Voor deze ziekte bestaat geen remedie.
Euthanasie is, gezien het besmettingsgevaar vooralsnog de enige juiste
beslissing. In de USA zijn
proeven uitgevoerd met een voorbehoedend vaccin. De
resultaten lijken, naar verluid, hoopvol.
Niettemin zal het nog wel enige
jaren duren voordat hier een entstof verkrijgbaar zal zijn, waarmee
PBFD kan
worden voorkomen.
Preventieve maatregelen: - langdurige quarantaine periode; - zorg dragen voor optimale hygiënische omstandigheden (zie de maatregelenbij
polyoma); - geen vogels aankopen waarvan de achtergrond onbekend is.
Pseudo-vogelpest NCD Pseudo-vogelpest of NCD( New Castle Disease) is een gevreesde pluimveeziekte,
maar ook andere
vogelsoorten waaronder verschillende papegaaiachtigen zijn er gevoelig voor.
Hoewel de ziekte bij in gevangenschap gehouden papegaaiachtigen slechts zelden
wordt vastgesteld, blijken deze vogels zeer
gevoelig voor experimentele
infecties. Pseudo-vogelpest wordt veroorzaakt door een virus van de
zogeheten paramyxo virusgroep. De incubatietijd bedraagt minimaal drie dagen. De
ziekteverschijnselen
zijn zeer
verschillend. In veel gevallen worden ademhalingsstoornissen en diarree waargenomen.
Soms treden neusvloeiingen op of worden verlammingsverschijnselen
opgemerkt. Een andere keer de
algemene ziekteverschijnselen zoals bol zitten,
veel slapen, weinig eetlust en een bevuilde cloaca als
gevolg van de diarree.
De
aangetaste dieren sterven vrijwel altijd tussen de zesde en negende dag na
het optreden van de eerste ziekteverschijnselen. Uitsluitsel over pseudo-vogelpest
kan alleen met
behulp van laboratoriummethoden worden gegeven. Voor deze
ziekte bestaat zoals bij alle virusziekten
geen
remedie. Beschermende maatregelen: Wanneer op Nederlands grondgebied NCD wordt
vastgesteld,
stelt de overheid rond de besmettingshaard een beschermings en
toezichtgebied in.
Binnen het beschermings en toezichtgebied kunnen allerlei maatregelen verplicht gesteld
worden,
zoals aanvullende vaccinaties voor alle categorieën bedrijfspluimvee,
vervoersverbod voor pluimvee en
vogels, verbod op het houden van
tentoonstellingen, enz. Indien men in zo'n bescherming en
toezichtgebied
woont, is het raadzaam in overleg met de dierenarts een voorbehoedende enting
(sprayenting) te doen. De resultaten van dergelijke entingen bij groepen
vogels
zijn goed maar bieden
slechts voor korte tijd (enkele maanden) bescherming.
Pokken, Pokken bij vogels is een verzamelnaam voor ziekten die door verschillende,
doch nauw
aan elkaar
verwante virussoorten veroorzaakt worden. Men onderscheidt de
volgende pokkenvirussen: -kanariepokkenvirus, ook mussen en vinkachtigen zijn er gevoelig voor;
- het duivenpokken virus; - het kippenpokkenvirus; - het eendenpokkenvirus; - het kalkoenenpokkenvirus; - een nog niet gedetermineerd virus dat bij agaporniden pokken veroorzaakt. Van kanariepokken kent men een uitwendige en inwendige verschijningsvorm. Bij de uitwendige vorm
ontstaan kleine geelbruine pokken op de huid, poten en
oogleden, die de vogel irriteren. Het gevolg is dat
de vogel aan de pokken
pikt en met de snavelbasis en oogleden langs de zitstokken schuurt waardoor de
pokken
opengaan en het virus zich via het wondvocht verder kan verspreiden. Bij de inwendige
verschijningsvorm zitten de vogels voortdurend naar lucht te
happen, vandaar de naam hapziekte.
De vogels zitten bol, tonen een versnelde
en piepende ademhaling, hebben nauwelijks
eetlust en vertonen kokhalzende neigingen alsof ze iets uit de snavelholte
willen verwijderen. Hoewel de ziekte het gehele
jaar kan toeslaan, zijn de
meeste uitbraken in de nazomer. Vooral de jonge kanaries, vinkachtigen en
bastaarden tussen de vier en zeven maanden oud,
worden het slachtoffer. Het sterftecijfer is vaak
catastrofaal en kan oplopen
tot 90% van het bestand. Muggen worden gezien als de voornaamste
overbrengers
van het virus. Een mug die het virus bij zich draagt en een kanarie steekt,
maakt de kanarie virusdrager. Omgekeerd brengt een virusvrije mug die een
virusdragende vogel steekt het virus over op
andere
vogels. Het virus kan maandenlang in de mug overleven, ja er zelfs in
overwinteren.
Muggen steken uitsluitend op onbevederde lichaamsdelen daarom ook verschijnen
de eerste pokken
aan
de ogen en op de
poten. Wanneer er eenmaal een vogel in het bestand is
geïnfecteerd dan zal het virus
zich snel door virus
bevattend oogvocht,
wondvocht, met speeksel of traanvocht besmeurde zitstokken
en geïnfecteerd
drinkwater door het gehele bestand verspreiden. Het virus kan ook
door de liefhebber
zelf in het
bestand worden gesleept, bijvoorbeeld als men
een
besmet hok heeft bezocht en het virus
aan de
schoenen of aan de kleding (in
mestdeeltjes)zit. Tegen het kanarie-pokkenvirus is geen kruid
gewassen.
Men kan de ziekte
voorkomen door enten. Er is in Nederland een goede entstof op de markt
zoals Poulvac
Kanarie, die de vogels ongevoelig maakt voor de infectie. Dit is een
aangepast verzwakt
virusvaccin, dat
via vleugelvlies methode aan de vogels wordt toegediend. Deze manier van enten is bij de
liefhebber
doorgaans wel bekend, toch worden er veel fouten gemaakt: - het gebruik van te oude entstof (bijv. entstof een nacht overstaan); - te warme entstof door onvoldoende afgekoelde dubbele entnaald; - door enten in spierbundel of in bloedvat in het vlies ontstaat vaak een
bacteriële infectie waardoor
vogels vaak onnodig doodgaan. Lees altijd eerst de
bijsluiter die bij de entstof is bijgeleverd en houd er
u ook aan. Indien
pokken geconstateerd zijn, alle vogels apart zetten, bijv. in broed of
tentoonstellingskooien. Beslist geen onderling contact, ook niet via water en
voer. Na 14 dagen kan men
constateren of de enting een positieve werking heeft
gehad. De immuniteit wordt tussen de vijfde en
veertiende dag opgebouwd. De
volledige immuniteit treedt op
na deze periode. Zichtbaar geïnfecteerde
vogels radicaal verwijderen, ze zijn
niet te genezen en breiden de besmetting alleen maar uit.
Geïnfecteerde vogels
waaraan nog niet te zien is dat ze ziek zijn gaan ondanks enting toch dood,
gezonde vogels niet Geënte vogels zijn
ongeveer 1 jaar beschermd tegen pokken.
Het pokken virus bij
duiven komt in de nazomer voor maar ook in het voorjaar.
De
pokken worden het eerst zichtbaar rond de
ogen, rond de snavelbasis en op de
neusdoppen, in een later stadium zien vindt men ook pokken op andere
onbevederde
lichaamsdelen. De incubatietijd van het virus 7 á 9dagen. Ook duiven kunnen
preventief
tegen pokken geënt worden. Men heeft ook pokken gevonden bij agaporniden. Een preventief middel
tegen dit pokkenvirus is er helaas nog niet. Schimmel en gisteninfecties. Infecties met
schimmels en
gisten worden gevonden in het voorste gedeelte van het
spijsverteringskanaal, bek, krop en kliermaag en
in de luchtwegen en als
huidinfectie. Ze kunnen een ware verwoesting in een fokbestand aanrichten.
In
bijna alle gevallen is er sprake van een verminderde weerstand,
voedingsdeficiënties, slechte
hygiënische omstandigheden en overbevolking.
Aspergillose
Deze aandoening wordt veroorzaakt door een schimmel, meestal Aspergillus
fumigatus, maar ook
Aspergillus niger. Aspergillus-schimmels komen overal in
de natuur voor. Ze gedijen op bedorven voedsel
of op vochtige kooibodems in
een warme omgeving. De besmetting geschiedt doordat de vogels de sporen
van de
schimmels inademen. Onderlinge besmetting in een bestand is
niet mogelijk. In de regel wordt de
ziekte pas ontdekt als
de ademhalingswegen al zijn aangetast
en de vogel hoorbaar ademt. Vogels die
ernstig door de schimmel zijn
aangetast, krijgen op den duur ademnood
en stikken tenslotte. Soms vallen
er slachtoffers zonder voorafgaande
ziekteverschijnselen. Aspergillose is praktisch ongeneeslijk.
Candidiase Candidiase wordt veroorzaakt door verschillende gistcellen, voornamelijk
Candida albicans.
Candida-cellen worden ook op de slijmvliezen van gezonde
dieren aangetroffen. Ze veroorzaken pas
ziekte als de algemene gezondheidstoestand te wensen laat en er sprake is van
een verminderde
weerstand tegen schimmelinfecties. Slechte hygiënische
toestanden, overbevolking, deficiënties en
langdurige antibiotica toediening in
water of voer werken de ziekte in de hand. Candidiase tast vooral het
slijmvlies van de krop, de snavelholte en de slokdarm aan, in mindere mate dat van de
spiermaag en de
dunne darm. Microscopisch onderzoek en cultuurproeven kunnen
de diagnose bevestigen. De infectie kan
bestreden worden met een langdurige
behandeling met nystatine.
Huidschimmels Huidschimmels komen vooral voor bij amazones, kaketoes en valkparkieten, doch
ook andere
papegaaiachtigen kunnen ermee besmet worden. De aandoening wordt veroorzaakt
door verschillende huidschimmels zoals Trichophyton-soorten. De besmetting
wordt
door lichamelijk contact van de ene op
de andere vogel overgebracht.
Broedparen
en de jongen ervan vertonen de ziekte veelal gelijktijdig.
Aan de binnenzijde
van loopbeen en dijen ontstaat een vieze bruine korstvorming die zich
ringvormig
uitbreidt en jeuk veroorzaakt bij de aangetaste vogel. Doordat de vogel er
voortdurend aan knaagt,
breidt de schimmel zich steeds verder uit, wat gepaard
gaat met veerverlies. Ondanks de typische
plaatsgebondenheid van de
schimmelaandoening kan uitsluitsel allen gegeven worden na cultuurproeven en
microscopisch onderzoek. De behandeling moet geschieden met een goed werkzame fungicide in zalf of
vloeibare vorm. De
aangetaste lichaamsdelen 2-3maal per dag behandelen gedurende tenminste 14
dagen.
Overige
ziekten en aandoeningen. Tumoren zijn groei-explosies van bepaalde cellen. Ze komen bij alle
papegaaiachtigen voor,
maar veruit
het meest bij grasparkieten vooral in de leeftijdsgroep van 4 - 6
jaar. Opvallend is dat de aandoening
veel voorkomt bij solitair en in kooien
gehouden vogels en in veel mindere mate bij in volières gehouden
dieren. De
oorzaak van tumoren is niet bekend. Bij tumoren vlak onder de huid, de
zogenaamde subcutane
tumoren, gaat het meestal om goedaardige vetgezwellen die
in sommige gevallen wel tot walnootgrootte
kunnen uitgroeien. Ze bloeden
gemakkelijk en kunnen bij beschadiging tot ernstig bloedverlies leiden.
Onderhuidse tumoren komen voor op vleugels en romp, vooral op de
onderbuik. De algemene
gezondheidstoestand van de vogel lijkt bij dergelijke
tumoren niet aangetast. Behandeling kan alleen
door operatief ingrijpen. Het
is duidelijk dat dit alleen een zaak voor de dierenarts is. Bij inwendige
tumoren tonen de vogels zich vaak erg lusteloos. Ondanks het feit dat ze wel
eten, vermageren ze sterk.
Bij grote tumoren in de buikholte treden vaak ademhalingsstoornissen op, omdat de tumor op de
luchtzakken en longen drukt en
ademnood veroorzaakt. Bij vrouwelijke vogels treden vaak
eierstoktumoren op,
bij
mannelijke vogels tumoren aan de testes. Bij nierentumoren vertoont de vogel
veelal aan een van beide poten verlammingsverschijnselen. Bij verdenken van
inwendige tumoren kunnen röntgenfoto's uitsluitsel geven. In het bevestigende
geval is euthanasie de beste oplossing.
EMA-syndroom (eczeem-syndroom) Een ziekteverschijnsel dat tot op heden alleen is waargenomen bij
Grasparkieten en Agaporniden en
waarover nog maar weinig bekend is. Ogenschijnlijk gaat het om
een simpele huidaandoening die zich tot
de vleugeloksels beperkt, meestal
slechts eenzijdig. De aandoening begint met een klein wondje in de
vleugeloksel
dat aan een scheurtje in de huid doet denken. In een later stadium is de wond
bedekt met
geronnen bloed doordat de vogel er voortdurend aan pikt. De
buitenste
rand wordt geelachtig en is
enigszins gezwollen. In dit stadium wordt de vogel
minder actief en zien we de algemene
ziekteverschijnselen optreden. Na enkele
weken sterft de vogel. Over de oorzaken van de ziekte bestaat
geen
duidelijkheid. Als infectiebron worden verschillende bacteriën en schimmels
genoemd, mogelijk
spelen ook virussen een rol. De tot nu
toe gevolgde therapieën leiden niet tot volledig herstel. Onderlinge
overdraagbaarheid van de aandoening is niet vastgesteld.
Conjunctivitis (oogontsteking) Diverse oorzaken, zeer dikwijls trauma, soms een complicatie van een
bacteriële schimmel of
virusinfectie, soms sterke afkoeling (tocht).Een behandeling met Fucithalmic een antibioticum dat
gebruikt wordt ter behandeling van door
bepaalde bacteriën veroorzaakte oogontstekingen bij de mens,
biedt vaak
uitkomst, zo heb ik persoonlijk vastgesteld.
Vetzucht, De oorzaken zijn gemis aan beweging, voedingsfouten, maar kunnen ook van
hormonale aard zijn.
Onderhuids op rug en buikwand worden aanzienlijke
vetvoorraden aangetroffen. Soms doet zich een
donkergele pigmentatie voor met
tumoraal
aspect. Vetzucht gaat veelal gepaard met kortademigheid,
slaperigheid,
onvruchtbaarheid, enz. In extreme gevallen kan de vogel bezwijken aan een
hartverlamming.
De behandeling tegen vervetting is simpel. Meer beweging geven,
vogel op rantsoen
zetten, meer
groenvoer en fruit geven.
Zelfplukken. Het zogenaamde 'zelfplukken' zien we vooral bij de grote papegaaien, kaketoes,
agaporniden en
lori's, in
mindere mate bij grasparkieten. Daarbij gaat het voornamelijk om
solitair gehouden dieren. Ook
kweekparen maken zich vaak schuldig aan
verenplukken, het dan dat ze
zich meestal niet zelf plukken,
maar zich aan hun jongen vergrijpen. Solitair
gehouden papegaaiachtigen beginnen soms zonder
aanwijsbare reden zichzelf de
veren uit te trekken. Begonnen wordt meestal met de veertjes van de
borst en
de schouderdekveertjes. Later komen ook de grotere veren aan de beurt, alleen de
kopveertjes
blijven om voor de hand liggende reden gespaard. In zeer ernstige
gevallen verwondt de vogel zich tot
bloedens toe door ook de huid onder handen
te nemen. De oorzaak is veelal van psychische aard.
Een enkele keer kan een te
eenzijdige voeding de oorzaak zijn, waardoor de veren niet goed doorkomen
en
de vogel er aan gaat pikken. Verenplukken kan ook het gevolg zijn, en waarschijnlijk veel vaker dan we
denken, van huidaandoeningen als gevolg van infecties die irritaties veroorzaken, inwendige aandoeningen
die pijn veroorzaken (tumoren) of Giardia-infectie. In de eerste plaats dient men zich serieus af te
vragen wat
de oorzaak van het plukken kan zijn. Bij met de hand groot gebrachte papegaaiachtigen komt
het verlies van de pleegouder
stellig als mogelijke oorzaak van de psychische gestoordheid in aanmerking.
Bij
het bereiken van de geslachtsrijpe leeftijd kan het ontbreken van een partner
als mogelijke oorzaak
overwogen worden. Voorts verveling, wanneer de vogel de
gehele dag alleen is. Een mogelijke oplossing in voornoemde gevallen is, voor
een passende partner te zorgen. Een nadeel is dat handtamme vogels zich in
mindere mate met hun verzorger zullen inlaten. Het welbevinden van uw huisdier
zal die keuze echter
stellig vergemakkelijken. Het gebruik van sprays of
andere
preparaten is in deze gevallen weggegooid
geld. Wanneer het verenplukken het
gevolg is van een huidziekte of giardia-infectie,
zal het 'zelf-plukken'
gewoonlijk achterwege blijven als de ziekte verholpen
is.
Kannibalisme, Het verenplukken kan in extreme gevallen tot kannibalisme leiden. Vogels met
bloedige huidplekken
moeten apart gezet worden totdat de verwondingen genezen zijn. Veren die
afgebeten zijn of waarvan
een deel afgebroken is, kunnen het best uitgetrokken
worden, zodat de vogel er niet meer aan kan
knabbelen. Het duurt zes tot acht
weken tot de nieuwe veer volgroeid is. Een andere vorm van
kannibalisme is
wanneer de jongen in de nestkast of direct na het uitvliegen door één van de
oudervogels,
meestal de pop, gedood worden. Vaak wordt het opnieuw in
broedstemming komen van de oudervogels als
oorzaak genoemd. Het komt
inderdaad voor dat de jongen kort na het uitvliegen door de oudervogels
worden
verdreven. Daar de jongen in de vaak aan de kleine kant gehouden volières
onvoldoende kunnen
uitwijken, komt het daarbij soms tot ernstige verwondingen
waarbij ook wel eens dodelijke slachtoffers
vallen. Men kan dit probleem
voorkomen door, zodra de oudervogels enige agressie vertonen, de jongen in
een
klein inzetkooitje te zetten waarvan de maaswijdte zo groot is dat ze wel door
de ouders gevoerd,
maar niet meer belaagd kunnen worden. Wanneer de jonge
vogels in de nestkast gedood worden is dat
meestal te wijten aan de
onervarenheid van veelal te jonge poppen die met hun jongen 'niets weten aan
te
vangen' of er zelfs bang voor zijn. Het pijnloos doden van een vogel is soms
noodzakelijk. Bijvoorbeeld als
een behandeling uitzichtloos is of indien er
sprake is van een ongeneeslijke ziekte die het
gehele bestand
bedreigt. De beste methode is een overdosering met ether. Dit
gaat als volgt: 10 tot 20 druppels ether in
een plastic zakje doen;- vogel er
in stoppen en zakje afsluiten;- vogel raakt vrijwel
direct onder narcose
waarna binnen enkele minuten de dood intreedt.- na het
uitdoven
van alle levenstekenen, het zakje nog
enkele minuten gesloten houden, om er
zeker van te zijn
dat de vogel is gestorven. Met nadruk wil ik er
nog eens op wijzen dat dit
artikel dient ter informatie en niet geschreven werd om het zelf dokteren te
bevorderen. Integendeel, ik doe een dringend beroep op u
bij ziekteproblemen zo spoedig mogelijk
contact met een dierenarts op te
nemen.
Wanneer het om meerdere zieke vogels gaat, kunt u het best de dierenarts laten
komen zodat hij zich een beeld kan vormen van de situatie in uw kweekruimte.
Overleg
over preventieve maatregelen, het gebruik en de keuze van medicijnen
kan dan ter plekke plaatsvinden.
top
====================================//========================================
top
Worminfecties
Door Peter Bastiaansen (dierenarts)
Spoelwormen.
(Ascaridia )
Spoelwormen zijn dunne vrij lange wormen
2-6 cm lang en hebben een witroze of gelige kleur.
De volwassen spoelwormen
leven vooral in de dunne darm,maar bij een ernstige infectie kan je ze ook
aantreffen in de krop,magen en blinde darm van de vogel waar ze mee
eten(parasiteren) van het al
gedeeltelijk verteerde voedsel en het
darmslijmvlies. Ze kunnen daarnaast bepaalde prikkelingen
veroorzaken waardoor
het voedsel in de vogel juist minder goed verteert en kunnen er voor zorgen,
mede
door aantasting van het darmslijmvlies, dat de vogel minder vitamine kunnen
op nemen en dus ook zwakker
worden. Zo erg zelfs dat ze niet meer kunnen
vliegen. Vogels die besmet zijn met spoelwormen gaan vaak
in het begin meer eten
maar vallen toch af en je ziet ze achteruit gaan in conditie. We zien het
borstbeen
scherper worden,de vogels gaan dik zitten krijgen diaree, soms met
bloed erbij, en kunnen uiteindelijk
sterven niet alleen door uitputting maar ook
vaak doordat de darmen verstopt raken door de grote
hoeveelheid wormen die
worden afgedreven.
Cyclus van de spoelworm
Een spoelwormei door de
microscoop gezien.
Een vrouwelijke spoelworm in de vogel kan
1200 tot 1500 bevruchte wormeitjes produceren die
regelmatig in de darminhoud
worden vrijgelaten. De eieren worden met de ontlasting uitgescheiden.
Zo kan 1
gram al duizenden wormeitjes bevatten. Buiten het lichaam van de vogel kunnen de
eitjes lange
tijd in ruste blijven. Ze zijn erg weerbestendig door de dikke wand
en zijn daardoor goed beschermt
tegen warmte, zonlicht, uitdroging, koude
(-12°C, een winter lang) maar ook tegen desinfecteermiddelen.
Zo kunnen ze jarenlang buiten de vogel
overleven. Als de omstandigheden gunstig worden(een niet te lage temperatuur en
een voldoende hoog vochtgehalte)ontwikkeld zich binnen het wormeneitje binnen
10- 14
dagen een larfje(rijping). Word zo'n eitje na rijping (minimaal 2 weken
na uitscheiding door de vogel)
weer door een vogel opgenomen, dan komt het
larfje na enkele dagen uit het eitje en boord zich vast in de darmwand van de
vogel, waarbij de darmwand wordt beschadigd met risico's van bloedingen,
vermagering, verzwakken etc . Na verloop Van tijd wordt het larfje volwassen,
raakt los van de darmwand en komt als
een volwassen worm in het darmkanaal van
de vogel te zitten waar het kan parasiteren en de vrouwtjes
opnieuw eitjes gaan
leggen en zo is de cyclus weer rond. Soms kun je wel eens bij toeval enkele
wormpjes
vinden in bv. een drinkbakje, immers volwassen spoelwormen zijn met het
blote oog te zien.
Bij een ernstige besmetting zie je ze wel eens als
dunne spaghettislierten, maar meestal vallen deze
toch niet op . Er is dan ook
maar één goede manier om er achter te komen of je vogels besmet zijn met
wormen
en dat is dmv mestonderzoek, waarbij je met behulp van een microscoop kijkt of
er wel of geen
wormeitjes in de ontlasting van de vogel zitten. spoelwormeieren
hebben een gladde dikken wand, zijn
ovaal vormig en bevatten een grote eicel.
Ascaridia toxocara eitje waaruit een
larve kruipt. De larve is ongeveer 1/3 mm groot.
Haarwormen;
Haarwormen zijn net als de spoelwormen
ronde wormen.
Ze zijn alleen veel kleiner(tot 1cm) en zoals de naam al
zegt
veel dunner(0,3mm) dan de spoelworm.
Deze wormen zijn nauwelijks of niet met
het blote oog
te zien. De Haarwormen hechten zich vast in het
slijmvlies van
de krop of de darm waar ze dus ook
beschadigingen aanrichten waardoor de vogel
sneller
ziek kan worden. Je ziet bij deze vogels vaak ernstige
darmontstekingen en bloederige diaree. De vogels
worden zwakker, krijgen
bloedarmoede en ook is het
niet ondenkbaar dat ze er een secundaire bacteriële
infectie bij krijgen door alle beschadigingen in het maagdarmkanaal .
Ook zien we deze vogels braken.
Dit zien we vaak als de vogels een
haarwormbesmetting in de krop hebben. Ook deze wormen produceren,
net zoals de
spoelwormen, duizenden eitjes die via de ontlasting mee naar buiten komen. Ze
rijpen zelfs
sneller dan de eitjes van de spoelworm en na één week kunnen
vogels zich al herbesmetten via bv.
opgedroogde ontlasting, het drinkwater,
maar ook bv. doordat eitjes hechten aan stofdeeltjes en zo
zwevend ergens
terecht gekomen zijn. Denk hierbij aan takjes of twijgjes wilgenhout die we
onze vogels
geven. Capillaria eieren zijn te herkennen aan hun typische
"poolproppen", verder zijn ze ook ovaal van
vorm.
Of vogels ook werkelijk besmet zijn met wormen kun je zoals ik al eerder
aangaf alleen aantonen via mestonderzoek. Het liefst de ontlasting van
meerdere dagen verzamelen om zo te voorkomen dat je net
een wormei
uitscheiding zou missen. Er wordt namelijk wel eens gezegd dat wormen
slechts op bepaalde
tijden eitjes uitscheiden.
Verspreiding,
De verspreiding van spoel en haarwormen
loopt via ontlasting van de vogel. Bij gunstige omstandigheden
(vocht en
temperatuur) "rijpen"deze eitjes in de omgeving. De eitjes worden via allerlei
denkbare wegen
verspreid, denk aan voedsel wat met ontlasting in aanraking
gekomen is,ontlasting die aan je schoenen is
blijven hangen als je van de ene
naar de andere kooi loopt, bodembedekking, gras, maar ook takken,
drinkwater,
en zelfs zwevend door de lucht kunnen wormeitjes overal terecht komen. De
grootste
besmetting vindt echter plaats via vuile zitstokken en
bodembedekking. Daarom hebben vogels welke
veel op de grond zitten, denk aan
kaketoes, een grotere kans op besmetting.
Samenvatting ziekteverschijnselen ;
-verstoorde spijsvertering; -verminderde conditie; -vermagering ondanks normale of zelfs overdreven eetlust; -braken; -spoelwormen soms zichtbaar in de mest; -bloedarmoede; -dunne ontlasting,diarree soms met bloed erbij.
Welke vogels?
Hoewel we veel verschillen zien kunnen
in principe alle vogels met wormen besmet raken. Vogels in een
open volière
die met vele bij elkaar zitten zijn natuurlijk veel vatbaarder dan een
huiskamervogel of
vogels die koppelgewijs altijd binnen gehouden worden.
Papegaaien en parkieten die als gezelschapsdier
in de huiskamer worden
gehouden zullen maar sporadisch besmet zijn met wormen. Hoewel het wel kan.
Kaketoes die vaak op de grond zitten zijn weer vatbaarder en ook jonge vogels
die uit het nest gehaald
zijn om met de hand groot gebracht te worden, kunnen
al een wormbesmetting bij zich dragen. Het komt
meerdere malen voor dat jonge
huiskamervogels een enorme wormbesmetting hebben. Ook is het bekend
dat bv. de
Australische parkieten zoals Rosella's erg gevoelig zijn. Op hun beurt zijn
jonge vogels veel kwetsbaarder dan oudere vogels welke al vaak een
natuurlijken weerstand hebben opgebouwd tegen een wormbesmetting. Ook blijken
er genetische verschillen te zijn in het wel of geen weerstand hebben
tegen wormen.
Hoe vaak ontwormen?
We lezen en horen nog wel eens dat men
1 of 2 keer per jaar het hele bestand standaard ontwormt omdat
dat in ieder
geval geen kwaad kan . "Preventief " wordt er dan gezegd. Toch is het beter
te ontwormen op
basis van mestonderzoek. Treft men hierin geen wormeitjes aan,
dan is ontwormen zinloos en belast je de
vogels alleen maar met een toch
altijd giftig wormmiddel (wie ontwormt zichzelf standaard twee maal per
jaar?)
Zitten er wel wormeitjes in de ontlasting dan is één of twee keer per jaar
juist vaak te weinig en
moet men soms wel denken aan 5-6 keer ontwormen
voordat men de infectie de baas is. Juist met één of
twee keer per jaar
bevorder je de kans op resistentie . Daarom is het aan te raden om
altijd één of
enkele keren per jaar de ontlasting van de vogels na te laten
kijken en aan de hand van die bevindingen
een passend ontwormschema op te
stellen in overleg met de dierenarts.
Welke middelen.
Er zijn diverse middelen en
mogelijkheden om de vogels te behandelen.Het is afhankelijk van de ervaring
die men heeft, het aantal vogels die behandeld moeten worden en de
omstandigheden.
Zo heeft ontwormen via drinkwater bij vogels die altijd buiten
zitten en kunnen drinken van regenwater
of vijver weinig zin. Betreft het
slechts enkele vogels dan is het aan te raden om het te doen via een
kropnaald, zo weet men zeker dat de vogel zijn medicijn in de juiste
hoeveelheid binnen gekregen heeft.
Betreft het een heel bestand,dan is het aan
te bevelen om te kiezen voor een middel door het voedsel of drinkwater. Vaak
moet men dit dan enkele dagen achtereen geven afhankelijk van middel en
dosering. De middelen: Fenbendazol, beter bekend onder de naam
Panacur. Het is te verkrijgen als poeder of in een vloeibare vorm. Toediening via de
voeding of rechtstreeks via
een kropnaald. Als men via de voeding behandeld,
is het aan te raden om de vogels te rantsoeneren zodat
men zeker weet dat het
zachtvoer met het ontwormmiddel volledig wordt opgenomen. Nadeel is dat men
nooit precies kan doseren, de ene vogel eet meer dan de andere. Voordeel is
dat men de vogels niet
allemaal hoeft te vangen. Nadeel van Fenbendazol
is dat wanneer men het geeft in de ruiperiode, het
verandering aan de veren
kan geven. De zogenaamde "kromme veren". Panacur is verder een veilig middel
wat de wormen geleidelijk doodt.
Levamisole,
bekend onder de naam Ripercol of Levasole. Levamisole zou de wormen allemaal min of meer gelijktijdig doden waardoor je
eerder kans hebt op
verstoppingen. Mijn ervaring is dat dit in de praktijk
meevalt. Het middel is goed door het drinkwater
te doseren. Wel moet men zich
aan de juiste dosering houden, daar het toxisch is voor de vogels bij
overdosering.
Ivermectine, er zijn diverse merknamen, de meest bekende is wel
Ivomec,
meestal wordt dit middel
opgelost in propyleenglycol toegediend via druppels
op de huid of via de kropnaald (Iverquantel).
Ook zijn er kwekers die het door
het drinkwater geven. Ga echter nooit zelf experimenteren maar
overleg eerst
met een dierenarts.
Flubendazole
, Flubenol, kan ook een verstoorde ontwikkeling geven van de bevedering van
parkieten en papegaaien.
Praziquantel,
dit middel wordt gebruikt bij vogels met een lintworminfectie. Het is te verkrijgen in combinatie met Ivermectine onder de naam Iverquantel
drops. Het middel moet
ook weer oraal ingegeven worden.
Tropet
Ovo Pellets, middel te
gebruiken door het eivoer zou werkzaam zijn tegen spoel, haar, en
lintwormen.
Ook te verkrijgen in de vorm van druppels om in te geven.
Preventie.
Naast al deze chemische middelen om een
besmetting aan te pakken en te genezen , blijft het
belangrijker om
preventieve maatregelen te nemen om juist te voorkomen dat men een
wormbesmetting
krijgt. ik denk hieraan het regelmatig laten controleren van
het vogelbestand. Extra aandacht verdienen
nieuwe vogels tijdens hun
quarantaine, even een mestmonster laten onderzoeken is een kleine moeite.
Daarnaast moet hygiëne hoog in het vaandel staan. Regelmatig je verblijven
schoonmaken inclusief
vervangen van de zitstokken, schoon drinkwater, schone
voerplateaús. Niet met je schoenen de ontlasting
van de ene kooi naar de
andere brengen, en vul zelf maar in.
Dierenkliniek De Baronie. Peter Bastiaansen. Beeksestraat 60b. 4841 GD
Prinsenbeek
Tel: 076 - 5415030 Fax: 076 - 5424141
top
=======================//=======================
top
Drinkwater en zuurgraad 1
door Hedwig
van der Horst, dierenarts te Riel.
Tegenwoordig wordt er inderdaad een zoutzuuroplossing gebruikt bij de
papegaaien die gehuisvest zijn
bij de stichting Nederlandse Opvang Papegaaien
(NOP). Dit is ontstaan uit het gebruik van appelazijn in
drinkwater voor
sportduiven. Dit zou helpen tegen de gevreesde Coli (een bacteriële
darminfectie).
Deze coli-infectie kwam ook regelmatig voor bij de papegaaien
van het NOP, met name in de winter.
Diverse mogelijkheden Omdat appelazijn een natuurproduct is, en dus niet altijd een constante
zuurgraad heeft (de ene fles kan
zuurder zijn dan de andere), is er gezocht
naar een vervangend product dat wel een constante kwaliteit
kent. Dit is
uiteindelijk gevonden in citroenzuur (een chemisch gemaakt poeder en dus geen
citroensap!)
en zoutzuur. Citroenzuur werkt het gemakkelijkste bij grote groepen dieren zoals de dieren
die bij de
stichting NOP in het park gehuisvest zijn. Zoutzuur is vloeibaar en
dus makkelijker te doseren voor
individuele vogels. Zoutzuur gebruik ik vaak
in de ziekenboeg van het NOP.
Dosering Met zoutzuur en citroenzuur is vrij uitgebreid onderzoek gedaan bij het NOP.
Hierbij is gekeken naar de acceptatie van het ‘zure water’ door de vogels zelf
en naar de invloed op het aantal bacteriën in de
ontlasting van de vogels. Er
is gewerkt met een zoutzuurverdunning van 10% en met 100% citroenzuur.
Van het
zoutzuur gaf 1,5 ml per liter drinkwater een reductie te zien van het aantal
bacteriën met een
factor 3.000. Dus van elke 3.000 bacteriën bleef er na het
gebruik van de zoutzuuroplossing nog maar
1 bacterie over! Citroenzuur gaf eenzelfde resultaat bij een dosering van 1 gram per liter
water.
Beide doseringen werden goed geaccepteerd door de vogels. Bij het
citroenzuur gingen de dieren zelfs
iets meer drinken: een teken dat zij het
lekkerder vonden dan gewoon kraanwater. Het gehalte aan
citroenzuur kon
verhoogd worden tot 6 gram per liter water. Bij deze dosering ging echter 10%
van de
vogels beduidend minder drinken. Bij zoutzuur lag deze grens ongeveer
bij 3 ml per liter drinkwater.
Preventieve werking Sinds september 2001 wordt in het drinkwater van de papegaaien van het NOP
continu 1 gram
citroenzuur per liter water toegevoegd. Sindsdien zijn er
beduidend minder dieren die te lijden hebben
van bacteriële darminfecties. Ook
lijken er veel minder gistinfecties van de darm op te treden
(de precieze
cijfers hieronder zijn echter nog niet bekend). Overigens is ook gebleken dat citroenzuur
en zoutzuur vooral preventief werken en niet werken als ‘echte
medicijnen’. Als de dieren namelijk een
dusdanig heftige darminfectie hebben
dat zij er ziek van zijn, zijn antibiotica of anti-gistmiddelen nodig
om het
dier beter te krijgen. De beide zuren zijn dan blijkbaar niet krachtig genoeg
om het dier te
genezen.
Het verzuurde water zorgt ervoor dat ten eerste de hoeveelheid bacteriën die
in het drinkwater zit
(en in het verloop van de dag steeds groter wordt),drastisch ingeperkt wordt waardoor de vogels minder
kans lopen ziek te worden.
Ten tweede zorgt het verzuren van het water ervoor dat een zieke vogel
minder
makkelijk zijn kooigenoten kan besmetten. Als de zieke vogel namelijk een keer
het drinkwater
besmet door ervan te drinken of erin te poepen, kunnen de
schadelijke bacteriën zich in het zure water
minder makkelijk verspreiden en
vermeerderen. Ook in de krop en de slokdarm van de kooigenoten is wat
van dat
zure drinkwater aanwezig dat de uitgroei van bacteriën remt. Bij oude of hele
jonge papegaaien,
papegaaien die in het verleden tekorten in de voeding hebben
gehad of papegaaien waar de afweer door
een andere oorzaak verminderd is, is
de kliermaag functie vaak verminderd. Dit resulteert in een lagere
productie
van maagzuur (= zoutzuur) door de kliermaag. Ook hier kan verzuren van het
drinkwater dat
tekort net een beetje aanvullen.
Conclusie Kortom, het verzuren van het drinkwater is een mogelijkheid om ziekte te
voorkomen zonder dat meteen
naar de gebruikelijke medicijnen (met hun
bijwerkingen en hun risico op resistentie) gegrepen hoeft te
worden. Bij de
stichting NOP is het in ieder geval een waardewol middel gebleken om het
aantal dieren
met darminfecties terug te dringen en daarbij ook nog het
gebruik van antibiotica fors te verlagen.’
Noot van de redactie Let u in bovenstaand verhaal alstublieft goed op de genoemde verdunningen /
doseringen.
Zowel de zoutzuuroplossing van 10% als de citroenzuurvariant van
100% worden beiden in slechts zeer
kleine hoeveelheden door het drinkwater
gemengd! Dosering,
Zoutzuur
1,5 ml per liter water
Citroenzuur 1 gram per liter water
Bijzondere Dierenpraktijk Den Horst, Riel. Hedwig van der Horst
top
=============================//================================
top
Drinkwater en zuurgraad 2.
door Paul van der Vliet.
Overgenomen artikel.
Het aanzuren van drinkwater
In de natuur is alles erop gericht om ziekten te voorkomen en daar weten
vogels heel goed mee om te
gaan. Omdat we de natuur niet kunnen evenaren zijn
we toch genoodzaakt om eivoer en/of water aan te
vullen met het doel om
allerlei ziekten bij onze vogels te voorkomen. Het aanzuren van drinkwater is
een
voorbeeld. We moeten dan onderscheid maken tussen sterke en zwakke zuren. Meestal wordt aan het water een zwak zuur, zoals appelazijn, molkosan
(melkzuurconcentraat) of
citroenzuur (conserveringsmiddel E330) toegevoegd met
het doel het water een lagere zuurgraad
(PH-waarde) te geven. Salpeterzuur en zoutzuur zijn sterk geconcentreerde zuren met een PH van 1-2
(zeer agressief, daarom
bij gebruik voorzichtigheid geboden: brandwonden op de
huid, kleding waar meteen een gat in valt enz.) We kennen PH-waarden van 1-14. Hoe lager het getal hoe hoger de zuurwaarde. Drinkwater heeft over het algemeen een PH-waarde van 7-8. Dit noemen we
neutraal. Een waarde lager dan een PH van 7 noemen we zuur en daarboven noemen we het
basisch. Ik geef de voorkeur aan het toevoegen van medicinaal zoutzuur 10% verdunning:
1,5 ml. op 1 liter water.
Na langdurig en succesvol gebruik van zoutzuur 10%
bij kanaries ben ik dit ook gaan gebruiken bij mijn
Europese vogels:
hoofdzakelijk putters; een vogelsoort met een grote ziektegevoeligheid. Ik vind dat het gebruik van zoutzuur een positieve bijdrage levert aan het
welzijn van onze vogels, mits
goed gedoseerd. U kunt het zonder problemen
dagelijks geven.
Ik heb het een jaar lang getest.
A. Door het aanzuren van drinkwater ondersteunt u de vertering van het
opgenomen voedsel.
Het stimuleert de afgifte van diverse verteringssappen,
waardoor het opgenomen voedsel beter en
sneller verteerd wordt. Dit alles
noemen we de stofwisseling. Het zijn de procesveranderingen en
chemische
reacties die in het lichaam plaatsvinden teneinde het leven in stand te
houden.
B. De groei van micro-organismen (ziekteverwekkende bacteriën) wordt geremd of
doet de ontwikkeling
ervan teniet. De aanwezige lactobacillen e.d. die leven
in het zure milieu van maag en darmen en
broodnodig zijn voor de vertering van
het aangeboden voedsel, kunnen overleven in het zoutzure milieu.
De voordelen
1. Het gebruik van zoutzuur werkt eetlustopwekkend. 2. Ontslakkend. 3. Zijn de vogels eenmaal gewend aan het zoutzuur dan hebben ze minder last
van coccidiose . 4. Ze nemen meer grit op. Vermoedelijk lost het grit onder invloed van zuur
sneller op . 5. Er hoeft minder ESB3 gebruikt te worden en vaak kan het helemaal achterwege
blijven. 6. De gevreesde megabacterie (schimmel) krijgt mogelijk minder kans als u zich
aan de dosering houdt.
Maar dit is niet met zekerheid te zeggen.
Het belangrijkste vind ik dat zoutzuur al een lichaamseigen stof is; het wordt
door minuscule kleine
kliertjes afgescheiden in de maag. Voorts kunt u kiemzaad weken in aangezuurd water (1,5 ml. zoutzuur/1 ltr.
water). Onjuist gekiemd zaad
kan namelijk ook een bron van infectie vormen. Bij laboratoriumonderzoek was er geen enkele bacterie of schimmel in het water
te vinden. Het komt m.i. zover dat er in de intensieve kippen- en
varkenshouderij geen
antibiotica preventief meer
toegepast zal mogen worden. Er is een middel (combimix) dat gecoate organische zuren bevat, zoals
mierenzuur, propionzuur,
azijnzuur, citroenzuur, melkzuur, amoniumzuur en
overige ingrediënten. Het is een soort breedspectrum
middel van diverse
organische zuren voor preventieve behandeling. Het product is volledig biologisch afbreekbaar. Misschien is combimix wel het
middel van de toekomst.
In zaden (m.n. sesamzaad) kunnen ook organische zuren voorkomen. Helaas is
hier nog weinig onderzoek
naar gedaan. Sommige vogelliefhebbers doen kwark of
caseïne onder het eivoer (PH = ca. 5,5).
Dit verlaagt ook de PH-waarde.
Ter vergelijking:
Speeksel heeft een PH van 6,5 De maag heeft een PH van 3-4 Maagsap heeft een
PH van 1,5-2 De dunne en dikke darm hebben een PH van 6-7 Coca cola heeft een PH van 4. Waarom zijn toevoegingen noodzakelijk
Vogels in de natuur leven van wilde planten en deze bevatten meestal veel
bitterstoffen, looistoffen,
etherische oliën, organische zuren enz. en dat is
goed voor de gezondheid. Veel van deze stoffen stimuleren de productie van maag- en darmsappen
maximaal, zodat een goede
stofwisseling is gegarandeerd. Maar helaas kunnen we
de natuur niet evenaren, hooguit een stuk
benaderen. Als u over wilt gaan op het aanzuren van drinkwater is het niet onverstandig
te beginnen met
een dosering van 1 ml./1 ltr. water gedurende 5 dagen en 2
dagen gewoon kraanwater.
Doe dit gedurende 2 weken. Daarná kunt u overgaan op
1,5 ml./1ltr.water bijv.op vrijdag,zaterdag,zondag. In het begin kunnen uw vogels enige dagen wat dunnere ontlasting laten zien
maar dit gaat vanzelf over.
Het vogellichaam moet even wennen aan de nieuwe
stof.
Aanzuren met appelazijn PH-waarden (1 soeplepel is 10 ml.):
10 ml. appelazijn op 1 liter water = PH 5,5 20 ml. appelazijn op 1 liter water = PH 5,2 30 ml. appelazijn op 1 liter water = PH 5 50 ml. appelazijn op 1 liter water = PH 4,8
Bij een PH van 5 is het aangemaakte water nu zo zuur dat uw vogels het maar
minimaal of helemaal niet
zullen drinken.
Aanzuren met zoutzuur De PH waarden van zoutzuur 10% medicinaal.
1 ,0 ml. op 1 liter water = +/- PH 4,8 1,5 ml. op 1 liter water = +/- PH 4,2 2,0 ml. op 1 liter water = +/- PH 3,9 2.5 ml. op 1 liter water = +/- PH 3,6
Het keerpunt van de zuurgraad ligt bij +/- 3,2 PH.
Dat wil zeggen dat de PH-waarde niet meer zakt,ongeacht de hoeveelheid
zoutzuur die nog aan het water
wordt toegevoegd. Let wel! Bij stress wordt er minder maagzuur geproduceerd en daardoor worden
vogels vatbaarder voor
ziekten. Omdat warm weer zeer bevorderlijk is voor darminfecties geef ik tijdens het
kweekseizoen 3
dagen achter elkaar zoutzuur 10%. In de rustperiode 2 dagen per
week. Ik geef mijn vogels vóór aanvang
van het kweekseizoen 2 dagen per week
paardebloemextract. Tijdens de rustperiode 2 dagen per week brandnetelextract:
1 soeplepel = 10 ml. op 1 liter water.
Uw vogels zullen blaken van gezondheid.
Mijn manier van voeren is gebaseerd op de stelling dat weerstand opgebouwd
moet worden op een
vogelvriendelijke wijze. Met het geven van antibiotica kunt
u nooit weerstand opbouwen. Bij een goede
weerstand kunnen uw vogels zelfs
virussen overwinnen en kan het vogellichaam antistoffen opbouwen. Bij
onvoldoende weerstand zal uw vogel helaas alsnog het loodje leggen. De verschillende micro-organismen groeien het best wanneer er verschillende
PH-waarden zijn. E-coli
natte nesten en salmonella groeien het best bij een PH
van 6-7,5. Deze bacteriën kunnen zich niet ontwikkelen in een zuur milieu. Een effectieve
manier om pathogene
bacteriën te doden is het verlagen van de PH in het
drinkwater.
Het Ph-bereik voor de groei van micro-organismen:
Organismen Minimaal
Optimaal Maximaal
Bacterie
3.0-4.0 6.0-7.5
9.0-10.0
Gist
2.0-3.0 4.5-5.5
7.0-8.0
Schimmel
1.0-2.0 4.5-5.5
7.0-8.0
top
===============================//=================================
top
Het
aanzuren van drinkwater anders bekeken.
door John van der Jagt
In de afgelopen jaren zijn er verschillende artikelen verschenen over het
nut van het aanzuren van
drinkwater. Er is inmiddels voldoende bewijs dat
het aanzuren een gunstige invloed heeft op het gezond
zijn en blijven van
onze vogels.Bij de Nederlandse Papegaaien Opvang in Veldhoven wordt het
water sinds
een aantal jaren aangezuurd met citroenzuur en men heeft kunnen
vaststellen dat er een positieve invloed
van uitgaat. Weer anderen gebruiken
appelazijn, medicinaal zoutzuur of combimix (een mengsel van
organische
zuren). De vraag dient zich aan of er eigenlijk verschillen zijn tussen al
deze stoffen. Is er
een verschil tussen medicinaal zoutzuur of een
willekeurig ander zuur wat betreft de werkzaamheid?
Voor het houdbaar maken van voedingmiddelen wordt het aanzuren sinds vele
eeuwen toegepast al dan
niet door gebruik te maken van een natuurlijk
fermentatieproces. * Ook in de moderne
voedingsmiddelenindustrie worden deze
voedingszuren heel veel gebruikt. Ze zijn te herkennen aan het zogenaamde E-nummer op de verpakking. Welk zuur er wordt toegepast hangt sterk af van
het product
waarvan de houdbaarheid verlengd moet worden. Er is echter wel
een verschil in de werking van deze
zuren. Hiervoor is een klein beetje
chemiekennis nodig. Het verschil tussen de zwakke (organische)
voedingszuren
en bijvoorbeeld het sterke zuur HCL (zoutzuur, E 507)is dat ze zich in
water verschillend
gedragen. Het voorvoegsel sterk of zwak duidt niet op de
"gevaarlijkheid" of "corrosiviteit"van het zuur;
zo is mierenzuur een zwak
zuur, maar erg bijtend. Als een zuur aan water wordt toegevoegd zal het zuur
zich splitsen in + en - ionen. Voor een sterk zuur geldt dat deze splitsing
volledig is. In een waterige
oplossing van HCL komen er geen HCL moleculen
meer voor maar alleen H+ en CL- atomen. Bij een zwak
organisch zuur is dit
heel anders. Een deel van het zuur zal zich splitsen in + en – ionen, maar
voor een
deel zal het ongesplitste zuur nog als molecuul in de oplossing
bestaan. De hoeveelheid ongedissocieerde (ongesplitst) organisch zuur dat
aanwezig is, is afhankelijk van het soort zuur en de pH van de oplossing.
Vergelijken we bij een pH van 4.1 het percentage ongedissocieerde zuur voor
citroenzuur, melkzuur en
azijnzuur dan zijn de uitkomsten als volgt: Azijnzuur 81.7%
ongedissocieerde zuur Melkzuur 36.5%
ongedissocieerde zuur Citroenzuur 9.88%
ongedissocieerde zuur Zoutzuur als sterk zuur is volledig gedissocieerd en bevat dus 0%
ongedissocieerde zuur.
Deze verschillen zijn van grote invloed op de antimicrobiële werking, want
naast de pH is de hoeveelheid ongedissocieerd zuur een belangrijke factor.
Hoe meer ongedissocieerde zuur er aanwezig is hoe beter bacteriegroei wordt
geremd. Azijnzuur is van de hierboven genoemde zuren, bij een gelijke pH,
dan ook
de meest effectieve groeiremmer en medicinaal zoutzuur de minste.
Hoe effectief is het aanzuren van drinkwater eigenlijk? In onderstaande tabel heb ik de groeisnelheid
van E coli bacteriën bij een verschillende pH gezet.
De temperatuur is 30 °C.
pH 7.2
pH 4.5 pH 4.1
Aanpassingstijd
3.3 uur
7.4 uur oneindig Verdubbelingtijd
0.6 uur
1.5 uur oneindig Tijd om een factor1000 te groeien 9.4 uur
22.1 uur oneindig
Als bacteriën worden blootgesteld aan een zuur milieu hebben ze de tijd
nodig om zich aan te passen.
Hier valt al op dat hoe lager de pH is hoe
langer het duurt voordat de bacterie zich heeft aangepast. Bij
een pH van
4.1 kan E. coli zich niet aanpassen en vindt er dus helemaal geen groei
plaats. Gewoon water uit
de kraan heeft een pH van rond de 7. Binnen 10 uur
is er een toename van een factor 1000. Na 24 uur ligt
het aantal bacteriën
ver boven de miljoen. Bij deze getallen wordt er wel vanuit gegaan dat er
voldoende
nutriënten voor de bacteriën aanwezig zijn. Deze aanname is
gerechtvaardigd omdat de vogels met hun
snavel het water snel zullen
verontreinigen.
Voor elk type bacterie liggen deze getallen een klein beetje anders, maar
door de bank genomen
voorkomt een pH van 4.1 de groei van de meeste soorten.
Hier moet nadrukkelijk bij vermeld worden dat
dit alleen maar opgaat voor
bacteriën. De meeste schimmels en gisten kunnen zich in dit milieu nog goed
vermeerderen. Het is dus niet juist dat we aangezuurd water minder vaak
hoeven te verversen. Ook is
een woord van waarschuwing op zijn plaats. De pH
wordt uitgedrukt in een logaritmische schaal. Een pH
verlaging met 3 pH
eenheden van bijvoorbeeld van pH 7 naar pH 4 betekent dat er 1.000.000 x
zoveel +
ionen in de oplossing zijn dan – ionen. Men moet dus voorzichtig
zijn met overdosering van het zuur.
In onderstaande tabel is het effect van de concentratie op de pH duidelijk
te zien:
Appelazijn ml/liter pH
20 3.98
10 4.19
5
4.56 2.5
5.22 ---------------------------------------- Zoutzuur ml/literZoutzuur 10% (van 37%) pH
10
2.25 5
2.60 2.5
3.23 1.7
4.40 1.25
5.65
Om een pH van ongeveer 4.3 te bereiken is voor appelazijn 10 ml per liter
water nodig en voor (verdunde) medicinale zoutzuur 1.8 ml/liter.
Dan kom ik op het laatste punt. Hoe effectief is aangezuurd water in het
vogellichaam. Eerlijk gezegd
geloof ik dat er geen enkel effect is. Ieder
orgaan in het lichaam van mens en dier streeft naar een
optimaal evenwicht.
Een zuurdere conditie in de krop zal snel weer te niet worden gedaan door
het
aanwezige voedsel en de sappen die hierin aanwezig zijn. Later in het
verteringsproces is de maaginhoud
van zichzelf al erg zuur, zodat het beetje
aangezuurd water hier nauwelijks van invloed op zal zijn. Ook een negatief effect van aanzuren is om deze reden niet te verwachten. Ik
geef mijn vogels 7 dagen
in de week water dat ik met appelazijn op een pH
van 4.1 breng (10ml/liter water). Alleen wanneer er
andere stoffen via het
water worden verstrekt zoals kleurstoffen, vitaminen of Baycox wordt er geen
appel azijntoegevoegd.
* Voorbeelden zijn: eigengemaakte jam waaraan citroenzuur wordt toegevoegd.
Zuurkool, haring en vlees in het zuur en wijn. Bessen, zoals
druiven,
bevatten van nature veel zuren. Zonder die zuren zou wijn niet houdbaar
zijn.
top
=====================================//===================================
top Nagels knippen.
Het knippen van de nagels is geen gemakkelijk klusje. Alleen
al omdat menig papegaai behoorlijk kan tegenstribbelen. Dan wordt netjes
knippen al erg moeilijk. Het beste wikkel je de papegaai in een
handdoek met
één poot vrij. Makkelijk is het om dan in de vrije poot een stokje of blokje
hout te geven .
De vogel zal deze van zelf aanpakken en vast houden waardoor
de tenen een beter houding hebben om de
nagels te knippen. Anders dan bij
ons staat de nagel van een papegaai los van de huid. Om de nagel te
voeden
is deze voorzien van een bloedvat, dit bloedvat mag niet geraakt worden als
we de nagels knippen.
Zie onderstaande illustratie. Raakt u per ongeluk toch
het bloedvat blijf dan rustig en zorg dat u één van
de volgende middelen van
te voren klaar heeft staan.
Aluin kan u helpen om het bloeden te stelpen .
Meestal als het maar een
kleine bloeding betreft kunt u bloem op de bloeding strooien of er een stukje
keukenrol tegen houden voor
een paar minuten. Is de bloeding zo erg dat u het niet kunt stoppen dan kan
een soldeerbout uitkomst bieden. Zorg dat de bout goed heet is en tip dan
met de bloedende nagel tegen
de hete bout zodat de wond dicht brand. Zorg
altijd dat u deze spullen al klaar heeft staan voor dat er
geknipt wordt.
Als u twijfelt begin er dan niet zelf aan maar laat het aan iemand met meer
ervaring of
anders een dierenarts
over.
De Poicephalus soorten waar het hier om gaat hebben meestal
allemaal zwarte nagels waardoor we het bloedvat niet kunnen zien,knip daarom
alleen de punt van de nagel als dit nodig zou zijn. Wat beter help en minder
stressgevoelig is dan knippen is je vogels zo veel mogelijk verschillende
zitstokken te geven van verschillende diktes waardoor de nagels op natuurlijke
wijze kunnen afslijten. Vogels in volières hebben meestal geen last van te
lange nagels omdat zij hele dagen kunnen klimmen waardoor de nagels op lengte
blijven. Het zijn meestal huiskamer vogels of vogel welke in kistkooien
gehouden worden. Vogels met weinig beweging's vrijheid kunnen niet of te
weinig klimmen waardoor hun nagels niet goed kunnen afslijten.
top
==================================//=================================
top
Sepia / calcium.
Afrikaanse papegaaien gebruiken veel calcium ,vooral poppen en
jongen hebben behoefte aan extra calcium. Een te laag gehalte aan calcium in
de voeding is mogelijk zelfs een groter probleem dan een tekort aan vitamine
A. Bij vogels kunnen calciumtekorten ernstige gezondheidsproblemen
veroorzaken. Dit komt vaak voor bij de Afrikaanse soorten zoals de Grijzeroodstaarten, en alle
Poicephalus soorten. Ondanks de tonnen sepia die
jaarlijks gegeven worden! Het meeste van de opgenomen sepia wordt weer
uitgescheiden via de ontlasting. Het probleem met calcium is om het goed
opgenomen te krijgen in de darmen.
Sepia is de populaire naam voor het rugschild van de zeekat
Sepia officinalis , een inktvis die in de zomer algemeen langs onze kust
voorkomt. Als deze dieren sterven en tot ontbinding overgaan, komen de
poreuze rugschilden naar de oppervlakte. Onder invloed van stroom en wind
spoelen ze vervolgens aan.
Sepia bestaat voor ongeveer 80 tot 90 procent uit aragoniet, een vorm van
kalk. Het wordt voor diverse doeleinden gebruikt. Er wordt een wit poeder
uit bereid, dat men met name vroeger veel gebruikte als kwalitatief
hoogwaardig polijstmiddel. In de dierenhandel wordt zeeschuim aangeboden om
te voorzien in de kalkbehoefte van volièrevogels, die de opgehangen schilden
ook benutten om hun snavels te scherpen. Tot in de 19de eeuw werd zeeschuim,
als Ossa sepiae, veelvuldig in de artsenijboeken vermeld als middel tegen
allerlei kwalen, variërend van huiduitslag en oogontsteking tot de
geslachtsziekten. In de Oriënt gebruikt men het als afrodisiacum, een middel
waarvan men, vaak onterecht, veronderstelt dat het de seksuele drift
stimuleert .
In de handel zijn verschillende goede merken te koop oa.
hoogwaardige wateroplosbare calcium voor vogels. Beter is het om calcium
door het eivoer te geven voor beter opnamen.
top
==================================//=================================
top
Vapona Casette
tegen
insekten in vogelverblijf.
2008
Omdat er nog
regelmatig om de Vapona Casette gevraagt word en het een raadsel bleef
of ze nu nog wel of niet verkocht werden heb ik een mailtje richting Sara Lee Consumentenservice gestuurd zodat we
zeker weten wat de status
van de Vapona Casette is.
Zie antwoord___________________________________
2008
Geachte heer De Jongh,
Hartelijk dank voor uw bericht.
U vraagt of de Vapona Casette nog te koop is.
Helaas moeten wij u meedelen dat wij dit product niet meer maken omdat
de vraag ernaar te klein werd om het op de markt te houden. Wij hebben
ook geen voorraad meer van dit product.
Wij vertrouwen erop u met deze informatie van dienst te zijn geweest.
Met vriendelijke groet,
Caroline Haasnoot
Sara Lee Consumentenservice
___________________________________
Vaponastrips (vliegenvangers),
waren effectief tegen de kruipende mijt/luis en tegen luchtpijpmijt,
motjes en vliegen, niet tegen de eieren. De eieren van de parasiet
worden hierbij niet gedood, je moet na twee á drie weken de cassette weer open
zetten zodat de net uit de eieren gekomen insecten ook zullen sterven en
zo geen nieuwe eieren kunnen leggen.
Omdat de Vaponastrip niet meer te verkrijgen is ben ik gaan zoeken
en kwam het volgende tegen.
Vapona Casette Roxasect
Mottencassette
Roxasect Mottencassette - Inhoud: 1 cassette Samenstelling: Werkzame
stof: Dichloorvos 30,5%
(3,5 gram per cassette). Nadeel is dat deze
cassettes te klein zijn voor de meeste vogelruimtes,
1 cassette werkt
tot 1 m3. Deze cassettes worden op dit formaat gemaakt omdat dit genoeg zou zijn
voor één kledingkast.
Een volwassen meelmot is ca. 0.8mm lang en heeft een spanwijdte van 2
tot 2.8cm.
De larve van de meelmot is wit en 7 tot 9mm
lang.
Samenstelling
Dichloorvos, is een ademhalingsgif. De stof wordt zeer geleidelijk
afgegeven en door de insecten
ingeademd waardoor deze zullen sterven.
De roxasect cassette bevat exact dezelfde werkzame stof als de vapona
cassete (dichloorvos)
De dosering is ook hetzelfe maar de verpakking is
veel kleiner.Voor de wat grotere kooi heb je dus meer
cassettes
nodig. Bij drogist en apoteker te koop, prijs € 4.19 (2008). Dit is ruim 4 euro
per kuub en kan zo een vrij
prijzige oplossing worden.
Vogelmijten of bloedluis
kunnen tot ongeveer 1 mm groot worden, zijn ovaal van vorm en,
afhankelijk van de hoeveelheid opgenomen bloed, kleurloos tot rood.
Vaak
ziet men een zwarte vlek (het bloed) in een kleurloos lichaam.
Als dit zou helpen is het Vapona probleem opgelost.
Wie gaat dit testen en ons informeren??
top
Mottenval Black Stripe
Voor het wegvangen van
levensmiddelenmotten.
Deze val is ontworpen om heel effectief motten aan te trekken en te
vangen.
Helpt niet tegen bloedluis!
Voor het wegvangen van motten o.a. de vruchtmot, meelmot en cacaomot.
Deze val is ontworpen om heel effectief motten aan te trekken en te
vangen.
Geschikt voor het vangen van levensmiddelenmotten. Deze motten worden
gelokt
doormiddel van een lokferomoon. De feromoonhouders zijn 3 maanden
werkzaam.
De val is van
stevig kunststof, vangt tot 1000 motten. Eenmaal gevangen kunnen de
motten niet meer weg, dankzij de Blackstripe Liner. De Blackstripe Liner is een speciaal voor de Blackstripe Mottenval
bestemde lijmplank met een niet-
drogende lijm.
navullingen zijn apart na te bestellen.
Mottenval € 14,82
lokferomoon € 5,83
Lijmstrook €2,61
prijzen 2008.
Voor meer informatie
Bestrijdhetzelf.nl
top
======================================================//======================================================
top
DNA Geslachtsbepaling
De waarde van geslachtsbepaling bij vogels kan op verschillende
vlakken gesitueerd worden. Er is om te beginnen de wens van de
kweker die in vele gevallen wordt gedicteerd door de hoeveelheid
dieren van een bepaald geslacht waarover hij reeds beschikt en/ of
de marktwaarde waarbij de mannelijke dieren dikwijls veel duurder
zijn dan de vrouwelijke dieren, dit wegens hun mooiere verenkleed of
hun betere zangcapaciteit. Ook een tekort aan vogels van een
bepaald geslacht speelt hier een rol.
Van fundamenteler belang is de geslachtsbepaling als hulpmiddel bij
het in stand houden van bedreigde soorten en het opstellen van
weldoordachte broedprogramma's.
Wellicht de meest tot de verbeelding sprekende illustratie hiervan
is te vinden in de geslachtsbepaling van de laatste vrij levende Spix ara (Cyanopsitta spixii). Aan de hand van een DNA-analyse
uitgevoerd op een geruide veer van het dier kon het vermoeden dat
het een mannetje betrof worden bevestigd. Pas daarna werd een
vrouwtje één van de in totaal 26 in gevangenschap levende dieren
vrijgelaten. Tenslotte heeft geslachtsbepaling van vogels ook een
wetenschappelijke waarde, bijvoorbeeld bij het uittesten van
theorieën over geslachtsverhoudingen binnen in het wild levende
populaties. Geslachtsbepaling bij vogels wordt bemoeilijkt doordat
ongeveer tweederden van alle vogelsoorten seksueel monomorf zijn,
wat betekent dat het geslacht niet op basis van hun ,uiterlijke
kenmerken kan bepaald worden, tenzij eventueel via langdurige
gedragsobservatie. Bovendien stelt men vast dat bij de vogelsoorten
met seksueel dimorfisme de geslachtsdifferentiatie nog niet of heel
moeilijk zichtbaar is bij pasuitgekipte kuikens en pas op latere
leeftijd ondubbelzinnig tot uiting komt. Wil men toch het geslacht
van deze jonge of monomorfe vogels kennen dan dient hiervoor beroep
gedaan te worden op één van de technieken uitgevoerd in een
dierenkliniek of een laboratorium.
De hiervoor tot nu toe meest gebruikte methode is endoscopie. Het
voordeel van endoscopie is dat uw het resultaat direct te zien
krijgt en dat
er eveneens informatie wordt verkregen over eventueel aanwezige
afwijkingen of beschadigingen aan de gonaden. Endoscopie heeft
evenwel een aantal nadelen en beperkingen die mede hebben
bijgedragen tot de vraag naar alternatieve technieken. Endoscopie is
een invasieve methode die gebeurt onder verdoving, waaraan steeds
enig risico is verbonden. Een klein percentage van de vogels
ontwaakt niet meer uit de verdoving. Het gebeurt soms ook dat de
vogels ziek worden tengevolge de overdracht van bepaalde virussen
zoals het polyomavirus, postoperatieve bacteriële infecties, het
optreden van postoperatief subcutaan emfyseem, of een trauma oplopen
aan de interne organen tengevolge onzorgvuldig gebruik van de
endoscoop. Daarnaast kan endoscopie bij een aantal vogelsoorten niet
worden uitgevoerd omwille van bijvoorbeeld te grote hoeveelheden
vet, vocht in de buikholte of een vertroebeling van de luchtzakken. De
techniek kan evenmin of moeilijk uitgevoerd worden op zeer jonge of
kleine vogels. Bij de kleinere soorten van de Poicephalus kan het
geslacht pas na 6 maanden gezien worden.
De beperkingen en nadelen van endoscopie droegen er mede toe bij dat
de zoektocht naar een simpele, goedkope en niet invasieve methode
actief werd voortgezet.
De opkomst, eind jaren tachtig en begin jaren negentig, van de
nieuwe DNA technologieën betekende ook hier een doorbraak. Waren de
eerste DNA gebaseerde testen nog vrij arbeidsintensief en beperkt
bruikbaar, de huidige methoden zijn relatief simpel en toepasbaar op
het merendeel der vogelsoorten, maar ook deze zijn nog voor
verbetering en vereenvoudiging vatbaar.
In wat volgt wordt de meest performante DNA test aan de hand van
enkele praktijkvoorbeelden in meer detail besproken.
Bij vogels, net als bij zoogdieren, wordt het geslacht in eerste
instantie bepaald door de erfelijke aanleg, meer bepaald door het
type aanwezige geslachtschromosomen. Mannelijke zoogdieren bezitten
naast het (grote) X chromosoom een (klein) Y chromosoom terwijl
vrouwelijke zoogdieren twee X chromosomen bezitten. Het mannelijke
geslacht wordt bepaald door de aanwezigheid van het Y chromosoom en
niet door het aantal X chromosomen (1 X voor mannelijk en 2 X voor
vrouwelijk, zoals het geval is bij onder andere insecten). Bij
vogels is de erfelijke grondslag van de bepaling van de geslachten
minder duidelijk. Mannelijke vogels bezitten twee (grote) Z
chromosomen en vrouwelijke vogels een Z en een (klein) W chromosoom.
Dus, in tegenstelling met zoogdieren, hebben bij vogels de vrouwtjes
twee verschillende geslachtschromosomen en de mannetjes twee
identieke. Het is evenwel niet duidelijk of het nu de aanwezigheid
van het W chromosoom is dan wel de aanwezigheid van slechts één Z
chromosoom dat bepalend is voor het vrouwelijke geslacht.
De chromosomen van vogels worden onderverdeeld in macro en micro
chromosomen. Het Z chromosoom is een macrochromosoom en is bij een
aantal vogelsoorten zelfs het grootste chromosoom aanwezig in alle
cellen, ook rode bloedcellen (RBC) (dit in tegenstelling met
zoogdieren waar de volwassen RBC geen chromosomen en dus ook geen
DNA bevatten). Het Z chromosoom bevat een groot aantal genen waarvan
het merendeel niks te maken heeft met de ontwikkeling van het
geslacht. Het W-chromosoom daarentegen is een mini chromosoom dat
slechts een handvol genen bevat.
Een afwijkende situatie wordt aangetroffen bij de vertegenwoordigers
van de subklasse ratitae die geen microscopisch herkenbare
chromosomenpaar bezitten. Bij de Struisvogel, Emoe, Kiwi, Nandoe ,
Kasuaris en andere "primitieve" loopvogels kan met andere woorden
geen grootteverschil gevonden worden tussen het Z en W chromosoom.
Verschillende studies hebben uitgewezen dat de genen gelegen op het
Z en W chromosoom, bij de Emoe gelegen zijn op het 5de
chromosomenpaar, de voorlopers van de Z en W chromosomen bij de meer
geëvolueerde vogelsoorten.
De ontwikkeling van de polymerase kettingreactie, beter bekend als
PCR naar de Engelse benaming Polymerase Chain Reaction, eind de
jaren tachtig betekende één van de grootste doorbraken in de moleculaire genetica. Dankzij deze techniek kunnen DNA fragmentjes
haast onbeperkt vermenigvuldigd worden waardoor slechts een minieme
hoeveelheid startmateriaal nodig is. Het was onder andere deze
techniek die als basisidee werd gebruikt voor filmen zoals Jurassic
Parc waarbij DNA van dinosaurussen werd vermeerderd vertrekkende van
wat dinobloed opgezogen door muggen en bewaard in barnsteen. Al
hoewel dit uiteraard een sterke overdrijving is geeft het wel een
idee van de mogelijkheden van de PCR-techniek. Een druppeltje bloed
of een donsveertje zijn immers ruim voldoende om tientallen PCRs op
uit te voeren.
PCR vormt ook de basis van de huidige lichting DNA-testen voor de
geslachtsbepaling van vogels en is gericht naar de specifieke
vermeerdering van een klein stukje van het W en Z chromosoom. De W
en Z stukjes verschillen in lengte van elkaar en kunnen zichtbaar
gemaakt worden in een zogenaamde gel. Wanneer in een gel na PCR twee
DNA stukjes met verschillende lengte worden aangetroffen besluit men
dat het om een vrouwelijke vogel gaat (ZW), wanneer enkel het Z
stukje wordt gevonden gaat het om een mannetje (ZZ). De twee Z
stukjes van het mannelijke dier zijn immers even lang en zitten op
dezelfde plaats in de gel.
Het spreekt voor zich dat mengstalen mannelijk/vrouwelijk niet als
dusdanig kunnen herkend worden en als vrouwelijk zullen getypeerd
worden. Het correct nemen van de stalen is derhalve cruciaal en de
verantwoordelijkheid van de kweker/eigenaar, eventueel samen met een
getuige van de staalafname, bijvoorbeeld de koper van het dier. In het Laboratorium voor Dierlijke Genetica en Veeteelt van de
Universiteit Gent werd een reeks van mogelijke manieren van
staalafname op de bruikbaarheid uitgetest. Bloedafname gebeurde door
de middelste teennagel te knippen (kleine vogels) of door de pootvene aan te prikken (grotere vogels) en
een bloeddruppeltje op
een absorberend papiertje te laten vallen. Daarnaast werd de
bruikbaarheid van verschillende types veren (slagpennen,
donsveertjes...) uitgeprobeerd, inclusief geruide veren. De veertjes
worden in een gemerkt plastic zakje of een briefomslag gestopt.
Papiertjes en zakjes kunnen relatief lang (maanden) bewaard worden
in de koelkast, maar kunnen eventueel ook enkele weken bij
kamertemperatuur worden opgeslagen zonder dat dit de test beïnvloed.
Bloedstalen gaven steeds goede, herhaalbare resultaten na PCR, maar
hebben het nadeel dat de vogel dient verstoord te worden. De
gemakkelijkste manier van staalafname is uiteraard het verzamelen
van geruide veren. Het nadeel hiervan is echter dat niet steeds DNA
vermeerdering kan verkregen worden (lukt slechts in ongeveer 50% van
de gevallen), omdat de veren te oud en/ of te sterk bevuild zijn, en
dat contaminatie met DNA van andere vogels vrij gemakkelijk kan
optreden. De best werkende methode gaat uit van een geplukt
donsveertje dat in een gemerkt plastic zakje (ringnummer) met
sluitende strip wordt gestopt. De vogel dient hierbij nauwelijks
verstoord te worden en de PCR lukt slechts in een uitzonderlijk
geval niet.
Naast het optimaliseren van de analyse en het uitproberen van de
verschillende staaltypes werd ook nagetrokken of de test
daadwerkelijk kan uitgevoerd worden op alle vogelsoorten, met
uitzondering van de Ratitae die geen W of Z chromosoom hebben
waardoor deze DNA-test voor de struisvogelachtige sowieso niet
bruikbaar is. Er werden stalen genomen van een 5O-tal verschillende
soorten, waarbij de nadruk lag op de papegaaien en parkietachtige
omdat de vraag voor geslachtsbepaling bij deze soorten het hoogst
is. Van alle vermelde soorten lukte de test niet bij de vink (Fringilla
coelebs), de distelvink (Carduelis carduelis), de groenvink (Carduelis
chloris), de kanarie (Serinus canaria) en de sijs (Carduelis spinus).
Zowel bij mannelijke als vrouwelijke exemplaren van deze soorten
werd wel het verwachte Z fragment verkregen, maar bij vrouwelijke
vogels niet het W fragment waardoor deze hetzelfde patroon geven als
de mannetjes en geslachtsbepaling uiteraard uitgesloten is. De
vermelde soorten zijn nauw aan elkaar verwant en behoren tot de
familie Fringillidae. Alhoewel dit nog niet werd uitgeprobeerd is de
test waarschijnlijk ook niet bruikbaar voor andere Fringillidae
soorten. Het grote voordeel van deze DNA-test tegenover endoscopie
is dat het een niet invasieve methode is waarbij de last voor de
vogel minimaal is (het plukken van 4 of 5 donsveertjes) en het dier
ook nauwelijks risico's loopt. De vogels moeten immers niet
getransporteerd worden en behoeven geen verdoving. De donsveertjes
worden in een goed afgesloten en gemerkt zakje of envelop bij het
lab afgeleverd of simpel via de post opgestuurd. Bovendien is de
test met een kostprijs van +/-20 Euro ook aanzienlijk goedkoper dan
endoscopie, wat uiteraard aardig meegenomen is.
Voor meer informatie of praktische inlichtingen kan rechtstreeks
contact opgenomen worden met de auteur op het hieronder opgegeven
adres.
Prof. Dr. Luc Peelman
Labo voor Dierlijke Genetica en Veeteelt,
Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Gent
top
==============================================//==============================================
top
Endoscopische
geslachtsbepaling
Door een klein gaatje van 2-3 mm in de buikwand te maken kan de
dierenarts middels een
glasfibersysteem met en lens erop (endoscoop)
door de luchtzakken heen de geslachtsorganen
van de vogel goed en
eenvoudig te bekijken.
Endoscopisch onderzoek bij een Meyer papegaai.
De eierstokken van de pop bevatten
‘hobbelige’ follikels en testikels van de man zijn glad. De vogel wordt
hiervoor even onder narcose gebracht met een kapje met zuurstof en isofluraan.
De vogels slapen meestal binnen 1-3 minuten, en zijn na de
ingreep die een paar minuten duurt, ook binnen
1-3 minuten weer compleet
wakker. Het sterfte risico ligt bij een ervaren dierenarts ver beneden
de
5 promille. De nadelen van deze methode zijn dat men met de vogel
naar de dierenarts moet en het zeer
geringe uitvang en narcose risico.
Het voordeel van deze methode is dat niet
alleen het geslacht direct kan worden vastgesteld, maar dat
tevens een
uitspraak kan worden gedaan over de toestand van bijvoorbeeld de
eierstok.
Vogels van 10 jaar met een niet actieve eierstok of zelfs een
geheel vergroeide (versteende)
eierstok zijn weliswaar nog steeds
vrouwelijk, maar zullen waarschijnlijk geen eieren leggen.
Ook kan vaak
een indruk worden gekregen over de leeftijd of broedrijpheid van de
vogels. Omdat de
dierenarts deze bevindingen zelf in de vorm van een
certificaat op schrift stelt is fraude niet zo snel
mogelijk als bij DNA
onderzoek door derden.
top
=============================================================//================================================================
top Het is ook mogelijk
om u vogel te laten chippen.
Een chip kent vele
voordelen. Een chip kan niet zoekraken en gaat levenslang mee. Een chip is goed leesbaar
met speciaal
afleesapparaat, de Chipreader. Met behulp van internet is dan
binnen enkele minuten de eigenaar bekend. Bovendien wordt de chip
internationaal geregistreerd. De chip heeft de grootte van een rijstkorrel,
maar voor u en uw vogel goud waard!
De meeste dierenartsen kunnen de chip
inbrengen, dit gebeurt met een (pijnloze) injectie. Nadat de chip ingebracht
is worden de gegevens van uw vogel opgeslagen in een speciale databank. Na
ontvangst van uw registratieformulier krijgt u een bewijs van inschrijving,
vanaf dat moment is uw vogel altijd weer thuis
te brengen! De code van de
chip kan met een afleesapparaat (reader) worden afgelezen.
De chip zelf doet
niets; er zit geen batterijtje in en uw vogel zal niet eens merken dat hij
of zij een chip
draagt! Pas op het moment dat er een afleesapparaat bij de
chip wordt gehouden gebeurt er iets. Het afleesapparaat geeft een
onschadelijk signaal af, waardoor de chip actief wordt en met de
identificatiecode van het betreffende dier antwoordt. Invloeden van buitenaf
hebben overigens absoluut
géén effect op de chip!
Huisdieren als katten,
honden en konijnen, maar ook vogels en paarden kunnen middels een eenvoudige
injectie voorzien worden van een zogenaamde transponder. Deze chip is kleiner
dan een dubbeltje en
bevat een unieke identificatiecode, die met een ISO
afleesapparaat gelezen kan worden.
Ideaal bij identificatie van bijvoorbeeld
weggelopen katten en honden of gestolen paarden, en vogels.
Andere redenen voor een goede identificatie. Een goed systeem om huisdieren te identificeren is om meerdere redenen van
belang. Voor de meeste
eigenaren van katten is de belangrijkste reden het snel
en eenvoudig opsporen van hun vermiste of
verdwaalde huisvriend. Goede
identificatie maakt gestolen of vermiste dieren herkenbaar. Een goed
identificatiekenmerk van een kat kan bijvoorbeeld gekoppeld worden aan het
eigendomsbewijs. Maar ook
aan andere documenten (zoals gezondheidsverklaring,
stamboek- en verzekeringsformulier), waardoor
het altijd zeker is dat die
daadwerkelijk bij het betreffende dier horen. Dat is bij de aan- en verkoop
van katten niet geheel onbelangrijk! Dekgelden voor de verkeerde kater behoren
tot het verleden.
Bovendien biedt het - zoals eerder genoemd - uitkomst bij
fok- en gezondheidsprogramma's, omdat een onmiskenbare identificatie het
mogelijk maakt de herkomst op te sporen van een kat met erfelijke of
besmettelijke ziekten. Tot slot is het een goed middel om de illegale
dierenhandel terug te dringen.
Het is goed mogelijk dat de overheid in de
nabije toekomst een verplichting oplegt tot identificatie en
registratie van
huisdieren. En niet vergeten, heeft een kat flink huisgehouden rond u voliére
waarbij u
vogels ten prooi zijn gevallen kunt u (als u de kat kunt vangen)
altijd zijn baasje achterhalen.
Hoe werkt elektronische identificatie? Elektronische identificatie bestaat uit een chip (transponder) met een unieke
identificatiecode,
een afleesapparaat (reader)en een nationale databank. Het
meest belangrijke voordeel van elektronische identificatie is de absoluut
unieke identificatiecode van de chip, die niet te veranderen of uit te wissen
is.
Daardoor kan er geen enkele twijfel bestaan omtrent de identiteit van het
dier. Weggelopen en vermiste
dieren kunnen zo, eenmaal teruggevonden, snel met
de eigenaar herenigd worden.
De chip is een minuscuul stukje micro-elektronica, dat door een dierenarts per
injectie onder de huid van
een kat, hond of vogel wordt ingebracht. De chip is
ongeveer dertien millimeter lang en heeft een
doorsnede van twee millimeter.
Het is een gesloten buisje van bio-glas met daarin een microchipje en een
spoeltje dat functioneert als antenne. Het bioglas zorgt ervoor dat de chip
niet afgestoten wordt en dat
de chip met het weefsel vergroeit. De chip doet
zelf niets. Er zit geen batterijtje in, het dier zal er dus
niets van merken
en de levensduur is vrijwel onbegrensd. Pas op het moment dat er een
afleesapparaat
bijgehouden wordt, gebeurt er iets. Het afleesapparaat is een
elektromagnetisch gestuurd zend- en ontvangstapparaat. Het apparaat geeft een
onschadelijk signaal af dat de chip activeert, waarna deze
met de
identificatiecode van het dier antwoordt.
Als resultaat verschijnt deze code op het scherm van het afleesapparaat. Als
het afleesapparaat en de chip op elkaar zijn afgestemd, duurt het aflezen
slechts een
fractie van een seconde.
Wat zijn ISO normen? Om ervoor te zorgen dat met 1 afleesapparaat ook de in het verleden (met name
in
het buitenland) toegepaste chips gelezen kunnen worden, zijn er op
internationale
niveau ISO normen vastgesteld, waaraan de chips en daaraan
verbonden
afleesapparatuur over de hele wereld dienen te voldoen. In het verleden bestonden namelijk meerdere systemen naast elkaar, die niet
onderling uitwisselbaar waren, net zoals bijvoorbeeld het geval was bij
videobanden
en de recorders.
Daarom is het van belang voor een diereneigenaar dat zijn dier voorzien wordt
van een ISO chip, zodat
de chip door ISO afleesapparaten altijd gelezen kan
worden.
Hoe gaat de 'chip-prik' bij uw dier in zijn werk? Een chip is steriel verpakt in een injectiesysteem. In de verpakking zijn een
aantal barcodestickers met
de identificatiecode van de chip ingesloten. De
naald waarin de chip is iets dikker dan een gemiddelde
infuusnaald.
Als de chip nog steriel verpakt zit, leest de dierenarts eerst met
het
afleesapparaat de identificatiecode van de chip af en
controleert of de
code overeen komt met het nummer op de
barcodesticker. Vervolgens
desinfecteert hij de huid van het dier
op de injectieplaats. Bij
langharige dieren is het soms makkelijker
om een paar haren op die plek
weg te knippen. De dierenarts brengt
de prik bij honden en katten vlak
voor de top van het
linkerschouderblad onder
de huid in en bij vogels meestal in de
borstspier.Door het afleesapparaat langs de linkerzijde van de hals
te bewegen, pakt de
chip het signaaltje van het afleesapparaat op en stuurt de identificatiecode
terug.
Als resultaat verschijnt op het scherm van het afleesapparaat de
identificatiecode van het dier.
Wat is de Nederlandse Databank Gezelschapsdieren? De Nederlandse Databank voor gezelschapsdieren is een centrale nationale
onafhankelijke databank die opengesteld is voor de registratie van alle
gezelschapsdieren. Van kat tot hond, van fret tot konijn en van
vogel tot
paard kan hier worden geregistreerd.
De eigenaar meldt zijn dier(en) door middel van een registratieformulier aan
bij de Nederlandse
Databank voor Gezelschapsdieren, die de eigenaar vervolgens
een registratie certificaat en een
mutatiekaart toezendt. De Nederlandse
Databank zorgt ervoor dat de gegevens van het betreffende
dier, eigenaar en
dierenarts in de computer worden opgeslagen.
Hoe gaat de registratie van een gechipped dier in de praktijk? Nadat de dieren door de dierenarts voorzien zijn van een chip, vult de dieren-
arts samen met de
eigenaar het registratieformulier van de Nederlandse
Databank Gezelschapsdieren in.
Op dit registratieformulier wordt 1 van de
barcode- stickers met de identificatiecode van de chip
geplakt en worden
gegevens van het dier, de eigenaar en de dierenarts ingevuld. 1
barcodestickertje
wordt in het KNMvD vaccinatieboekje geplakt en de overige
stickertjes kunnen eventueel gebruikt
worden voor het dierenpaspoort, een
eigendomsbewijs, gezondheids- verklaring en dergelijke.
Als bewijs van
inschrijving ontvangt de eigenaar een registratiecertificaat en een
mutatiekaart van de
NDG. Wijzigingen omtrent de eigenaar (bijvoorbeeld een
verhuizing) en omtrent het dier (bijvoorbeeld
het overlijden) kunnen bij deze
databank gemeld worden, zodat de databank over een zo actueel mogelijk
bestand
kan beschikken.
Waaruit bestaat de identificatiecode van een chip? De identificatiecode bestaat uit 15 posities. Er bestaan chips waarvan de
identificatiecode begint met de Nederlandse landencode en er bestaan chips die
deze landencode niet bezitten. Ieder land heeft een
eigen landencode door de ISO commissie toegewezen gekregen.; zo is de landencode voor Nederland 528.
Na
'528' volgen nog 12 posities; tezamen vormen zij de unieke code van het dier.
Indien ISO standaard afleesapparatuur gebruikt wordt, kan een ISO chip van een
dier ook in het
buitenland worden afgelezen. Indien een Nederlands verloren
dier in het buitenland gevonden wordt, kan
men aan de landencode (528) zien
dat het dier uit Nederland afkomstig is, en kan men zich met de
Nederlandse
Databank Gezelschapsdieren in verbinding stellen om de identiteit van het
gevonden dier te achterhalen. Indien de chip niet over een landencode
beschikt, is het een hele klus om te achterhalen
waar het dier vandaan komt,
omdat men niet weet met welk nationale databank zij contact op moeten
nemen.
Gebeuren er geen enge dingen als zo'n chip is ingebracht? Hoewel we er in Nederland nog maar net mee zijn begonnen
wordt de techniek al
geruime tijd in andere landen toegepast.
Dat houdt in dat we niet te maken
zullen krijgen met
onverwachte "kinderziektes". Alles is al jarenlang getest
en verbeterd. Een voorbeeld hiervan is het
aanbrengen van een speciale coating
over het bioglas. Deze zorgt ervoor dat de chip binnen enkele uren
"verkleeft"
met de omgeving en dus niet door het lichaam gaat "zwerven". (Een chip die bij
grote
uitzondering wat 'wandelt' richt geen schade aan doordat deze altijd in
de onderhuidse laag blijft en
maximaal een paar centimeter opschuift.)
Samenvatting van de voordelen van elektronische identificatie
1. Wereldwijd uniek individueel identificatienummer
2. Diervriendelijk, weinig belastend voor het dier, het inbrengen van een
transponder is niet pijnlijker
dan een injectie en daarna heeft het dier er
geen hinder meer van de chip 3. Fraudebestendig, onvervalsbaar, betrouwbaar, identificatienummer kan niet
veranderd of uitgewist
worden . 4. Levenslange identificatie, duurzaam, permanent
5. Voor vrijwel alle diersoorten geschikt 6. Toepasbaar op elke leeftijd
7. Identificatienummer is steeds gemakkelijker afleesbaar met een ISO
afleesapparaat 8. Eenvoudig en snel in gebruik 9. Onschadelijk (geen weefselbeschadiging, ontsteking enz.)
10. Onzichtbaar, niet ontsierend, mooie wijze van identificeren
11. Identificatienummer van een afstand leesbaar, van belang bij een moeilijk
hanteerbaar dier, dat snel
gestrest raakt bij het vastpakken (bepaalde
vogelsoorten) of bij een wild (exotisch) dier. 12. Goede centrale nationale registratie is mogelijk
Nederlandse Databank gezelschapsdieren
http://www.databankgezelschapsdieren.nl/
België Databank
gezelschapsdieren http://www.abiec-bvirh.be/
top
====================================//====================================
Maart 2010
Mexicaanse griep nu
ook bij vogels.
Het Mexicaanse griepvirus is nu ook aangetroffen bij pluimvee. Het
virus werd in Chili vastgesteld bij
kalkoenen in de buurt van de
stad Valparaiso, zo melden de Chileense autoriteiten. De boerderij
waar de
dieren leefden, is in quarantaine. Tests zouden hebben
uitgewezen dat het gaat om het virus van het type
A/H1N1, aldus de
Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE). De dieren werden besmet door mensen,van een mutatie van het virus
is geen sprake. Het is wel de eerste
keer dat er een officieel geval
van Mexicaanse griep bij gevogelte wordt geconstateerd. De OIE wacht
nog op een officieel rapport over het Chileense geval alvorens de
besmetting te bevestigen.
Bron: Belga
top
|